Les 12 Flashcards

1
Q

Ik en mijn vrienden

A

أنا وأصْدِقائي

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vriend/vrienden

A

صَدِيق ج أصْدِقاء

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doe je voor de les? V

A

ماذا تَفْعَل قَبْل الدرس؟

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voor (voorafgaande aan)

A

قَبْل

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ik eet

A

آكُل

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Drie kinderen
Mijn drie kinderen

A

ثلاثة أولاد
أولادي الثلاثة

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In de ochtend gaat hij naar het werk
2 manieren

A

في الصباح يذهب إلى العمل.
يذهب إلى العمل في الصباح.

Tijdsbepaling ofwel helemaal vooraan ofwel helemaal achteraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik woon dicht bij…

A

أسكن قريبا من…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ik ben oorspronkelijke van.

A

أنا أصلا من + البلد / أنا من أصل + nisba in MLK vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De familie van mijn vader

A

عائلة والدي

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ik ken de Familieleden van foto’s en brieven.

A

أعرف أقارب من الصور والرسائل.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Familieleden

A

أقارب

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dit is mijn nonkel Mahmoud en zijn gezin.

A

هذا عمّي محمود وأسرته

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een hoge officier

A

ضابط كبير

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het leger

A

الجَيِش

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De vader van mijn dochter

A

أبو بنتي

17
Q

Met de vader van mijn dochter

A

مع أبي بنتي
Genetief

18
Q

Met haar man

A

مع زوجِها
Genetief

19
Q

Ben je getrouwd?

A

هل أنت مُتَزَوِّج؟

20
Q

Nee ik ben niet getrouwd

A

لا، أنا لَسْتُ متزوَج.

21
Q

De Burgerlijke staat

A

الحالة المَدَنِيَّة

22
Q

Verloofd met

A

مُخْطوب(ة) لِ

23
Q

Single

A

عازِب(ة)

24
Q

Weduwnaar/weduwe

A

أرْمِل(ة)

25
Q

Gescheiden

A

مُطَلَّق(ة)

26
Q

Is hij getrouwd?
Nee hij is niet getrouwd, hij is gescheiden.

A

هل هو متزوّج؟
لا، هو لَسْتَ متزوّج، هو مطلق.

27
Q

Is zij getrouwd?
Nee zij is niet getrouwd, ze is single

A

هل هي متزوّجة؟
لا، هي لَسْتِ متزوّجة، هي عازبة.

28
Q

Ben jij getrouwd (m)?
Ja ik ben getrouwd met Khadija

A

هل أنت متزوّج؟
نعم، أنا متزوّج من خديجة.