Les 5b Stuifzanden naar vennen Flashcards

1
Q

Welke 3 typen vennen zijn er?

A

zuur, niet gebufferd ven
Zeer zwak gebufferd ven
zwak gebufferd ven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen de drie type vennen als het gaat om griondwater

A

Het zure en zeer zwak gebufferde ven hebben een schijngrondwaterspiegel.
Het zwak gebufferde ven is grondwater gevoed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Alle vennen zijn voedselarm/voedselrijk

A

voedselarm (zwak gebufferd ven kan ook matig voedselrijk zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de 4 vegetatietypen van boven naar beneden

A

Natte heide - droge heide - droog, heischraal - nat, heischraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de 3 zuurgraden van boven naar beneden

A

zuur - zwak zuur - (zeer) zwak zuur / basisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem kenmerkende plantensoorten van zuur, niet gebufferde vennen

A

Sphagnum spec & knolrus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem kenmerkende plantensoorten van zeer zwak gebufferd ven.

A

Oeverkruid & waterlobelia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem kenmerkende plantensoorten van zwak gebufferd ven.

A

Oeverkruid & Moerashersthooi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem 2 fysisch chemische processen die bij grondwaterdaling en wegvallen kwel leiden tot verdroging

A
  1. Toename aëratie
  2. Afname bodemvocht; toename invloed regenwater
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem 1 fysisch chemische processen die bij grondwaterdaling en wegvallen kwel leidt tot toename milieudynamiek

A

Toenemende fluctuaties grondwaterstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 1 fysisch chemische processen die bij grondwaterdaling en wegvallen kwel leidt tot verrijking NO3- & NH4+ & verzuring

A

Toename nitrificatie en mineralisatie tot 4,5 pH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het gevolg van verdroging, verrijking en verzuring?

A

Afname/verdwijnen karakteristieke soorten: oeverkruid, waterlobelia biesvaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het gevolg van toename dynamiek?

A

Toename van natte, zure, matig voedselrijke, meer dynamische milieus: pitrus, pijpestrootje, moerasstruisgras, knolrus, sommige veenmossoorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem drie oplossingsrichtingen voor het restaureren van vennen

A
  1. herstel bufferend vermogen -> tegen verzuring
  2. verwijderen te veel voedingsstoffen
  3. herstel hydrologie -> grondwaterstand en (korte) kwel
  4. Bekalken inzijggebied / oever
  5. baggeren
  6. verwijderen bomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem twee manieren om het grondwatersysteem te herstellen

A
  1. minder verdamping; naaldbos vervangen door loofbos
  2. herstel grondwater: minder winning door drinkwaterbedrijven & minder irrigatie landbouw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom zou het verwijderen van bomen ook goed zijn voor de restauratie van vennen?

A
  • minder bladval, meer wind
  • tot 30 meter wettelijk toegestaan
17
Q

Baggeren is ook een beheersmaatregel voor restauratie vennen. Wat houdt dit in?

A

Verwijderen geaccumuleerd organisch materiaal tot op minerale bodem.

18
Q

Welke 3 aandachtspunten gelden voor baggeren?

A
  • alleen als er buffering is in de vorm van zwak gebufferd grondwater (pH > 5)
  • let op gebruik van rijplaten, ter voorkoming van lekrijden ondoorlaatbare lagen.
  • plag met gradiënt mee, en dan niet gehele ven rondom, i.v.m. bereikbaarheid fauna
19
Q

Wat is het voorbeeld van Bekalken inzijggebied / oever

A
  • geleidelijk vrij laten komen van bufferende stoffen
  • niet het ven zelf bekalken.
20
Q

Waarom zou je een helofytenfilter toe moeten voegen voordat je Ca-houdend oppervlaktewater inlaat?

A

Anders is het oppervlaktewater te voedselrijk

21
Q

Hoe zou je nog meer Ca-rijk water in het gebied kunnen inlaten?

A

oppompen Ca-rijk grondwater

22
Q

Samengevat; noem 5 restauratiemaatregelen voor vennen

A
  1. herstel grondwatersysteem
  2. verwijderen bomen
  3. baggeren
  4. bekalken oever
  5. Inlaten gebufferd, Ca-houdend oppervlaktewater of Ca-houdend grondwater
23
Q

Hoe is stuifzand ontstaan?

A

Vanaf de late middeleeuwen: Door overexploitatie woeste gronden (heide) (inversie landschap)
1890-1930: vastlegging door ontginning, bosbouw & landbouw

24
Q

Wat zijn de huidige waarden van het stuifzandlandschap?

A

Cultuurhistorisch (schapen) en recreatie

25
Q

Noem drie natuurwaarden van de stuifzanden

A
  1. soortenarm, maar wel karakteristiek voor dit successiestadium
  2. Veel rode lijst soorten (nachtzwaluw, zandhagedis, blauwvleugelsprinkhaan)
  3. grote oppervlakten met gradiënten
26
Q

Wat is de gewenste Vegetatie-ontwikkeling voor stuifzanden?

A

5-15 jaar:
Kaal zand
buntgras in lage bedekking

20-50 jaar:
Buntgras
algen
ruig haarmos
mozaïeken van mossen, buntgras, korstmossen, ruig & fijn schapengras
Grazige vegetatie met 50% zandstruisgras

30-100 jaar:
Korstmossen (bv. rendiermossen)
stuifzandheide (struik- en kraaiheide, grazige korstmosvegetaties)
bos

27
Q

Wat is de NIET gewenste Vegetatie-ontwikkeling voor stuifzanden?

A

Gewenst: buntgras - ruig haarmos - korstmossen
Niet gewenst: Grijs kronkelsteeltje - pijpestrootje - bochtige smele

28
Q

Wat zijn 3 Algemene doelstellingen stuifzandbeheer?

A
  • uitbreiding oppervlakte
  • toelaten dynamiek -> wind
  • ruimte voor successie; veel oppervlak beginstadia
29
Q

Waar bevind zich transportzand?

A

Hoofd- windrichting –> afname windsnelheid
Transportzand
Losmaken en transport / Afzet van zand

30
Q

Hoe herstel dynamiek (grootschalige maatregelen onder het procesbeheer) (5 stappen/aandachtspunten)?

A
  1. kap bos
  2. plag laagten tot op gele zand (dus dieper dan bij heide plaggen)
  3. voorkom menging organische stof
  4. plag geen duinen
  5. spaar relictpopulaties
31
Q

Regulier bestaat uit het fixeren van de pioniersstadia van de successie. Noem 6 opties/randvoorwaarden:

A
  1. periodiek opentrekken met eg e/o frees
  2. evt. stuifzandreiniger (verwijderen organisch materiaal)
  3. Bij dichtgroei met grijs kronkelsteeltje -> plaggen
  4. Opslag verwijderen (grove den, am. vogelkers, berk)
  5. Soms voldoet wilddruk, soms helpt (druk)begrazing met schapen
  6. zonering van (intensieve) recreatie (beetje recreatie is goed)
32
Q

Welke 2 doelen hebben heideakkers (‘akker op arme grond’)

A
  1. gradiënt in bodemvruchtbaarheid
  2. biodiversiteit in flora (en insecten) : bijzondere akkerplanten
33
Q

Wat is de methodiek van heideakkerbeheer?

A
  • drieslagstelsel; periodieke braaklegging
  • wisselende akkerlocaties
34
Q

Welke twee aspecten zijn nog meer typerend voor heide akkerbeheer?

A

Ruige stalmest & oude gewassen