Les 2 Begrazingsbeheer Flashcards

1
Q

Wat is het doel van begrazen?

A
  • Beïnvloeden vegetatie(structuur) en landschapsbeeld
  • Natuurlijk proces introduceren, als doel &middel tegelijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het doel van begrazen als het gaat om de visie?

A

Past als middel &doel vooral in natuurlijke, begeleid-natuurlijke.
Soms in half-natuurlijke systemen
(* bv heidebeheer met gescheperde kudde)
Proces- maar ook patroonbenadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de Intermediate disturbance hypothese?

A

Hoogste biodiversiteit bij een matige graasdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt begrazing? (Directe invloed)

A
  • nutriëntenverdeling (vraat/ontlasting)
  • betreding (tred) en veegschade
  • zaadverspreiding
  • facilitatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Begrazing beïnvloed indirect?

A
  • samenstelling flora
  • verhoudingen in vegetatiestructuur & vegetatietypen
  • ruimtelijke structuur landschap c.q. de successiestadia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe heeft vraat van grote grazers effecten in het terrein?

A
  • Preferente planten(delen); voedselrijk & lekker
  • Vermijden van bepaalde planten(delen): prikkend / vies / giftig / slecht verteerbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soort is een niet herkauwer?

A

Paard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat eten grote grazers graag? En welke invloed heeft dit op het landschap?

A

Voorkeur voor grasland, maar eten ook bomen en struiken.
-> remt successie
-> vergroot structuurvariatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wie millimeteren het landschap en waardoor komt dat?

A

Paarden, ganzen en schapen. (bijgroei eiwitrijk jong blad van hoge kwaliteit). Paarden millimeteren door hun ondergebit.
Koeien hebben dit niet en die creëren meer structuur door hun tong.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem verschillen tussen paarden en runderen a.d.h.v. Morfologie, Anatomie en Fysiologie

A
  • omvang buik, breedte bek, snijtanden, tong
  • lengte spijsverteringskanaal , aantal magen
  • verblijftijd in lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe zorgen grote grazers door zaadverspreiding?

A

Vacht & ontlasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe heeft nutriëntenverplaatsing door grote grazers effecten in het terrein (Proces)?

A
  • snelle turnover van stoffen binnen ecosysteem (kringlopen); snelle mineralisatie
  • minder ophoping van dood organisch materiaal (DOM)
  • minder vervilting van de grasmat -> versterkt kiemkansen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe heeft nutriëntenverplaatsing door grote grazers effecten in het terrein (Ruimtelijk effect)?

A
  • grote terreindelen verschralen in beperkte mate
  • lokale delen verruigen (latrines, rustplaatsen, paden)
  • netto meer variatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het effect van tred door grazers in het terrein? Maak onderscheid tussen klei en zand

A

Klei: verdichten/verslempen
zand: lostrappen

Kiemplekken specifieke soorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe speelt facilitatie door grote grazers een rol in het landschap?

A

Soort A profiteert van soort B (veelal sturing op voedsel, primaire levensbehoefte; kan ook op structuur als habitateis, zie volgende slide)

Voorbeeld: paarden creëren kort gras; mooi foerageergebied voor ganzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Facilitatie of concurrentie in de Oostvaardersplassen

A

Lage dichtheden: paarden faciliteerden edelhert en Heckrund; Hogere dichtheden: paarden verdrongen met name de runderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Geef een voorbeeld van hoe een bever faciliteert

A

Door bevervraat aan bomen, meer lichtinval -> gras- en kruiden ontwikkeling

Beverdam -> verandering lokale standplaatsfactoren -> lokaal moeras& nat grasland faciliteert o.a. grote grazers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is indirect en direct het totaaleffect van grazers op vegetatie?

A
  • invloed samenstelling flora en verspreiding
  • meer variatie in vegetatiestructuur
  • graasgradiënten (Limes divergens bij lichte/matige graasdruk; limes convergens bij hoge begrazingsdruk)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat betekent limes convergens?

