LE6 Flashcards

Democratie en kiesstelsels

1
Q

Democratie als proces van emancipatie heeft als doel…. (vul in), en als uitgangspunt… (vul in).
Democratie in staats- en bestuursrecht heeft als doel…. (vul in), en als uitgangspunt legitimiteit vanuit de overtuiging dat regels rechtvaardig zijn en de uitvaarders terecht tot hun handelen zijn gemachtigd.
Mogelijke antwoorden
1. bijdragen aan de menselijke zelfbepaling… vrijheid en gelijkheid van eenieder… legitimiteit verschaffen aan bevoegdheidsuitoefening
2. bijdragen aan de menselijke zelfbepaling… een maatschappelijk verdrag… een wettelijke grondslag verschaffen aan bevoegdheidsuitoefening
3. een wettelijke grondslag verschaffen aan bevoegdheidsuitoefening… een maatschappelijk verdrag… bijdragen aan de menselijke zelfbepaling
4. Geen antwoord is juist.

A
  1. bijdragen aan de menselijke zelfbepaling… vrijheid en gelijkheid van eenieder… legitimiteit verschaffen aan bevoegdheidsuitoefening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Een evenredige vertegenwoordiging houdt in dat een partij een aantal zetels krijgt naar verhouding van de op haar gebrachte stemmen.
2. De kiesdrempel is het aantal nodige stemmen voor één zetel.
3. In landen met een evenredige vertegenwoordiging zijn partijen meestal genoodzaakt om samen te werken, meer dan bij landen die een meerderheidsstelsel hebben.
4. Alle antwoorden zijn juist.

A
  1. De kiesdrempel is het aantal nodige stemmen voor één zetel.
    ==> Dat is de kiesdeler, niet de kiesdrempel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Artikel 53 lid 1 Gw bepaalt:
“De leden van beide kamers worden gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen.”
Is volgens dit artikel een districtenstelsel in Nederland wel mogelijk?
1. Ja
2. Nee

A
  1. Ja
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke stelling over meerderheidsstelsels is onjuist?
1. Er zijn drie soorten meerderheidsstelsels.
2. Absolute meerderheid houdt in dat een kandidaat/partij meer dan de helft van de geldig uitgebrachte stemmen moet krijgen (dus 50%+1).
3. Relatieve meerderheid houdt in dat de partij/persoon die de meeste stemmen krijgt in een district de zetel(s) krijgt.
4. Het Engelse Lagerhuis kent een relatief meerderheidsstelsel.

A
  1. Er zijn drie soorten meerderheidsstelsels.
    ==>Moet zijn:
  2. Er zijn twee soorten meerderheidsstelsels (Absolute meerderheid / Relatieve meerderheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De voorkeurdrempel in Nederland is 25% van kiesdeler.
2. Bij een lijstenstelsel geldt: wanneer een bepaalde persoon op een lijst meer stemmen behaalt dan de kiesdrempel, worden de overtollige stemmen overgedragen op de volgende kandidaat op de lijst.
3. Bij een personenstelsel geldt: de kiezer bepaalt de overdracht van overtollige stemmen door zelf de lijst van kandidaten te nummeren.
4. Het actief kiesrecht en het passief kiesrecht zijn twee van de minimumeisen die het democratieprincipe stelt aan de inrichting van openbaar bestuur, aan de procedure van besluitvorming en aan de inhoud van besluiten.
5. Alle stellingen zijn juist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de minimumeisen die het democratieprincipe stelt aan de inrichting van openbaar bestuur, aan de procedure van besluitvorming en aan de inhoud van besluiten (+acronym)?

