Les 36. De twaalf provincies Flashcards
1
Q
wall
A
de muur
2
Q
to hang
A
hangen
3
Q
Netherlands is divided in 12 provinces
A
Nederland is verdeeld in twaalf provicies
4
Q
all
A
allemaal
5
Q
character
A
karakter
6
Q
previous
A
eerder
7
Q
story
A
verhaal
8
Q
gas
A
het gas
9
Q
it is mainly known for
A
het is vooral bekend door
10
Q
ground
A
de grond
11
Q
to discover
A
ontdekken
12
Q
to cause
A
veroorzaken
13
Q
to sink
A
dalen
14
Q
to supply
A
leveren
15
Q
milk products
A
het melkproducten
16
Q
lake
A
het meer
17
Q
to spend
A
besteden
18
Q
to be true
A
gelden
19
Q
to exist
A
bestaan
20
Q
piece
A
het stuk
21
Q
empty
A
leeg
22
Q
capital
A
de hoofdstad
23
Q
east
A
het oosten
24
Q
to call
A
noemen
25
to like
houden van
26
hiking
wandelen
27
around
rond
28
well-known
bekend
29
smart
slim
30
solution
de oplossing
31
to produce
produceren
32
to pronounce
uitspreken
33
little country
het landje
34
technical
technisch
35
social
maatschappelijk
36
meeting city
de vergaderstad
37
to have a meeting
vergaderen
38
to have a meeting
vergaderen
