LE6 Flashcards
Democratie en kiesstelsels
Democratie als proces van emancipatie heeft als doel…. (vul in), en als uitgangspunt… (vul in).
Democratie in staats- en bestuursrecht heeft als doel…. (vul in), en als uitgangspunt legitimiteit vanuit de overtuiging dat regels rechtvaardig zijn en de uitvaarders terecht tot hun handelen zijn gemachtigd.
Mogelijke antwoorden
1. bijdragen aan de menselijke zelfbepaling… vrijheid en gelijkheid van eenieder… legitimiteit verschaffen aan bevoegdheidsuitoefening
2. bijdragen aan de menselijke zelfbepaling… een maatschappelijk verdrag… een wettelijke grondslag verschaffen aan bevoegdheidsuitoefening
3. een wettelijke grondslag verschaffen aan bevoegdheidsuitoefening… een maatschappelijk verdrag… bijdragen aan de menselijke zelfbepaling
4. Geen antwoord is juist.
- bijdragen aan de menselijke zelfbepaling… vrijheid en gelijkheid van eenieder… legitimiteit verschaffen aan bevoegdheidsuitoefening
Welke stelling is onjuist?
1. Een evenredige vertegenwoordiging houdt in dat een partij een aantal zetels krijgt naar verhouding van de op haar gebrachte stemmen.
2. De kiesdrempel is het aantal nodige stemmen voor één zetel.
3. In landen met een evenredige vertegenwoordiging zijn partijen meestal genoodzaakt om samen te werken, meer dan bij landen die een meerderheidsstelsel hebben.
4. Alle antwoorden zijn juist.
- De kiesdrempel is het aantal nodige stemmen voor één zetel.
==> Dat is de kiesdeler, niet de kiesdrempel.
Artikel 53 lid 1 Gw bepaalt:
“De leden van beide kamers worden gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen.”
Is volgens dit artikel een districtenstelsel in Nederland wel mogelijk?
1. Ja
2. Nee
- Ja
Welke stelling over meerderheidsstelsels is onjuist?
1. Er zijn drie soorten meerderheidsstelsels.
2. Absolute meerderheid houdt in dat een kandidaat/partij meer dan de helft van de geldig uitgebrachte stemmen moet krijgen (dus 50%+1).
3. Relatieve meerderheid houdt in dat de partij/persoon die de meeste stemmen krijgt in een district de zetel(s) krijgt.
4. Het Engelse Lagerhuis kent een relatief meerderheidsstelsel.
- Er zijn drie soorten meerderheidsstelsels.
==>Moet zijn: - Er zijn twee soorten meerderheidsstelsels (Absolute meerderheid / Relatieve meerderheid)
Welke stelling is onjuist?
1. De voorkeurdrempel in Nederland is 25% van kiesdeler.
2. Bij een lijstenstelsel geldt: wanneer een bepaalde persoon op een lijst meer stemmen behaalt dan de kiesdrempel, worden de overtollige stemmen overgedragen op de volgende kandidaat op de lijst.
3. Bij een personenstelsel geldt: de kiezer bepaalt de overdracht van overtollige stemmen door zelf de lijst van kandidaten te nummeren.
4. Het actief kiesrecht en het passief kiesrecht zijn twee van de minimumeisen die het democratieprincipe stelt aan de inrichting van openbaar bestuur, aan de procedure van besluitvorming en aan de inhoud van besluiten.
5. Alle stellingen zijn juist.
- Alle stellingen zijn juist.
Wat zijn de minimumeisen die het democratieprincipe stelt aan de inrichting van openbaar bestuur, aan de procedure van besluitvorming en aan de inhoud van besluiten (+acronym)?
PABOG-MMM
o Passief kiesrecht
o Actief kiesrecht
o Besluitvorming
o Openbaarheid van besluitvorming en besluiten
o Grondrechten
o Machtsverwerving
o Meerderheidsregel
o Minderheden
Volledig:
o Passief kiesrecht
o Actief kiesrecht
o Besluitvorming: Vertegenwoordigende organen hebben invloed op de Besluitvorming van de bestuursmacht dmv (mede)beslissingsrecht vooraf en/of door de bevoegdheid tot controleren achteraf
o Openbaarheid van besluitvorming en besluiten
o Grondrechten: Iedereen heeft politieke Grondrechten, met name uitingsvrijheid en vrijheid van vereniging
o Machtsverwerving: Iedereen heeft het recht om naar politieke Machtsverwerving te streven
o Meerderheidsregel: In (politieke) besluitvorming wordt de Meerderheidsregel gehanteerd
o Minderheden: Rechten van Minderheden worden gerespecteerd
Het beginsel van … (vul in) houdt in: een afgevaardigde kan niet door een politieke partij of fractie verplicht worden zijn stem op een bepaalde wijze uit te brengen, of zijn zetel op te zeggen als hij het partijlidmaatschap verliest.
Mogelijke antwoorden:
1. imperatief mandaat
2. personenstelsel
3. onafhankelijkheid
4. vrij mandaat
- vrij mandaat
Welke stelling is onjuist?