A

PABOG-MMM
o Passief kiesrecht
o Actief kiesrecht
o Besluitvorming
o Openbaarheid van besluitvorming en besluiten
o Grondrechten
o Machtsverwerving
o Meerderheidsregel
o Minderheden
Volledig:
o Passief kiesrecht
o Actief kiesrecht
o Besluitvorming: Vertegenwoordigende organen hebben invloed op de Besluitvorming van de bestuursmacht dmv (mede)beslissingsrecht vooraf en/of door de bevoegdheid tot controleren achteraf
o Openbaarheid van besluitvorming en besluiten
o Grondrechten: Iedereen heeft politieke Grondrechten, met name uitingsvrijheid en vrijheid van vereniging
o Machtsverwerving: Iedereen heeft het recht om naar politieke Machtsverwerving te streven
o Meerderheidsregel: In (politieke) besluitvorming wordt de Meerderheidsregel gehanteerd
o Minderheden: Rechten van Minderheden worden gerespecteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het beginsel van … (vul in) houdt in: een afgevaardigde kan niet door een politieke partij of fractie verplicht worden zijn stem op een bepaalde wijze uit te brengen, of zijn zetel op te zeggen als hij het partijlidmaatschap verliest.
Mogelijke antwoorden:
1. imperatief mandaat
2. personenstelsel
3. onafhankelijkheid
4. vrij mandaat

A
  1. vrij mandaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Tot midden 19e eeuw waren er geen politieke partijen in Nederland. In 1848, met de invoering van rechtstreekse Tweede Kamer verkiezingen, ontstonden er in de kamer fracties, groepen met dezelfde ideeën. Dit leidde tot “rechts” (confessionelen) en “links” (socialisten en liberalen)
2. In 1917 werd een algemeen mannenkiesrecht ingevoerd. In 1919 kregen vrouwen het Kiesrecht.
3. Leden van de Tweede Kamer hebben een imperatief mandaat.
4. Een eenheidsstelsel is een stelsel met één partij zonder de mogelijkheid van vervanging van de macht.

A
  1. Leden van de Tweede Kamer hebben een imperatief mandaat.
    ==>
    Kamerleden hebben op eigen verantwoording en onafhankelijk zitting in de vertegenwoordigende instelling.
    Dus geen imperatief mandaat, dwz geen verplichting tot het nakomen van de wil van de vertegenwoordigden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een bevoegdheid tot verbodverklaring en ontbinding van een partij is mogelijk op basis van:
1. het Burgerlijk Wetboek
2. het Algemene wet bestuursrecht
3. het Wetboek van Strafrecht
4. geen antwoord is juist

A
  1. het Burgerlijk Wetboek
    ==> Art. 2:20 BW
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De Nederlandse wet definieert een politieke partij als een georganiseerde groep die als zodanig kandidaten stelt voor de verkiezing van een volksvertegenwoordigend lichaam.
2. Regelgevers mogen geen absoluut verbod creëren op bepaalde inhoud van uitingen, maar wel het recht aan een vergunningsstelsel onderwerpen.
3. Demonstratievrijheid is verankerd in de Wet openbare manifestaties ipv in de Grondwet.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.

A
  1. Alle stellingen zijn onjuist.
    ==>
    Mbt 1: dat is de definitie van Lipschits. De wet bevat geen definitie.
    Mbt 2: regelgevers mogen geen absoluut verbod creëren of het recht volledig aan een vergunningsstelsel onderwerpen. Geen beperkingen zijn toegestaan met het oog op de inhoud van de uiting.
  2. Wel ook in Grondwet: (art. 9 Gw)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat wordt “het moederrecht van de politieke rechten en vrijheden” genoemd?
1. Vrijheid van betoging
2. Vrijheid van meningsuiting
3. Verenigingsrecht
4. Petitierecht
5. Vrijheid van betoging

A
  1. Petitierecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke stelling mbt openbaarheid van publieke informatie is juist?
1. Openbaarheid van publieke informatie is neergelegd in documenten die berusten onder een bestuursorgaan.
2. Er geldt een actieve openbaarheidsplicht. Deze plicht geldt niet voor informatie over de handhaving van beleid.
3. Alleen belanghebbenden hebben het recht om op basis van de passieve openbaarheidsplicht openbaarheid te eisen.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.

