Les 39. Politiek Flashcards
1
Q
politics
A
de politiek
2
Q
voter
A
de kiezer
3
Q
to vote for
A
stemmen op
4
Q
person
A
de persoon
5
Q
party
A
de partij
6
Q
political
A
politiek
7
Q
left
A
links
8
Q
right
A
rechts
9
Q
Christian
A
christelijk
10
Q
choice
A
keuze
11
Q
tens
A
tientallen
12
Q
election
A
de verkiezing
13
Q
to form
A
vormen
14
Q
majority
A
de meerderheid
15
Q
to collaborate
A
samenwerken
16
Q
to agree on
A
het eens zijn over
17
Q
they agree on a political program
A
zijn ze het eens over een politiek programma
18
Q
to discuss
A
bespreken
19
Q
prime minister
A
de minister-president
20
Q
minister
A
de minister