LE9 Flashcards
Decentralisatie
Zijn deze stellingen juist?
A. De Kroon mag een bouwvergunning vernietigen die in strijd met het bestemmingsplan is afgegeven.
B. De Kroon mag eisen dat er bestuursdwang wordt toegepast om het in strijd met het bestemmingsplan gebouwde woonhuis af te breken.
Mogelijke antwoorden:
1. Alleen stelling A is juist
2. Alleen stelling B is juist
3. Beide stellingen zijn juist
4. Beide stellingen zijn onjuist
- Alleen stelling A is juist
Zie p. 356-357 in het boek (HS13.5)
Bij de klassieke rechtsstaatconceptie wordt vooral gedacht aan … (vul in) machtenscheiding.
1. absolute
2. relatieve
3. verticale
4. horizontale
- horizontale
… (vul in) is de spreiding van bevoegdheden binnen het centrale overheidsniveau.
… (vul in) houdt in dat organen buiten de centrale overheid meestal (voor een deel) onderworpen zijn aan enige vorm van controle door de centrale overheid en worden in bepaalde opzichten als ‘lagere overheden’ beschouwd.
Mogelijke antwoorden:
1. Horizontale machtenscheiding … Verticale machtenscheiding
2. Verticale machtenscheiding … Horizontale machtenscheiding
3. Absolute machtenscheiding … Relatieve machtenscheiding
4. Relatieve machtenscheiding … Absolute machtenscheiding
- Horizontale machtenscheiding … Verticale machtenscheiding
… (vul in) is een samenwerkingsverband waarbij staten gezamenlijk een verdrag sluiten en daarbij bepaalde taken aan een gezamenlijk gezagsorgaan toebedelen, maar voor het overige hun zelfstandigheid behouden.
Mogelijke antwoorden:
1. Eenheidsstaat
2. Statenbond
3. Bondsstaat
4. Federatie
5. Confederatie
- Statenbond
=
5. Confederatie
Welk kenmerk hoort niet bij een statenbond?
1. Zwak centraal gezag
2. Deelnemende staten bezitten het recht van secessie.
3. Centrale gezag mag geen besluiten nemen die burgers rechtstreeks binden
4. Gemengde competentieverdeling
- Gemengde competentieverdeling
… (vul in) is een soevereine staat bestaande uit deelstaten en federaal gezag.
Mogelijke antwoorden:
1. Eenheidsstaat
2. Statenbond
3. Bondsstaat
4. Confederatie
- Bondsstaat
Welk kenmerk hoort niet bij een bondsstaat?
1. Zwak centraal gezag
2. Constitutie bevat regeling voor verdeling van bevoegdheden tussen
3. Deelnemende staten bezitten geen recht van secessie.
4. Deelstaten zijn niet hiërarchisch ondergeschikt aan federale gezag
5. Een tweekamerstelsel
- Zwak centraal gezag
Welke stelling is onjuist?
1. Een bondsstaat heeft een federale constitutie die een regeling bevat voor verdeling van bevoegdheden tussen organen van centrale federale gezag en deelstaten. Er zijn verschillende manieren om competentieverdeling te regelen, o.a. enumerated powers en gemengde competentieverdeling.
2. Bij enumerated powers bevat de constitutie een opsomming van bevoegdheden van organen van federale gezag. Overgebleven bevoegdheden vallen in handen van deelstaten.
3. Bij enumerated powers kan de formele wetgever via de ”implied powers”-theorie extra bevoegdheden naar zich toe trekken. De implied powers theorie houdt in dat de federale wetgever ook bevoegdheden heeft die impliciet besloten liggen in bevoegdheden die hij al heeft. Hierdoor kunnen alle wetten worden gemaakt die noodzakelijk zijn om federale bevoegdheden die in de constitutie zijn vastgelegd effectief te kunnen uitoefenen.
3. Bevoegdheidsverdeling in een federale constitutie kan ook een limitatieve opsomming van bevoegdheden van deelstaten bevatten. Deze competitieverdeling kan centraliserend werken als gevolg van het feit dat centrale gezag naar believen alle overige taken en bevoegdheden kan creëren en naar zich toe kan trekken.