A
  1. Openbaarheid van publieke informatie is neergelegd in documenten die berusten onder een bestuursorgaan.
    ==>
    Mbt 2: Handhaving van beleid valt er wel onder, zie art. 3:1 lid 1 Woo.
    Mbt 3: een ieder heeft het recht, er is geen belang nodig zie art. 4.1, eerste en derde lid Woo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Formele wetten en AMvBs worden bekendgemaakt in het Staatsblad.
2. Koninklijke Besluiten met algemeen verbindende voorschriften worden bekendgemaakt in het Staatsblad
3. Algemeen verbindende voorschriften die bij ministeriële regeling worden vastgesteld worden bekendgemaakt in het Staatscourant
4. De bekendmaking van beschikkingen, plannen en beleidsregels wordt geregeld in de Awb.
5. Alle stellingen zijn juist.
6. Alle stellingen zijn onjuist.

A
  1. Alle stellingen zijn juist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar is de bekendmaking van algemeen verbindende besluiten van decentrale overheden geregeld?
1. De bekendmakingswet
2. De Awb
3. De Provw en Genw
4. 1+3
5. 2+3

A
  1. De Provw en Genw
    Let op: De Awb is NIET van toepassing op algemeen verbindende besluiten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke stelling is onjuist?
1. De democratie wordt vaak vereenzelvigd met de meerderheidsregel, echter de meerderheidsregel kan uitmonden in een dictatuur van de (toevallige) meerderheid, waarbij de minderheid geen stem meer heeft. Om dit probleem tegen te gaan geldt het voorschrift dat er een gekwalificeerde (grotere) meerderheid nodig is voor bepaalde besluiten.
2. Een meerderheidsbesluit verhult de motieven achter besluiten.
3. Beide stellingen zijn juist.
4. Beide stellingen zijn onjuist.

A
  1. Beide stellingen zijn juist.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke staatsvorm heeft de VK?
1. Gedecentraliseerde eenheidsstaat
2. Federatie
3. Eenheidsstaat
4. Confederatie

A
  1. Gedecentraliseerde eenheidsstaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke staatsvorm heeft Frankrijk?
1. Gedecentraliseerde eenheidsstaat
2. Federatie
3. Eenheidsstaat
4. Confederatie

A
  1. Gedecentraliseerde eenheidsstaat
18
Q

Welke staatsvorm heeft Duitsland?
1. Gedecentraliseerde eenheidsstaat
2. Federatie
3. Eenheidsstaat
4. Confederatie

A
  1. Federatie
19
Q

Welke staatsvorm heeft Nederland?
1. Gedecentraliseerde eenheidsstaat
2. Federatie
3. Eenheidsstaat
4. Confederatie

A
  1. Gedecentraliseerde eenheidsstaat
20
Q

Welke Regeringsvorm heeft het VK?
1. Semi-presidentieel systeem
2. Constitutionele monarchie
3. Parlementaire republiek
4. Presidentieel systeem

A
  1. Constitutionele monarchie
21
Q

Welke Regeringsvorm heeft Frankrijk?
1. Semi-presidentieel systeem
2. Constitutionele monarchie
3. Parlementaire republiek
4. Presidentieel systeem

A
  1. Semi-presidentieel systeem
22
Q

Welke Regeringsvorm heeft Duitsland?
1. Semi-presidentieel systeem
2. Constitutionele monarchie
3. Parlementaire republiek
4. Presidentieel systeem

A

Parlementaire republiek

22
Q

Welke Regeringsvorm heeft Nederland?
1. Semi-presidentieel systeem
2. Constitutionele monarchie
3. Parlementaire republiek
4. Presidentieel systeem

A

Constitutionele monarchie

23
Q

Welk kiesstelsel heeft het VK?
1. Evenredige vertegenwoordiging
2. Meerderheidsstelsel

A
  1. Evenredige vertegenwoordiging
24
Q

Welk kiesstelsel heeft Frankrijk?
1. Evenredige vertegenwoordiging
2. Meerderheidsstelsel

