Hoofdstuk 9 Natuurbeheer Flashcards

1
Q

Welke 4 landschapstypen zijn er?

A
  1. (nagenoeg) natuurlijke landschap: natuurlijke processen kunnen volledig hun gang gaan. Ingrepen mens niet (of nauwelijks) (kwelders, hoogvenen en bepaalde duinlandschappen)
  2. Begeleid natuurlijk landschap: spontane ontwikkeling vindt plaats, als gevolg van natuurlijke processen. natuurlijke begrazing vindt plaats (grote grazers)
  3. half-natuurlijk landschap: mens gericht ingrijpen en stuurt in natuurlijke processen zoals in de successie.
  4. cultuurlandschap: hierin zijn naast cultuur ook andere functies aan de orde zoals landouw, bosbouw, recreatie. Menselijk gebruik staat voorop.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke drie beheertype worden onderscheiden?

A
  1. regulier beheer; gericht op langdurig in stand houden van natuurwaarde (onderhoudsbeheer)
  2. herstelbeheer: gericht op duurzaam herstellen van abiotische omstandigheden, evenals de bereikbaarheid van soorten van een gebied.
  3. natuurontwikkeling; m.b.v. inrichtingsmaatregelen natuur omvormen bijvoorbeeld van landbouw naar natuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe vindt herstel van wind- en waterdynamiek plaats?

A
  • natuurlijke erosie- en sedimentatieprocessen weer activeren door; verwijdering zomerkaden, oeverbescherming, verlagen kribben en nevengeulen
  • eilanden in rivierloop en meandering (alleen zonder scheepvaart)
  • voldoende opp. aan vegetatie en organische bovenlaag verwijderen, zodat er verstuiving van zand plaats kan vinden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is essentieel bij het herstel van hoogveenvorming?

A

Hydrologie moet op orde zijn; het veenlandschap moet permanent waterverzadigd zijn. door verdroging vindt afbraak van veenmossen plaats; interne eutrofiëring doordat de hydrologische zelfregulatie is aangetast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke maatregelen kunnen getroffen worden om de GWS-daling tegen te gaan?

A
  • stoppen of verminderen van freatische grondwaterwinning
  • verondiepen of dempen van sloten en greppels
  • verwijderen van drainagebuizen in percelen
  • kappen van naaldbos (om verdamping tegen te gaan)
    plaatsen van dammen en stuwen in watergangen
  • plaatsen van damwanden en kwelschermen om wegzwijgen van (regen)water naar de omliggende gebieden tegen te gaan
  • aanleg hoogwaterzones
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ter info:

A

wanneer grondwater rijk is aan basen en kationen (buffering) wordt verzuring van de bodem tegengegaan. Wanneer het ijzerrijk is, kan ijzer fosfaat binden en daarmee de beschikbare voedingsstoffen beperken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In infiltratiegebieden het vasthouden van regenwater gewenst voor natte, zure natuurtypen zoals natte heide, vennen en hoogvenen. Hoe kan dat worden gedaan?

A

dempen van afvoersloten, plaatsen van stuwen en dammen, kappen van (naald)bos.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Overstroming met of inlaat van oppervlaktewater kan bijdragen aan…

A

vernatting. (Moet niet te voedselrijk zijn en bufferende stoffen bevatten om verzuring tegen te gaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn potentiele knelpunten bij vernatting?

A
  • interne eutrofiëring kan optreden als het water sulfaatrijk is en de bodem veel organisch materiaal bevat. periodieke droogval kan interne eutrofiëring voorkomen. Ook hier moet afstroming van opp. water zorgen voor afvoer van te veel voedingsstoffen als fosfaat en sulfaat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom moet vernatting geleidelijk gebeuren?

A

kan funest zijn voor rupsen en vlinders, slangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarvoor wordt plaggen, afgraven en ontgronden in de praktijk toegepast?

A

Voor het verwijderen van nutriëntenvoorraad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn doorgaans de diepten van afgraven?

A

Plaggen 10-15 cm
Afgraven dikkere laag; bij omvorming natuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welk landschaptype wordt plaggen toegepast?

