Les 4: Stress & lifestyle Flashcards

1
Q

levensstijl

A

alles wat je doet in je leven, is persoonlijk
ongezonde levensstijlen clusteren vaak –> moeilijker te veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

4 levensstijlen

A
  1. fysieke activiteit
  2. dieet
  3. slaap
  4. verslaving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

fysieke inactiviteit geassocieerd met

A

hart- en vaatziekten, lagere mood, kanker, obesitas etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sedentary lifestyle

A

we hoeven vrij weinig te doen qua fysieke inspanning (we hebben bussen om niet te fietsen, roltrappen om geen trap te hoeven lopen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fysiek activiteit en stress

A
  1. fysieke activiteit = stress
  2. fysieke activiteit kan stressvol zijn (als je hardlopen bijv. niet leuk vind –> stressvol)
  3. fysieke activiteit kan stress verminderen (dansen als uitlaatklep voor stress)
  4. stress heeft effect op fysieke activiteit (LT en KT stress is geassocieerd met lagere fysieke activiteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dieet

A

2/3 van de mensen eet meer door stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

stress en eetlust

A

stress verhoogt vaak eetlust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

parasympatische zenuwstelsel en voedsel

A

in rust is het parasymp. actief, zorgt voor opslag van stoffen uit voedsel, energie-opslag voor als er stress gaat komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

sympathisch zenuwstelsel en voedsel

A

bij stress is het symp. aan, en die zorgt voor vrijlating van opgeslagen energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

insuline

A

tijdens parasymp. zorgt voor opslag van voedingsstoffen in cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vrijlaten van energie tijden symp. zs

A

aanmaak van insuline omlaag
glucocorticoïdes omhoog (werken tegen het effect van insuline)
hormonen omhoog (breken triglyceriden af, vetzuren en glycerol komen vrij)
proteïne in spieren die je niet nodig hebt –> omgezet in aminozuren –> naar je lever –> zet het om naar glucose –> meer energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

glucogeonese

A

lever kan zelf glucose produceren uit aminozuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

addinsons disease

A

tekort aan glucocrticoïden
vermoeid, prikkelbaar, lage bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

shy-dragger sydroom

A

inadequate werking van (nor-) epinefrine
bloeddruk, hartritme, blaas, motorisch systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

chronisch vermoeidheidssyndroom

A

stressrespons kan niet goed geactiveerd worden
lage energielevels
kan misschien komen door sedentary lifestyle –> niet veel inspanning en dus minder activatie van stressrespons –> stressrespons wordt lui
wat helpt? stressrespons aanwakkeren (ijsbad)?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

spieratrofie

A

spieren hebben na stress geen kans om te herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

stress en vet

A

stress –> microschade aan vaten door hogere bloeddruk –> scheurtjes opgevuld met plaque –> als het loslaat –> hartinfarct

18
Q

globesity

A

ons lichaam reageert adaptief/gezond op een ongezonde samenleving (ons lichaam wilt alle stoffen opslaan, maar wij hebben eten in overvloed, veel stress en een sedentary lifestyle)

19
Q

CRH hoog en gluco’s laag

A

begin vd stressor –> eetlust onderdrukt

20
Q

CRH laag en gluco’s hoog

A

herstel –> eetlust aangewakkerd

21
Q

CRH lang geactiveerd + herstel is kort

A

eetlust geïnhibeert

22
Q

hyperfagie

A

meer secretie van gluco’s, zoet willen, emotionele eters

23
Q

hypofagie

A

normale glucocortocoïdensecretie, geen emotionele eters

24
Q

functies van gluco’s

A
  1. stimulatie van eetlust na stress
  2. blokkeren van opname vet en glucose tijdens stress (stopt het effect van insuline tijdens stress)
  3. vergroot de opslag van vetten op bepaalde plekken: Appels en Peren
25
Q

appels

A

visceraal vet, gluco’s hoog en insuline hoog
meer kans op syndroom X

26
Q

peren

A

gluteaal vet, gluco’s hoog en insuline laag

27
Q

sydroom X

A

hart- en vaatziekten
visceraal vet makkelijker toegang tot lever –> glucose –> bloedsuiker –> insuline –> resistantie –> diabetes type 2?

28
Q

comfortfood

A
  1. laat je goed voelen
  2. reduceert stressrespons
  3. relaxatie (actieve parasympatische zs)
29
Q

meer gluco’s vrijlaten

A

–> hogere kans op stresseten –> appelfiguur

30
Q

slaap om

A
  1. energie restoring in hersenen
  2. hersentemperatuur?
  3. te dromen?
  4. probleemoplossend vermogen
  5. consolidatie van geheugen
31
Q

slowwave slaap

A

diepe slaap
parasymp. aan
lage gluco’s

32
Q

REM-slaap

A

symp. is aan
hoge gluco’s

33
Q

slaapdeprivatie

A

als we niet gaan slapen
gluco’s omhoog –> energie in hersenen afgebroken –> effect op geheugen
SLAAP VOOR EEN TENTAMEN GOED

34
Q

verslaving

A

stress kan leuk zijn: dopamine

35
Q

dopamine

A

aangemaakt op het moment van anticipatie (kom, dat gaan we doen)
nog meer dopa, als je niet zeker weet of je wel de beloning krijgt

36
Q

verrassingselement

A

alleen meer dopa als
1. goede omgeving
2. goede duur
3. controle en voorspelbaarheid

37
Q

thrillseekers

A

hebben meer verrassing en minder controle nodig om zelfde hoeveelheid dopa te krijgen

38
Q

waarom thrillseekers extremer nodig hebben

A
  1. weinig dopa-vrijlating
  2. receptoren reageren niet (genoeg), veel prikkels nodig
  3. grote shot dopa bij anticiperen
  4. geen dopareserve na gebeurtenis en/of bij terugdenken
39
Q

thrillseekers en verslaving

A

als thrillseekers meer dopa willen, kunnen ze bijvoorbeeld op zoek gaan naar iets wat hen dopa gaat geven zoals cocaïne of een andere drug

40
Q

stress en verslaving

A
  1. beginnen: reductie van stress door
    a. afname van stressrespons
    b. verandering van cognitieve beoordeling van stress
  2. verslaafd worden: aangeboren gevoeligheid voor rewardsysteem
  3. verslaafd blijven: bij afkicken gaan gluco’s omhoog –> vervelend gevoel –> nog meer stress –> hogere gluco’s –> afbraak van dopa –> nóg slechter gevoel –> drugs om van dat gevoel af te komen
  4. terugval: frontale cortex inhibeert door stress, minder gezonde keuzes maken
41
Q
A