A
  1. Meerderheidsstelsel
25
Q

Welk kiesstelsel heeft Nederland?
1. Evenredige vertegenwoordiging
2. Meerderheidsstelsel

A
  1. Evenredige vertegenwoordiging
25
Q

Welk kiesstelsel heeft Duitsland?
1. Evenredige vertegenwoordiging
2. Meerderheidsstelsel

A
  1. Evenredige vertegenwoordiging
26
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Het parlement in het Verenigd Koninkrijk bestaat uit een Lagerhuis (House of Commons), een Hogerhuis (House of Lords) en de Koning/Koningin.
2. Leden van het Britse Hogerhuis worden gekozen op een vergelijkbare manier als leden van de Eerste Kamer in Nederland.
3. het first-past-the-post system houdt in: in enkelvoudige districten waarbij degene die in dat district de meeste stemmen behaalt, komt dan namens zijn partij in het Lagerhuis. Er is geen absolute meerderheid van 50% nodig is.
4. Het “additional member system” is een vorm van evenredige vertegenwoordiging. Het moet de resultaten van de onevenredige resultaten van de verkiezingen in de kiesdistricten als het ware corrigeren.
5. Er gelden geen algemene referendumregelingen in het VK.

A
  1. Leden van het Britse Hogerhuis worden gekozen op een vergelijkbare manier als leden van de Eerste Kamer in Nederland.
    ==>
    Waarin verschilt de positie van het Britse Hogerhuis van die van de Nederlandse Eerste Kamer?
    De leden van het Hogerhuis worden niet gekozen zoals in Nederland, maar hebben:
    * ofwel een erfelijke positie,
    * ofwel zijn lid op grond van hun functie in de Anglicaanse kerk,
    * ofwel zijn door de premier voor het leven als lid benoemd.
27
Q

In het VK geldt…
1. Er zijn wel referenda maar niet op federaal niveau.
2. Presidentieel referendum
3. Geen algemene referendumregelingen
4. Raadgevend referendum

A
  1. Geen algemene referendumregelingen
28
Q

In Nederland geldt…
1. Er zijn wel referenda maar niet op federaal niveau.
2. Presidentieel referendum
3. Geen algemene referendumregelingen
4. Raadgevend referendum

A
  1. Geen algemene referendumregelingen
    ==>
    Er gold een raadgevend referendum (2015) (ingetrokken 2018)
29
Q

In Duitsland geldt…
1. Er zijn wel referenda maar niet op federaal niveau.
2. Presidentieel referendum
3. Geen algemene referendumregelingen
4. Raadgevend referendum

A
  1. Er zijn wel referenda maar niet op federaal niveau.
30
Q

In Frankrijk geldt…
1. Er zijn wel referenda maar niet op federaal niveau.
2. Presidentieel referendum
3. Geen algemene referendumregelingen
4. Raadgevend referendum

A
  1. Presidentieel referendum
31
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Het Franse parlement bestaat uit twee kamers de Nationale Vergadering (Assemblée Nationale) en het Senaat (Sénat).
2. De uitvoerende macht in Frankrijk is de regering (premier en ministers) en de president.
3. In Frankrijk kunnen ministers tegelijkertijd lid zijn van het parlement.
4. Verkiezingen van de Nationale Vergadering in Frankrijk gebeuren elke 5 jaar, met een meerderheidsstelsel met twee ronden. Tijdens de eerste ronde zijn alleen degenen gekozen die een absolute meerderheid (meer dan 50%) van de stemmen hebben gekregen, maar dan moet minimaal 25% van de kiesgerechtigden zijn stem hebben uitgebracht.