A

in half-natuurlijke landschappen; sterk vergraste duinen, heideterreinen of schraallanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom wordt de diepte van afgraven bepaald door het fosfaatprofiel?

A

Omdat nitraat makkelijk uitspoelt, formaat niet. Dit wordt gebonden aan ijzer, calcium en bodemdeeltjes; de voorraad aan fosfaat blijft zo lange tijd hoog. Door het fosfaatprofiel te meten, kan worden bepaald tot welke diepte er gegraven moet worden om een voldoende fosfaatarme uitgangssituatie te creëren voor laagproductieve vegetaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat kan in natte/vochtige systemen het bufferend vermogen van de bodem verbeteren?

A

Herstel van hydrologie waardoor basenrijk water weer op maaiveld of in de wortelzone komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat kan in droge, zure systemen het bufferend vermogen van de bodem verbeteren?

A
  • kleinschalige verstuivingsdynamiek (duingraslanden) Door stuifkuilen te reactiveren/ aan te leggen ontstaan er kale uitstuifzones en daarachter instuifplekken waar ingestofen kalkrijk zand zorgt voor verhoging van de ph van de toplaag van de bodem.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat kan in bossystemen het bufferend vermogen van de bodem verbeteren?

A

Door aanplant van bepaalde bodemsoorten die strooiselkwaliteit verbeteren; linde, es, iep en hazelaar kunnen kalk in het bladstrooisel accumuleren.

18
Q

Wat is dolokal?

A

Meestal ingezet na plaggen van zure, vergraste heide om pH te verhogen en ammoniumpiek na het plaggen te voorkomen. (inbreng van bufferstoffen)
nu wordt ook steenmeel gebruikt.

19
Q

Waarom ontstaat een ammoniumpiek na plaggen?

A

Door de lage pH en afwezige nitrificerende bacteriën door de afvoer van de bovenste bodemlagen waardoor omzet van ammonium naar nitraat wordt geremd.

20
Q

Wat is hooilandbeheer?

A

Maaien en afvoeren maaisel bij graslanden. (hierdoor nutriënten en organische stof afgevoerd, zodat deze niet in de biomassa blijven opgeslagen en/of in de bodem terecht komen).

21
Q

Wat wordt gedaan bij uitmijnen?

A

Er worden voedingsstoffen zoals stikstof en kalium selectief toegediend, om daarmee versneld fosfaat via het maaisel aan de bodem te onttrekken.W

22
Q

Waar is uitmijnen het meest effectief?

A

Daar waar de beschikbare fosfaatgehalten niet te hoog zijn. Anders plaggen/ontgronden.

23
Q

Wat is het grootste voordeel van begrazen in verschil met maaien?

A

Ruimtelijke variatie op vele vlakken.

24
Q

Drukbegrazing is herstel/regulierbeheer

A

Herstelbeheer; het wordt in korte tijd volledig kort gegraasd.

25
Q

Waarom werd branden ingezet, en waarom wordt branden vandaag de dag ingezet?

A

Vroeger: verjongen van de vegetatie en verwijderen van opslag van struiken en bomen
heden: Effecten van vermesting en verzuring; zoals vergrassing en vervilting tegengaan

26
Q

Welke twee landschapsystemen passen bij de natuurontwikkelingsvisie?

A

Nagenoeg natuurlijke landschappen
Begeleid natuurlijke landschappenW

27
Q

Welke beheerstrategie/landschapsysteem past bij de klassieke natuurvisie?

A

Half-natuurlijke systemen

28
Q

Welke beheerstrategie/landschapsysteem past bij de functionele natuurvisie?

A

Multifunctionele afgeleiden

29
Q

Bij welke natuurvisie past de term “Begeleid-Natuurlijke natuur’ het beste?

A

Natuurontwikkelingsvisie

30
Q

Noem 3 gewenste terreinkenmerken die vaak worden gehanteerd als terreinbeherende instanties spreken over ‘natuurbos’

A
  1. natuurlijke storingen / dynamiek zichtbaar (bv windworp, ziektes)
  2. gelaagdheid in de bosstructuur, zowel verticaal als horizontaal.
  3. ……..(zelf bedenken)
31
Q

Wat is het verschil tussen bruin- en witrot, qua afbraak van bepaalde stoffen in dood hout?