A

grensmilieu dat wordt gekenmerkt door een scherpe overgang, die in de loop der tijd van plaats kan verschuiven (hoge begrazingsdruk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat betekent limes divergens?

A

grensmilieu dat wordt gekenmerkt door een vage overgang, die in de loop der tijd stabiel op dezelfde plaats ligt. (lage begrazingsdruk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke 5 begrazingssystemen kun je noemen?

A
  • jaarrond begrazing
  • seizoensbegrazing (zomer- of winterbegrazing)
  • Raster/standbeweiding
  • drukbegrazing
  • kuddebegrazing ~ drukbegrazing (met herder/mobiel raster)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem 4 effecten van winterbegrazing

A
  1. eten van takken, twijgen en schors+ de verse aangroei van grassen. (mineraalrijk voedel)
  2. remt verbossingsfase van successie: bosfase wordt opener en gevarieerder; bomen en struiken krijgen de kans om op te groeien, maar zullen op andere plekken telkens weer opgegeten worden.
  3. het stimuleert soortenrijke mantel- en zoomvegetaties
  4. ruigtesoorten als brandnetel, distelsoorten en witbol worden veel gegeten; anders dan in de zomer; winterruigtes bevatten voldoende voedingsstoffen en grazers houden hun maag- en darmstelsel ermee aan de gang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

noem 4 effecten zomerbegrazing

A
  1. veel focus op kruidlaag; dieren kunnen selectief eten
  2. netto weinig invloed op structuurlandschap
  3. bos wordt nagenoeg niet aangetast
  4. tredplanten (rozetvormers) in voordeel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het effect van drukbegrazing (~piek- of stootbegrazing)

A
  • lokaal wordt veel biomassa verwijderd
  • kiemkansen voor soorten van opener, korte vegetatie in het voordeel
  • kan heide vitaal houden
  • risico op dominantie pijpestrootje, met name in winter omdat andere soorten lekkerder zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is het effect van een herder met kudde?

A

Gerichte sturing op terreindelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat gebeurt als voormalige landbouwgrond wordt omgezet in natuur en begrazing de beheerstrategie wordt (3 fases)?

A

Een verandering in fase:
Fase 1. oude structuur verdwijnt (afbraakperiode)
Fase 2. (plekgewijs) kans op explosieve ruigtesoorten die langdurig overheersen.
Fase 3. Ontwikkeling van gewenste/nieuwe (mozaïek)structuur is sterk afhankelijk van NPS-concentraties bodem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is het advies in begrazing bij omvorming landbouw naar natuur

A
  1. liefst meteen gewenste graasdruk afgestemd op jaarlijkse biomassaproductie
  2. uitmijnen zou een oplossing kunnen zijn in fase 1 en 2.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Voorbeeld: hoe pak je begrazing aan in begeleid-natuurlijke natuur?

A
  • grote kuddes
  • meerdere soorten; facilitatie en concurrentie
  • groot gevarieerd terrein gewenst
    (voorkomt mineralen tekort & voedselgarantie in kritische periode (winter))
29
Q

Voorbeeld: hoe pak je begrazing aan in half-natuurlijke natuur? En waar kan dit voorkomen?

A

Heide, duinen, schraalgraslanden (o.a. stroomdalgrasland)
- jaarrond of drukbegrazing
- met schapen, runderen, paarden en soms geiten
- groepsgrootte is een lastige variabele in kleine gebieden

30
Q

Waarom wordt begrazing als beheermaatregel in duinen (duinbegrazing)?

A

Doel:
tegengaan vergrassing en verstruweling
- duinstruisgras en duinriet
- vlier, esdoorn, duindoorn

31
Q

Wat is het risico & oplossing i.g.v. te weinig areaal natte duinvalleien?

A
  • Risico: Wegeten van zeldzame soorten als rietorchis en moeraswespenorchis weggegeten (* Potter-effect)
  • Oplossing : natte valleien (groten)deels uitrasteren
32
Q

Waarom begrazing als beheermaatregel op de heide (heidebegrazing)?

