Les 34. Van republiek naar koninkrijk Flashcards
1
Q
republic
A
de republiek
2
Q
originated
A
ontstaan
3
Q
separate
A
aparte
4
Q
to put
A
zetten
5
Q
fact
A
het feit
6
Q
in a row
A
op een rij
7
Q
we put a few facts in a row
A
we zetten enkele feiten op een rij
8
Q
to direct
A
richten
9
Q
attention
A
aandacht
10
Q
empire
A
het rijk
11
Q
leadership
A
leiding
12
Q
to wage war
A
oorlog voerden
13
Q
in the end
A
uiteindelijk
14
Q
to win
A
winnen
15
Q
won
A
wonnen
16
Q
to come into being
A
tot stand komen
17
Q
united
A
verenigd
18
Q
period
A
de periode
19
Q
far away
A
verre, ver