4. Bevoegdheidsverdeling in een federale constitutie kan ook een dmv gemengde competentieverdeling: een deel van bevoegdheden is dan expliciet aan het federaal gezag, en een deel aan de deelstaten toegekend. Concurrerende bevoegdheden mag het federale gezag uitoefenen, tenzij de deelstaten de bevoegdheid aan zich trekken.
- Bevoegdheidsverdeling in een federale constitutie kan ook een dmv gemengde competentieverdeling: een deel van bevoegdheden is dan expliciet aan het federaal gezag, en een deel aan de deelstaten toegekend. Concurrerende bevoegdheden mag het federale gezag uitoefenen, tenzij de deelstaten de bevoegdheid aan zich trekken.
==> De laatste zin is onjuist.
Wel juist: Concurrerende bevoegdheden mogen deelstaten uitoefenen, tenzij federaal gezag de bevoegdheid aan zich trekt.
Vul in:
Competentieverdeling in een… is mogelijk op basis van:
* … : opsomming van bevoegdheden van organen van federale gezag.
* Limitatieve opsomming van bevoegdheden van deelstaten.
* … : een deel van bevoegdheden is dan expliciet aan het federaal gezag toegekend, en een deel expliciet aan de deelstaten toegekend.
- statenbond… Implied powers… Gedeelde competentieverdeling
- bondsstaat… Implied powers… Gemengde competentieverdeling
- statenbond… Enumerated powers… Gedeelde competentieverdeling
- bondsstaat… Enumerated powers… Gemengde competentieverdeling
- bondsstaat… Enumerated powers… Gemengde competentieverdeling
… (vul in) bestaat altijd uit tweekamerstelsel, waarbij beide kamers deelnemen aan totstandkoming van wetgeving. Een van de kamers moet zo zijn samengesteld dat deelstaten invloed kan uitoefenen op de centrale wetgever namens deelstaten. Twee typen ‘deelstaatkamers’:
1…. : leden worden door deelstaten benoemd en hebben geen vrij mandaat.
2. …: leden worden door bevolking per deelstaat gekozen of door parlementen van deelstaten aangewezen. Leden hebben een vrij mandaat (= niet gebonden aan opdrachten van deelstaatorganen).
Mogelijke antwoorden:
1. Federatie … Bondsraad … Senaat
2. Statenbond … Bondsdag … Bondsraad
3. Bondsstaat … Senaat … Bondsraad
4. Confederatie … Bondsraad … Senaat
- Federatie … Bondsraad … Senaat
Welke stelling is onjuist?
1. Bij een zuivere (gecentraliseerde) eenheidsstaat vindt alle bevoegdheidsuitoefening op centraal niveau plaats. Bij een gedecentraliseerde eenheidsstaat komen belangrijke bevoegdheden toe aan organen van lagere publiekrechtelijke lichamen.
2. Bevoegdheden van decentrale overheid in een gedecentraliseerde eenheidsstaat zijn op een vergelijkbare manier geregeld zoals bij deelstaten van een federatie.
3. Het Nederlandse Statuut bevat bevat federatieve strekken, kenmerken van een eenheidsstaat en kenmerken van een staatsbond.
4. Bij decentralisatie is de verlening van bevoegdheden door de wetgever niet door middel van attributie van bevoegdheden.
- Bevoegdheden van decentrale overheid in een gedecentraliseerde eenheidsstaat zijn om een vergelijkbare manier geregeld zoals bij deelstaten van een federatie.
==> Mbt 2:
o Verschil gedecentraliseerde eenheidsstaat met federatie: Lagere publiekrechtelijke lichamen in een eenheidsstaat beschikken niet over constitutioneel gewaarborgde competentie, die onaantastbaar is voor centrale wetgever.
==> Mnt 4: Deconcentratie: Verlening van bevoegdheden door de wetgever aan hiërarchisch ondergeschikte organen door middel van attributie van bevoegdheden.
Vul in:
Gedecentraliseerde organen zijn… ondergeschikt aan het hogere orgaan.
Gedecentraliseerde organen hebben … verantwoordingsplicht.
