Leçon 4: Hygiène et confort du patient Flashcards
1
Q
hygiëne en patiëntcomfort
A
hygiène et confort du patient
2
Q
de lade
A
le tiroir
3
Q
een nachthemd
A
une chemise de nuit
4
Q
un essuie (en Belgique)
A
(in België) een handdoek
5
Q
une serviette (en France)
A
(in Frankrijk) een handdoek
6
Q
hier: het zitvlak/
anders: de stoel
A
le siège
7
Q
een pantoffel
A
une pantoufle
8
Q
zich buigen
A
se pencher
9
Q
helpen
A
aider
10
Q
toevoegen
A
ajouter
11
Q
sneeuwen
A
neiger
12
Q
leveren
A
livrer
13
Q
zich draaien
A
se tourner
14
Q
afdrogen
A
essuyer
15
Q
weer aandoen
aantrekken
A
remettre
16
Q
opheffen
A
lever
17
Q
opstaan
A
se lever
18
Q
zich redden
A
se débrouiller
19
Q
avoir besoin de
A
nodig hebben
20
Q
opzij
A
sur le côté
21
Q
we hebben tijd
A
on a le temps
22
Q
de voet
A
le pied
23
Q
de kleinzoon
A
le petit-fils