A

Bij witrot wordt lignine en cellulose afgebroken, bij bruinrot cellulose en hemicellulose

32
Q

Wat zijn de algemene doelen van begrazingsbeheer in natuurgebieden?

A

Meer vegetatiestructuur qua variatie, meer natuurlijke processen etc

33
Q

In welke mate wordt biodiversiteit beter versterkt door begrazingsbeheer dan door klassieke beheersmaatregelen als plaggen, branden, hooien, dunnen?

A

ga in op de ruimtelijke variatie die ontstaat t.a.v. de 4 feitelijke processen die aangrijpen op het systeem (tred/zaadverspreiding/etc…)

34
Q

Het plaggen van heide heeft een verzurend effect op de bodem. Waarom?

A

Met het plaggen wordt er veel bodemleven inclusief bacteriën verwijderd. O.a. eeng groot deel van de nitrificerende bacteriën die in de bodem verantwoordelijk zijn voor de omzetting van ammonium naar nitraat. Er zal dus netto veel meer ammonium en minder nitraat opneembaar zijn. Ammonium is net als het waterstofion positief geladen . Verzuurt de bodem als zodanig.

Maar aanvullend:
In de wortelademhaling van nieuw vestigende planten wordt dan veel ammonium opgenomen en daarbij worden waterstofionen losgelaten door diezelfde wortels; deze waterstofionen verdringen o.a. Aluminium dat vastzit aan bodemdeeltjes komt vrij, en dit aluminium verzuurt en verziekt het bodemleven.

35
Q
  1. Welke standplaatsfactoren verklaren de aanwezigheid van pitrus
A
  • 1a. Verzuring
  • 1b. Vermesting
  • 1c. Wisselende en relatief hoge grondwaterwaterstand
36
Q

Welk voordeel en welk nadeel heeft plaggen?

A

Voordelen:
- veel nutriéntenafvoer
- lage frequentie nodig qua toepassing

Nadeel:
- kan leiden tot ammoniumpiek
- verlies zaadbank gewenste soorten

37
Q

Welk voordeel en welk nadeel heeft branden?

A

Voordelen:
fosfaat blijft achter terwijl stikstof vervliegt. Gunstig voor de N/P verhouding

Nadeel:
- veel faunaverlies
- risico (brandweer)

38
Q

Welk voordeel en welk nadeel heeft maaien?

A

Voordelen:
minder afvoer aan voedingsstoffen

Nadeel:
meest gunstig voor fauna

39
Q

Leg uit hoe de stikstofproblematiek op heide doorwerkt van bodem tot in de top in het voedselweb: wat valt er uit de lucht, wat zijn gevolgen in de bodem, gevolgen in bodemleven, gevolgen in vegetatie, gevolgen fauna.

A
  • Noem iets m.b.t. vrijkomende giftige ionen en uitspoeling van stoffen als fosfaat o.a.
  • Zeg iets over de N/P-verhouding en daarmee P-gebrek (o,a, voor insecten en vogels (~ korhoen voorbeeld)
  • Noem verruiging, vergrassing, vermossing met kronkelsteeltje
40
Q

Waarom doen pijpenstrootje en bochtige smele het zo goed als grassen in heide-boslandschappen op arme zandgronden?

A

Geef aan dat deze soorten beter gedijen bij ammonium, de meeste soorten prefereren nitraat. En dat dit leidt tot nog meer verzuring omdat H+ -ionen vrijkomen bij de opname van ammonium

41
Q

Waarom is op kalkrijke bodems natuurontwikkeling of natuurherstel relatief makkelijk, ook als er een historie is van relatief intensief agrarisch gebruik?

A

Calcium gaat makkelijk verbinding aan met fosfaat tot een vrij immobiele vorm waardoor de functionele beschikbaarheid voor voedingstoffen relatief laag blijft, hetgeen gunstig is voor meer soorten.

(* algemene stelregel: hoe armer aan voeding, hoe rijker aan soorten (tenzij een systeem extreem voedselarm wordt, zoals hoogveen bv, maar dat is in dit vb niet van toepassing)