- wel … wel
- niet … geen
- wel … geen
- niet … wel
- niet … geen
Vul in:
Gedeconcentreerde organen zijn… ondergeschikt aan het hogere orgaan.
Gedecentraliseerde organen hebben … verantwoordingsplicht.
- wel … wel
- niet … geen
- wel … geen
- niet … wel
- wel … wel
Het Openbaar Ministerie is een voorbeeld van:
1. Gedeconcentreerde organen
2. Gedecentraliseerde organen
- Gedeconcentreerde organen
Welke stelling is onjuist?
1. Er zijn twee vormen van decentralisatie. Bij territoriale decentralisatie krijgen de organen van een bepaald openbaar lichaam in beginsel een algemene bevoegdheid tot wetgeving en bestuur op een deel van het grondgebied van de staat. Bij functionele decentralisatie is de bevoegdheidsuitoefening met het oog op een bepaald doel.
2. De Sociaal-Economische Raad (SER) is een voorbeeld van functionele decentralisatie.
3. Watershcappen zijn heel typische voorbeelden van functionele decentralisatie.
4. Met de Driekringenleer (rijk, provincie, gemeente) wilde men de vraag beantwoorden welke taken en bevoegdheden op gedecentraliseerd niveau uitgeoefend dienen te worden.
- Watershcappen zijn heel typische voorbeelden van functionele decentralisatie.
==> Ze zijn wel functionele decentralisatie, maar juist een uitzondering. In beginsel kunnen organen van de functioneel gedecentraliseerde lichamen bevoegdheden uitoefenen op het gehele Nederlandse grondgebied. Behalve waterschappen. Zij zijn een voorbeeld van gemengd functionele en territoriale decentralisatie.
Welke stelling is onjuist?
1. Volgens de driekringenleer (rijk, provincie, gemeente) hebben het rijk, de provincie en de gemeenten ieder een eigen werkterrein, een eigen huishouding. Elk belang zou slechts in één van de drie kringen behartigd kunnen worden.
2. De driekringenleer is onhoudbaar want het bleek te moeilijk om aan de hand van de aard van het belang te bepalen op welk overheidsniveau het behartigd diende te worden.
3. Decentrale overheden hebben bevoegdheden op basis van autonomie and medebewind. Autonomie heeft een grondwettelijke basis; medebewind niet.
4. Vanaf 2015 vond er een grootschalige decentralisatie plaats in het sociale domein.
- Decentrale overheden hebben bevoegdheden op basis van autonomie and medebewind. Autonomie heeft een grondwettelijke basis; medebewind niet.
==> Beide vormen hebben een grondwettelijke basis, namelijk art. 124 lid 1 respectievelijk lid 2 Gw.
Vul in:
In het … bepaalde de Hoge Raad dat in geval van …, gemeentelijke functionarissen niet als organen van de … handelen, maar als organen van de … die daarom civielrechtelijk aansprakelijk is.
Mogelijke antwoorden:
- Tak/Haarlemmermeer arrest (HR, 16 juni 1950) … medebewind … gemeente… staat
- De Emmense baliekluivers (HR, 4 maart 1952) … autonomie … gemeente… staat
- Tak/Haarlemmermeer arrest (HR, 16 juni 1950) … medebewind … staat …. gemeente
- De Emmense baliekluivers (HR, 4 maart 1952) … autonomie … staat …. gemeente
- Tak/Haarlemmermeer arrest (HR, 16 juni 1950) … medebewind … staat …. gemeente
Wie is in het geval van een onrechtmatige woonruimtevordering door het college van B&W civielrechtelijke aansprakelijkheid?
1. Het college van B&W
2. De gemeenteraad
3. De gemeente
4. De staat
- De gemeente
==> Op basis van het Tak/Haarlemmermeer arrest (HR, 16 juni 1950)
Vul in:
Mbt de rol van de centrale overheid bij verwaarlozing van eigen taken door de lokale overheid:
Bij verwaarlozing van … is het wettelijk geregeld dat de wet nadere voorzieningen regelt; hierbij is delegatie mogelijk. Dit is geregeld in …
Bij verwaarlozing van … kan slechts worden ingegrepen wanneer deze taken ‘grovelijk’ worden verwaarloosd.
