Leçon 4: Hygiène et confort du patient Flashcards
hygiëne en patiëntcomfort
hygiène et confort du patient
de lade
le tiroir
een nachthemd
une chemise de nuit
un essuie (en Belgique)
(in België) een handdoek
une serviette (en France)
(in Frankrijk) een handdoek
hier: het zitvlak/
anders: de stoel
le siège
een pantoffel
une pantoufle
zich buigen
se pencher
helpen
aider
toevoegen
ajouter
sneeuwen
neiger
leveren
livrer
zich draaien
se tourner
afdrogen
essuyer
weer aandoen
aantrekken
remettre
opheffen
lever
opstaan
se lever
zich redden
se débrouiller
avoir besoin de
nodig hebben
opzij
sur le côté
we hebben tijd
on a le temps
de voet
le pied
de kleinzoon
le petit-fils
een armleuning
un accoudoir
de rand
le bord
de romp
le tronc
het kussen
le coussin
het kussen
le coussin
kussen tegen doorligwonden
le coussin anti-escarre
het been
la jambe
een hoofdkussen
un oreiller
het hoofd
la tête
een deken
une couverture
een kast
une armoire
de hiel
le talon
slagen in
arriver à
rechtop gaan staan/zitten
se redresser
glijden
glisser
ademen
respirer
vooruitgaan
avancer
zich omdraaien
se retourner
babbelen
bavarder
weer instappen
remonter
steunen/leunen op
s’appuyer sur
drukken op
appuyer sur
tuimelen
basculer
uitstrekken
étendre
weer rechtop zetten
redresser
plaatsen
mettre
verblinden
éblouir
neerlaten
omlaag doen
baisser
opnieuw aankleden
rhabiller
plooien
plier
trekken
tirer
God weet waar
Dieu sait où
terwijl ze babbelen
al babbelend
en bavardant
bijkomend
supplémentaire
naar boven
vers le haut