A

Doel: tegengaan van vergrassing en verbossing
- pijpenstrootje
grove den, berk spec., Amerikaanse vogelkers

33
Q

Noem 2 mogelijk negatieve effecten van heidebegrazing?

A
  1. plekgewijs gerichte vraat kan zeldzame soorten wegdrukken -> schaal is belangrijk
  2. vertrapping en verstoring fauna.
34
Q

Waar moet je alert op zijn bij begrazing als beheermaatregel bij omvormen landbouwgrond beekdalen?

A
  • vertrapping en vraat oever- en watervegetatie
  • aantasting waterhabitat
35
Q

Waar moet je alert op zijn bij begrazing als beheermaatregel in rivierenlandschap?

A

Aandacht voor droog stroomdalgrasland
-> te weinig begrazing (zomer) -> verruiging (voedselrijk systeem)
-> Te veel begrazing (winter/hoogwatervluchtplaats) -> vertrapping, vermesting (
pottereffect)

36
Q

Wat is het potter-effect?

A

Verstoring/verlies levensgemeenschap t.g.v. onjuiste verhouding hoog dynamische en laag dynamische (“zwakke”) natuurtypen door plaatselijk tè hoge ( en soms te lage) graasdruk

37
Q

Noem 3 oplossingen voor pottereffecten

A
  1. kwetsbare delen uitrasteren en apart beheren (klassiek beheer?)
  2. areaal kwetsbare delen vergroten (bv. door natuurgebieden te verbinden)
  3. bijvoeren als compensatie
38
Q

Hoe kan nadelig effect van roosters door situering en aanleg voorkomen worden?

A
  • 2 tot max 5 gladde draden met voltage
  • voldoende afstand tot paden en houtwallen
  • afgestemd op aanwezige wilde- en semi- gedomesticeerde soorten (* incl. aandacht wolf)
  • handhaag milieugradiënten
39
Q

Welke graasdruk wordt gehanteerd in uiterwaarden?

A

1 GVE per 1 à 3 ha

40
Q

Welke graasdruk wordt gehanteerd op bos-hei (zandgrond)

A

1 GVE per 10 ha

41
Q

Van welke factoren is graasdruk afhankelijk?

A

Bodem, vegetatie, diersoorten, waterbeschikbaarheid

42
Q

Wat is bepalend voor bepaling graasdruk?

A

De hoeveelheid voedsel eind winter (trial & error)

43
Q

Waar of niet waar; harde rassen zijn winterhard (ook jonge dieren)

A

Waar:
- kou, sneeuw, regen -> vacht
- Voedingsstoffen uit dor gras, twijfel
- goede vet aanleg

44
Q

Waar of niet waar; harde rassen krijgen zelf hun veulens (zelf afkalveren)

A

Waar
- langzame groei
- laat vruchtbaar

45
Q

Welke zorg is vanuit de wettelijke zorgplicht vereist?

A
  • jaarlijkse veterinaire controle
  • haarmonsters
  • DNA-analyse
  • labels
46
Q

Welke regelmatige controle is nodig?

A
  • hoeven
  • botbreuken
47
Q

Wat is geen overbodige verzorging?

A
  • bijvoeren; wanneer wel, wanneer niet?
  • niet ontwormen
    méér insecten , méér schimmels -> completere levensgemeenschap
  • geen maximalisatie conditie/gewicht
48
Q

Wanneer bijvoeren:
- half natuurlijke beheerstrategie
- begeleid natuurlijke strategie
- nagenoeg natuurlijke strategie (oostvaardersplassen)

A
  • altijd
  • (vrijwel) alleen noodgevallen
  • nooit
49
Q

Wanneer kan kuddebeheer nog meer nuttig zijn?

A

I.v.m. inteelt

50
Q

Welke soorten hebben verhoogd risico t.o.v. publiek?

A
  • Heckrund
  • Limousin
51
Q

Wat is risicogedrag (begrazing & publiek)?

