Les 3 Bosbeheer Flashcards

1
Q

Waarom aandacht voor natuurbeheer in onze bossen? (5)

A

1 Leeftijd Nederlandse bos is laag
2 Vrijwel alle bossen vroeger beheerd voor productie-doeleinden
3 Natuurwaarde is relatief laag (~ zie parameters: natuurlijkheid, diversiteit, vervangbaarheid, zeldzaamheid)
4 Bosgebruikgeschiedenis heeft soms cultuurhistorische betekenis (hakhoutbos, middenbos)
5 Maatschappelijke betekenis van bos : recreatie, klimaat et cetera

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke natuur nastreven als het gaat om “Blik op Ecosysteemvisie Bos : natuurbosreferenties” (Volgens de prioritering van 4 punten)

A

De volgende prioritering:
1) Behoud en ontwikkeling van alle inheemse bosgemeenschappen
2) Optimalisering van overgangen tussen bos en open ruimte
3) Behoud van (cultuurhistorisch) waardevolle bossen
4) Optimaliseren van natuurwaarden in overige bossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke gewenste kenmerken heeft een natuurbos als er gekeken wordt vanuit terrein beherende organisaties?

A
  • variatie in leeftijd/diameter (leeftijd niet bekend)
  • alle levensfasen van bomen aanwezig incl. dood hout
  • Windworp/natuurlijke verstoringen (Dynamiek) zichtbaar
  • horizontale en verticale gelaagdheid: inclusief open plekken
  • soorten aangepast aan groeiplaats –> inheemse soorten

Aanvullende kenmerken volgens NM:
- structuurvariatie
- vervangbaarheidswaarde is hoog
- minder exoten
- beuken verwijderen
- rijk-strooiselsoorten
- klimaatsoorten
- rasters
- dood hout
- geen dunningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke praktische randvoorwaarden hanteert Natuurmonumenten voor een natuurbos?

A

schaal, bouwkundig verleden, verarmde bodem, een wildstand die binnen rasters moet opereren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel dood hout in Nederlandse bos?

A

Gemiddeld 5-6 % (10-12 m3 )

% dood hout leeftijd gebonden:
Bos < 25 jaar  4 m3/ha
Bos 25< X < 100 jaar  12 m3 /ha
Bos > 100 jaar  17 m3/ha
Fontainebleau  150 m3 /ha

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waardoor komt dood hout vooral?

A

door sterfte in stakenfase en oude bomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar/niet waar: Deel schimmels begint parasitair en gaat over in saprofyt na sterfte boom

A

Waar.
Paddenstoelen: vrucht van schimmels. Ze vallen de boom levend aan. Saprofytisch gedrag: boom opeten. Schimmels eten dood hout op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar/niet waar: Deel schimmels is symbiont (mycorrhiza’s)

A

Waar; Zonder mycorrhiza’s zullen niet hoger dan 3m worden. Mycorrhiza staan voor de symbiose van schimmel en plant. Boom geeft suiker, schimmel zorgt voor een netwerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke invloed hebben witrotschimmels op dood hout?

A

Witrotschimmels (als parasieten) breken lignine en cellulose af.
Lignine is houtstof; de structuurmakende stof van een boom. Eerst bruinrot en dan witrot. Onthoudt de relatie tussen witrot en bruinrot in combinatie tussen lignine en cellulose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke invloed hebben bruinrotschimmels op dood hout?

A

Bruinrotschimmels vervormen lignine qua structuur om bij cellulose te komen (* hout verkruimelt in relatief grotere brokken) ; cellulose en lignine zitten aan elkaar vast; bruinrotschimmel is kieskeurig en dringt a.h.w. tussen de lignine door om zich daarna te goed te doen aan de cellulose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 4 beheersvormen van bossen

A
  1. Niets doen beheer
  2. inwendig beheer
  3. uitwendig beheer
  4. koppeling met bosbouwprincipes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 3 effecten horen bij het Niets doen beheer?

A
  1. geschiedenis van eventuele bosaanleg lang zichtbaar
  2. huidige natuurwaarde gerealiseerd aan die bosgeschiedenis
  3. gewenste veranderingen worden ‘vertraagd’ door deze geschiedenis. (PNV-concept is dan iets van zeer lange adem)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de verwachte bosontwikkeling bij niets doen beheer?

A
  • Korte termijn: stijging grondvlak
  • Dichter en donker wordend bos/afname pionierfase
  • Langzame verandering boomsamenstelling
  • Snellere verandering in ondergroei -> Veel kruiden en grassen blijken bosrandplanten te zijn c.q. soorten van voorafgaande successiefasen; deze zgn. bosrelictsoorten (* indicaties voor ‘oorspronkelijk bos’ met open plekken) dreigen te verdwijnen als bos dicht groeit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk beheer leidt tot versneld gewenste ontwikkeling naar een natuurbos?

