Les 1 - Hoe zeg ik dat? Flashcards
1
Q
Aangenaam
A
Encantado / Encantada
2
Q
dag (bij afscheid)
A
¡adiós!
3
Q
dit is mijn vriend (bij voorstellen)
A
éste es mi amigo
4
Q
een andere keer, nogmaals
A
en otra ocasión
5
Q
gaat het goed met je?
A
¿estás bien?
6
Q
gaat u ook mee?
A
¿viene usted también?
7
Q
goedemiddag
A
buenas tardes
8
Q
goedemorgen
A
buenos días
9
Q
goedenavond / goedenacht / weltrusten
A
buenas noches
10
Q
groeten thuis
A
saludos / recuerdos a la familia
11
Q
hartelijk bedankt
A
muchas gracias
12
Q
heel goed
A
muy bien
13
Q
het is al laat
A
ya es tarde
14
Q
hier in de buurt
A
cerca de aquí
aquí cerca
15
Q
hoe gaat het (met je)
A
¿cómo estás?