A
  • Dier voelt dreiging ; tolerantie afstand
  • moeder- jong
  • vluchtgedrag
    (kuddedynamiek; onvoorspelbaar gedrag)

Gedrag van dieren is belangrijk in de keuze van natuurbeheer en de maatregelen

52
Q

Wat is onnatuurlijk gedrag m.b.t. grazers

A
  • gewenning
  • voeren en aaien
53
Q

Waarom willen we begrazing?

A

Als doel: terugzetten van successiestadia
Proces: dan bekijk je hoe het loopt
patroon: als je bijv. een blauwgrasland wilt

54
Q

Waar of niet waar; ree en eland eten selectief

A

Waar, zij hebben hoogwaardige voeding nodig.
Gras is laagwaardig voedsel; daar moet meer van gegeten worden.

55
Q

Wat geeft betreding op klei?

A

meer vernatting en plassen

56
Q

Waar of niet waar; ganzen zitten graag op kort gras. afhankelijk van de dichtheid van de populatie is het facilitatie of concurrentie

57
Q

Wanneer kan je jaarrond begrazing plaats laten vinden?

A

Als er altijd voedsel is.

58
Q

Waarom winterbegrazing?

A

ook slecht verteerbaar voedsel wordt dan ook gegeten. Remt de verbossing -> je maakt het gebied meer open bijvoorbeeld met paarden, wisenten

59
Q

Waarom zomerbegrazing?

A

alleen invloed op de lage vegetatie, hoge structuur blijft hetzelfde.

60
Q

Waarom herder met kudde?

A

o Sturing; de nutriënten (poep) worden afgevoerd naar de stal. Heeft een vertragend effect.
o Cultuurhistorie
Heidebeheer(herder)=verschralend effect. Ook cultuurhistorisch & maatschappelijk (recreatie)

61
Q

Heeft uitmijnen op kleigrond zin?

A

Nee. Uitmijnen heeft zin op oude enkeerdgronden, niet op kleigronden. Kleigronden horen ook niet uitgemijnd te worden dit is van nature een rijke grond

62
Q

Waar/niet waar: hoe hoger de ven, hoe zuurder

A

Waar:
* Hoe hoger: zuurder door regenwater, minder kwel.
* Hoe lager: meer kwel, zuurder, meer gebufferd,

63
Q

Wanneer is begrazing om je doel te bereiken gunstig?

A

Als de schaal in ruimte en tijd voldoende aanwezig is.

64
Q

Kan begrazing zowel middel als doel zijn?

65
Q

Waar ontbreekt het aan als je last hebt van het potter-effect?

A

Pottereffect : te hoge of te lage graasdruk -> is gebrek aan schaal & ruimte

66
Q

Waar of niet waar: Hoe armer de grond, hoe lagere graasdruk (haarpodzolgronden)

67
Q

Samenvatting begrazing in 8 punten

A
  1. Verschralingseffect begrazing zwakker dan bijv. plaggen en vernatten
  2. begrazing kan ook negatief zijn (monitoren op pottereffecten)
  3. Proces natuur: in tijd wisselen opbouw en afbraak van levensgemeenschappen elkaar af; progressieve en regressieve successie door natuurlijke processen; begrazing draagt daaraan bij
  4. begrazing is verrijkend én verarmend (nutriëntenverplaatsing)
  5. begrazing afstemmen op natuurlijke graasdruk passend bij landschapstype, al dan niet met zelfregulerende kuddes
  6. half-natuurlijke systemen: begrazing afstemmen op vegetatie met grootste oppervlak + aanvullende maatregelen t.a.v. zwakke natuurtypen
  7. een relatief lage graasintensiteit lebert de grootste bijdrage aan biodiversiteit
  8. lastige soorten - ruigten - reageren beperkt op begrazing.
68
Q

Wat is het potter-effect

A

kwetsbare plekken ervaren nadelen van te hoge integrale begrazing (bijvoorbeeld kwetsbare duinvalleien)

Dit speelt in de duinen heel erg vanwege het dynamische karakter

69
Q

Wat is een oplossing om het potter-effect te voorkomen?

A

Hekken / omrasteren en daarmee delen vrijstellen van begrazing