A
  1. In Frankrijk kunnen ministers tegelijkertijd lid zijn van het parlement.
    ==> Kan niet.
32
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Bij de verkiezingen voor de Senaat in Frankrijk worden de leden van de senaat direct gekozen, door vertegenwoordigers van de regio’s, departementen en gemeenten.
2. De verkiezingen van een president in Frankrijk vindt plaats elke 5 jaar, rechtstreeks door de bevolking. De verkiezingen vinden in 2 ronden plaats. Indien een kandidaat in de eerste ronde niet de absolute meerderheid behaalt, vindt twee weken later een tweede ronde plaats tussen de twee kandidaten die de meeste stemmen hebben gekregen.
3. In Frankrijk kan alleen de president een bindend nationaal referendum uitschrijven.
4. Het Franse systeem heeft zowel kenmerken van een presidentieel stelsel als van een parlementair stelsel. Enerzijds is er een president die rechtsreeks wordt gekozen, die de premier benoemt en die eigen uitvoerende bevoegdheden heeft, met name op het terrein van buitenlandse zaken en het veiligheidsbeleid. Anderzijds heeft de regering (premier plus ministers) de steun van de meerderheid van de volksvertegenwoordiging nodig.

A
  1. Bij de verkiezingen voor de Senaat in Frankrijk worden de leden van de senaat direct gekozen, door vertegenwoordigers van de regio’s, departementen en gemeenten.
    ==> Moet zijn: INDIRECT GEKOZEN
33
Q

Welke stelling is onjuist?
1. Duitsland is een federatie die gevormd wordt door zestien deelstaten. De bevoegdheidsverdeling tussen de deelstaten en de federale overheid is vastgelegd in de federale grondwet.
2. Federale wetten in Duitsland gaan vóór deelstaatwetten. Deze bepaling is alleen van toepassing op wetgeving waarvoor alleen de federatie bevoegd is of op wetten waarvoor federatie en deelstaten gezamenlijk verantwoordelijk zijn.
3. Duitsland heeft twee belangrijke wetgevende organen op federaal niveau. De Bondsraad wordt elke 4 jaar rechtstreeks door de bevolking gekozen. De Bondsdag is het gemeenschappelijke orgaan van de deelstaten op federaal niveau; het behartigt de belangen van de deelstaten.
4. De regering in Duitsland bestaat uit bondskanselier en de ministers.
5. Duitsland kent geen referenda op federaal niveau, met één uitzondering: bij verandering van grenzen tussen deelstaten dient een referendum plaats te vinden.

A
  1. Duitsland heeft twee belangrijk wetgevende organen op federaal niveau. De Bondsraad wordt elke 4 jaar rechtstreeks door de bevolking gekozen. De Bondsdag is het gemeenschappelijke orgaan van de deelstaten op federaal niveau; het behartigt de belangen van de deelstaten.
    ==> Andersom.
    De Bondsdag wordt elke 4 jaar rechtstreeks door de bevolking gekozen. De Bondsraat is het gemeenschappelijke orgaan van de deelstaten op federaal niveau; het behartigt de belangen van de deelstaten.
34
Q

Wat verstaan juristen onder legitimiteit van overheidsbevoegdheden?
Voor een jurist is de uitoefening van overheidsbevoegdheden legitiem wanneer deze … (vul in) en … (vul in).
Juristen kijken … (vul in) naar de feitelijke aanvaarding.
Juristen kijken … (vul in) naar de normatieve aanvaarding.
Vul in met:
A: door de burgers wordt aanvaard
B: op een wettelijke grondslag berusten
C. burgers vinden dat deze regels rechtvaardig zijn en op de juiste wijze tot stand zijn gekomen
D: wel
E: niet
Mogelijke antwoorden:
1. A, B, D, E
2. C, A, E, E
3. B, C, D, D
4. A, C, D, D