1. autonome taken … de Grondwet … medebewindstaken
2. medebewindstaken … de Grondwet … autonome taken
3. autonome taken … de Gemeentewet en Provinciewet … medebewindstaken
4. medebewindstaken … de Gemeentewet en Provinciewet … autonome taken
- medebewindstaken … de Grondwet … autonome taken
==> geregeld in art. 132 lid 5 Gw.
Welk principe wordt niet erkend in het Europees Handvest inzake lokale autonomie?
1. Lokale autonomie moet worden erkend in interne wetgeving en waar mogelijk in de grondwet.
2. Lokale autoriteiten zijn vrij om binnen de grenzen van de wet de behartiging van elk belang aan zich te trekken dat niet aan hun bevoegdheid is onttrokken of aan enige andere autoriteit is toegewezen.
3. Het besturen dient zo dicht mogelijk bij de burger plaats te vinden.
4. Wijzigingen van de plaatselijke gebiedsgrenzen mogen niet plaatsvinden zonder goedkeuring door de plaatselijke gemeenschap.
- Wijzigingen van de plaatselijke gebiedsgrenzen mogen niet plaatsvinden zonder goedkeuring door de plaatselijke gemeenschap.
==> Moet zijn: - Wijzigingen van de plaatselijke gebiedsgrenzen mogen niet plaatsvinden zonder raadpleging van de plaatselijke gemeenschap.
Het beginsel van … houdt in dat aan een hogere bestuurslaag slechts een taak toekomt, wanneer er door een orgaan van die hogere bestuurslaag wordt aangetoond dat een lager bestuursorgaan deze taak niet kan uitoefenen.
Mogelijke antwoorden:
1. gedeconcentreerde overheid
2. de eigen huishouding
3. lokale autonomie
4. de omgekeerde bewijslast
- de omgekeerde bewijslast
Het problematiek van de ‘zilveren koorden’ in het openbaar bestuur houdt in:
1. Een hogere bestuurslaag slechts een taak toekomt, wanneer er door een orgaan van die hogere bestuurslaag wordt aangetoond dat een lager bestuursorgaan deze taak niet kan uitoefenen
2. In geval van medebewind handelen gemeentelijke functionarissen niet als organen van de staat, maar als organen van de gemeente en daarom is de gemeente civielrechtelijk aansprakelijk.
3. De invloed die de centrale overheid uitoefent op het bestuurlijke gedrag van de lagere overheden, in het bijzonder de gemeenten, wordt als bezwaarlijk ervaren.
4. Geen antwoord is juist.
- De invloed die de centrale overheid uitoefent op het bestuurlijke gedrag van de lagere overheden, in het bijzonder de gemeenten, wordt als bezwaarlijk ervaren.
Welke stelling is onjuist?
1. De Grondwet schrijft voor dat de wet bepaalt welke belastingen door de besturen van provincies en gemeenten kunnen worden geheven.
2. Retributies zijn heffingen waar geïndividualiseerde contraprestaties tegenover staan (bijv. tbv reiniging) door de lokale overheid.
3. Het Gemeenschapsverband van kiezers, bestuur en volksvertegenwoordigers is kenmerkend voor openbare lichamen.
4. Alle stellingen zijn juist
- Alle stellingen zijn juist
==> Mbt 1: Art. 132 lid 6 Gw
Vul in:
Het dagelijks bestuur van de provincie is… .
Het Algemeen bestuur van de provincie is… .
De Commissaris van de Koning is … voorzitter van de Gedeputeerde Staten (GS).
De Commissaris van de Koning is … voorzitter van de Provinciale Staten (PS).
Mogelijke antwoorden:
1. de Provinciale Staten … de Gedeputeerde Staten … wel … wel
2. de Gedeputeerde Staten … de Provinciale Staten … niet … wel
3. de Provinciale Staten … de Gedeputeerde Staten … niet … wel
4. de Gedeputeerde Staten … de Provinciale Staten … wel … wel
- de Gedeputeerde Staten … de Provinciale Staten … wel … wel