Les 2 - Vervoegingen tegenwoordige tijd (El presente) Flashcards
1
Q
Verkopen
A
vender
2
Q
ik verkoop
A
vendo
3
Q
jij verkoopt
A
vendes
4
Q
hij/zij/u verkoopt
A
vende
5
Q
wij verkopen
A
vendemos
6
Q
jullie verkopen
A
vendéis
7
Q
zij verkopen
A
venden
8
Q
hebben
A
tener
9
Q
ik heb
A
tengo
10
Q
jij hebt
A
tienes
11
Q
hij heeft
A
tiene
12
Q
wij hebben
A
tenemos
13
Q
jullie hebben
A
tenéis
14
Q
zij hebben
A
tienen
15
Q
zien
A
ver
16
Q
ik zie
A
veo
17
Q
jij ziet
A
ves
18
Q
hij ziet
A
ve
19
Q
wij zien
A
vemos