A
  1. A, C, D, D

==> Zie Leereenheid 6, Zelfstudievragen, Vraag 1

35
Q

In een stelsel van … (vul in) krijgt een politieke partij een aantal zetels in het parlement naar verhouding van de op haar uitgebrachte stemmen. Hierbij worden alle stemmen die in het gehele land zijn behaald, bij elkaar opgeteld. In een … (vul in) wordt per kiesdistrict één afgevaardigde gekozen, waarbij de kandidaat met de meeste stemmen wint.
In een stelsel van … (vul in) vormt de volksvertegenwoordiging een getrouwe afspiegeling van de stemverhoudingen in het land, maar dat leidt wel tot een versnipperd parlement en coalitieregeringen. In een .. (vul in) zijn de grootste twee partijen sterk in het voordeel, wat de regeringsvorming vergemakkelijkt, maar de feitelijke stemverhoudingen zijn veel minder goed vertegenwoordigd.
Vul in met:
A: evenredige vertegenwoordiging
B: meerderheidsstelsel
Mogelijke antwoorden:
1. A, B, B, B
2. B, B, A, A
3. B, A, B, A
4. A, B, A, B

A
  1. A, B, A, B
36
Q

Een … (vul in) is het minimum aantal stemmen dat een politieke partij nodig heeft om vertegenwoordigd te worden in het parlement. In Nederland is de … gelijk aan de … . In Duitsland is de … hoger, namelijk… .
Vul in met:
A: kiesdeler
B: kiesdrempel
C: 4%
D: 5%
E: 10%
Mogelijke antwoorden:
1. A, A, B, A, D
2. A, A, B, A, C
3. B, B, A, B, D
4. B, B, A, B, E

A
  1. B, B, A, B, D
37
Q

Welk effect had de invoering van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging op de partijvorming in Nederland?
1. De twee grootste partijen werden sterker, wat de regeringsvorming vergemakkelijkt, maar de feitelijke stemverhoudingen zijn veel minder goed vertegenwoordigd.
2. Er moest gekozen worden voor een methode om per kiesdistrict één afgevaardigde te kiezen, waarbij de kandidaat met de meeste stemmen wint.
3. Blokvorming voor de verkiezingen was niet meer nodig. Er ontstonden steeds meer zelfstandig opererende politieke partijen en ook vele kleine partijen kwamen in de Tweede Kamer.
4. Alle antwoorden zijn onjuist.

A
  1. Blokvorming voor de verkiezingen was niet meer nodig. Er ontstonden steeds meer zelfstandig opererende politieke partijen en ook vele kleine partijen kwamen in de Tweede Kamer.
    ==>
    Mbt 1+2: Onzin, dat past bij een meerderheidsstelsel.
38
Q

Verschilt de verantwoordingsplicht van Nederlandse bestuurders van die in de Verenigde Staten?
1. Ja
2. Nee

A
  1. Ja
    In Nederland is er voor bestuurders geen zelfstandige democratische verkiezing. Zij worden benoemd door de Kroon en zijn verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordiging (ook op gemeentelijk en provinciaal niveau). De bestuurders hebben dus geen directe verantwoordingsplicht aan het volk maar hooguit indirect, via aan de volksvertegenwoordiging.
    In presidentiële systemen zoals de Verenigde Staten, wordt op nationaal (maar ook op regionaal en lokaal) niveau een zelfstandige verkiezing voor de president (of burgemeester) wordt gehouden. Dit brengt met zich dat de president geen verantwoording aflegt aan het parlement en het parlement op zijn beurt niet hoeft samen te werken met de president om wetgeving te kunnen produceren.
39
Q

Heeft het Franse systeem zowel kenmerken van een presidentieel stelsel als van een parlementair stelsel?
1. Ja
2. Nee

A
  1. Ja
    Het Franse regeringsstelsel heeft een ongebruikelijke structuur. Enerzijds is er een president die rechtsreeks wordt gekozen, die de premier benoemt en die eigen uitvoerende bevoegdheden heeft, met name op het terrein van buitenlandse zaken en het veiligheidsbeleid. Anderzijds heeft de regering (premier plus ministers) de steun van de meerderheid van de volksvertegenwoordiging nodig.
    De bevoegdheden van de volksvertegenwoordiging zijn echter grondwettelijk beperkt en de uitvoerende macht is in dit stelsel dominant, zodat de term semipresidentieel toepasselijk is.