1. Tot midden 19e eeuw waren er geen politieke partijen in Nederland. In 1848, met de invoering van rechtstreekse Tweede Kamer verkiezingen, ontstonden er in de kamer fracties, groepen met dezelfde ideeën. Dit leidde tot “rechts” (confessionelen) en “links” (socialisten en liberalen)
2. In 1917 werd een algemeen mannenkiesrecht ingevoerd. In 1919 kregen vrouwen het Kiesrecht.
3. Leden van de Tweede Kamer hebben een imperatief mandaat.
4. Een eenheidsstelsel is een stelsel met één partij zonder de mogelijkheid van vervanging van de macht.
- Leden van de Tweede Kamer hebben een imperatief mandaat.
==>
Kamerleden hebben op eigen verantwoording en onafhankelijk zitting in de vertegenwoordigende instelling.
Dus geen imperatief mandaat, dwz geen verplichting tot het nakomen van de wil van de vertegenwoordigden.
Een bevoegdheid tot verbodverklaring en ontbinding van een partij is mogelijk op basis van:
1. het Burgerlijk Wetboek
2. het Algemene wet bestuursrecht
3. het Wetboek van Strafrecht
4. geen antwoord is juist
- het Burgerlijk Wetboek
==> Art. 2:20 BW
Welke stelling is onjuist?
1. De Nederlandse wet definieert een politieke partij als een georganiseerde groep die als zodanig kandidaten stelt voor de verkiezing van een volksvertegenwoordigend lichaam.
2. Regelgevers mogen geen absoluut verbod creëren op bepaalde inhoud van uitingen, maar wel het recht aan een vergunningsstelsel onderwerpen.
3. Demonstratievrijheid is verankerd in de Wet openbare manifestaties ipv in de Grondwet.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.
- Alle stellingen zijn onjuist.
==>
Mbt 1: dat is de definitie van Lipschits. De wet bevat geen definitie.
Mbt 2: regelgevers mogen geen absoluut verbod creëren of het recht volledig aan een vergunningsstelsel onderwerpen. Geen beperkingen zijn toegestaan met het oog op de inhoud van de uiting. - Wel ook in Grondwet: (art. 9 Gw)
Wat wordt “het moederrecht van de politieke rechten en vrijheden” genoemd?
1. Vrijheid van betoging
2. Vrijheid van meningsuiting
3. Verenigingsrecht
4. Petitierecht
5. Vrijheid van betoging
- Petitierecht
Welke stelling mbt openbaarheid van publieke informatie is juist?
1. Openbaarheid van publieke informatie is neergelegd in documenten die berusten onder een bestuursorgaan.
2. Er geldt een actieve openbaarheidsplicht. Deze plicht geldt niet voor informatie over de handhaving van beleid.
3. Alleen belanghebbenden hebben het recht om op basis van de passieve openbaarheidsplicht openbaarheid te eisen.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.
- Openbaarheid van publieke informatie is neergelegd in documenten die berusten onder een bestuursorgaan.
==>
Mbt 2: Handhaving van beleid valt er wel onder, zie art. 3:1 lid 1 Woo.
Mbt 3: een ieder heeft het recht, er is geen belang nodig zie art. 4.1, eerste en derde lid Woo
Welke stelling is onjuist?
1. Formele wetten en AMvBs worden bekendgemaakt in het Staatsblad.
2. Koninklijke Besluiten met algemeen verbindende voorschriften worden bekendgemaakt in het Staatsblad
3. Algemeen verbindende voorschriften die bij ministeriële regeling worden vastgesteld worden bekendgemaakt in het Staatscourant
4. De bekendmaking van beschikkingen, plannen en beleidsregels wordt geregeld in de Awb.
5. Alle stellingen zijn juist.
6. Alle stellingen zijn onjuist.
- Alle stellingen zijn juist.
Waar is de bekendmaking van algemeen verbindende besluiten van decentrale overheden geregeld?
1. De bekendmakingswet
2. De Awb
3. De Provw en Genw
4. 1+3
5. 2+3
- De Provw en Genw
Let op: De Awb is NIET van toepassing op algemeen verbindende besluiten.
Welke stelling is onjuist?
1. De democratie wordt vaak vereenzelvigd met de meerderheidsregel, echter de meerderheidsregel kan uitmonden in een dictatuur van de (toevallige) meerderheid, waarbij de minderheid geen stem meer heeft. Om dit probleem tegen te gaan geldt het voorschrift dat er een gekwalificeerde (grotere) meerderheid nodig is voor bepaalde besluiten.
2. Een meerderheidsbesluit verhult de motieven achter besluiten.
3. Beide stellingen zijn juist.
4. Beide stellingen zijn onjuist.
- Beide stellingen zijn juist.
Welke staatsvorm heeft de VK?
1. Gedecentraliseerde eenheidsstaat
2. Federatie
3. Eenheidsstaat
4. Confederatie
- Gedecentraliseerde eenheidsstaat