A

Inwendig beheer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Een optie voor inwendig beheer is dood hout stimuleren, hoe wordt dat gedaan?

A
  • versnelde mineralisatie
  • meer humusvorming (wel afhankelijk van humusprofiel betreffende bodem)
  • meer licht op bodem, meer diversiteit qua flora aan mesofauna, meer kiemkans.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij welk beheer wordt omlieren/omtrekken toegepast?

A

Inwendig beheer

17
Q

Noem naast dood hout stimuleren nog 3 maatregelen om de gewenste ontwikkeling naar natuurbos te stimuleren

A
  1. exoten bestrijden
  2. bekalken/steenmeel & rijk-strooiselsoorten (advies: mineralen moeten zeer geleidelijk vrijkomen)
  3. begrazing
18
Q

Bij welke bossen wordt vaak uitwendig (en inwendig) beheer toegepast?

A

Natte bossen, zoals: veenbossen, ooibossen, broek- en bronbossen

19
Q

Wat is een duidelijk verschil tussen broek- en ooibossen?

A

Ooibossen kennen veel grotere verschillen in waterstand, doordat ze langs rivieren liggen en dus in een dynamische omgeving voorkomen.

20
Q

Welke boomsoorten (5) kunnen voorkomen in een beekdal?

A

els/es/haagbeuk/eik/beuk

21
Q

Welke 5 beheersmaatregelen kun je uitvoeren voor Verdrogingsherstel?

A
  • verhogen zomer- of wintergrondwaterstanden
  • dempen sloten
  • beekloopherstel (meer lengte, meer meandering, debietverlaging, verhang verlaging)
  • verondiepen watergangen
  • herstel van basenhuishouding en de verlaging van aanbod van voedingsstoffen –> basenrijk grondwater in de wortelzonel
22
Q

Welk advies geldt voor aanpassing in waterstanden?

A

Doe het geleidelijk; bomen moeten kunnen anticiperen met hun wortelstelsels

23
Q

Bij welke beheersvorm past Open plekken maken?

A
  1. Bosbouwprincipes en natuurbeheer
24
Q

Waarom worden open plekken gemaakt?

A

Optimalisering van overgangen tussen bos en open ruimte in een zo natuurlijk mogelijk mozaïek, waarbij zowel abiotische (storm, overstroming, brand) als biotische factoren (predatie, herbivorie) de korrelgrootte van het mozaïek bepalen.

Variatie qua vorm, grootte en verbindingen

25
Q

Hoe wordt omvorming naar meer natuurlijk bos gedaan volgens de Mozaïekmethode (open plekken)?

A
  • Bevorderen structuur- en leeftijdsverschillen (kleine, middelgrote en grote open plekken)
    Door:
  • Vellen en afvoeren
  • Vellen en laten liggen (stambreuk), ringen (sterfte), omduwen (windworp)
  • Doel: 50% boomfase - 15% open fase
  • Eens in de 10 jaar ingrijpen
26
Q

Hoe groot zijn de open plekken die worden gemaakt?

A

Dit hangt af van soorten die beheerder wil verjongen

27
Q

Waarom leidt variatie in grootte tot diversiteit?

A

verschillen in licht, dynamiek, gradiënten in het landschap, diversiteit

28
Q

Waarvan is het aantal gaten afhankelijk?

A
  • Oppervlakte van de eenheid
  • Verwachte eindhoogte
  • Bestaande gaten –> denk in meta-populaties
29
Q

Wat zijn dood-hout eilanden?

A

Open plekken op bijvoorbeeld moeilijke plekken ivm bereikbaarheid, omwonenden (denk aan zorgplicht mbt grenzend aan wegen/paden
)
- aantal kleinere plekken van 0,25-0,5 m3/ha
- smalle corridors (langs beek, boswal, moerassig stuk)

30
Q

Wat is belangrijk bij doodhout eilanden?

A

Vastleggen: zodat blesser het niet ziet als “vergeten/achterstallig”

31
Q

Wat is de leidraad in aantal m3/ha voor doodhout eilanden?

A
  • als start streven naar 5-10 m3 ha
  • op langere termijn 30-40 m3/ha
32
Q

Waar staat MSA voor?

A

Minimum structuur areaal

33
Q

Wat is het MSA voor eiken-beukenbos?

34
Q

Wat is het MSA voor dynamische bossen

35
Q

Wat garandeert MSA?

A

dat een bos alle levensfasen zelfstandig in stand kan houden, en elke vorm van natuurlijke dynamiek kan ‘weerstaan’
(Eilandtheorie)