LE7 Flashcards
Regeringsvormen en parlementair stelsel
Wat zijn de drie belangrijke regeringsvormen?
- Presidentieel stelsel
- Parlementair stelsel
- Conventioneel stelsel
Bij welk stelsel, in zijn zuivere vorm, zijn er geen checks en balances?
1. Presidentieel stelsel
2. Parlementair stelsel
3. Conventioneel stelsel
- Conventioneel stelsel
Bij welke regeringsvorm is er een strikte scheiding tussen wetgevende en uitvoerende macht?
1. Presidentieel stelsel
2. Parlementair stelsel
3. Conventioneel stelsel
4. Meer dan een antwoord is juist.
- Presidentieel stelsel
Welke stelling over een presidentiële regeringsvorm is onjuist?
1. President en volksvertegenwoordiging hebben een directe democratische legitimatie.
2. Het parlement kan een president, minister of (gehele) regering niet tot aftreden dwingen wegens gebrek aan vertrouwen.
3. Er is een Dualistische Samenwerking tussen regering en parlement met de nadruk op de checks and balances
4. De president of regering heeft niet de bevoegdheid om het parlement te ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te schrijven.
5. De president kan geen veto uitspreken over wetgeving die hem niet zint. Dit is een vorm van checks en balances.
- De president kan geen veto uitspreken over wetgeving die hem niet zint. Dit is een vorm van checks en balances.
==>
Moet zijn: - De president kan veto uitspreken over wetgeving die hem niet zint. Dit veto kan slechts overruled worden wanneer het Congres het besluit opnieuw neemt, maar dan wel met tweederdemeerderheid. Dit is een vorm van checks en balances.
Welke stelling over een parlementair stelsel is onjuist?
1. Alleen de volksvertegenwoordiging wordt middels directe verkiezingen gekozen; de regering is indirect democratisch gelegitimeerd.
2. Er geldt een vertrouwensregel tussen regering en parlement.
3. Het parlementaire stelsel is gericht op samenwerking van de centrale gezagsdragende instanties.
4. Alle stellingen zijn juist.
5. Alle stellingen zijn onjuist.
- Alle stellingen zijn juist.
Welke stelling over een conventioneel stelsel is onjuist?
1. Het uitgangspunt is relatieve volkssoevereiniteit, zonder machtsverdeling. De volksvertegenwoordiging is hier zowel ten aanzien van wetgeving als uitvoering de hoogste macht.
2. De regering heeft geen zelfstandige bevoegdheden, zij is voor haar bevoegdheden volstrekt afhankelijk van het parlement.
3. Het conventionele stelsel heeft een sterk democratische opzet. Maar door het ontbreken van enige vorm van machtsverdeling is het risico van ontsporing en machtsmisbruik groot.
4. De regering is ondergeschikt aan het parlement dus is er geen behoefte aan een vertrouwensregel.
5. Alle stellingen zijn juist.
6. Alle stellingen zijn onjuist.
- Het uitgangspunt is relatieve volkssoevereiniteit, zonder machtsverdeling. De volksvertegenwoordiging is hier zowel ten aanzien van wetgeving als uitvoering de hoogste macht.
==> Moet zijn: - Het uitgangspunt is absolute volkssoevereiniteit, zonder machtsverdeling. De volksvertegenwoordiging is hier zowel ten aanzien van wetgeving als uitvoering de hoogste macht.
Bij een … stelsel zijn de regering en parlement strikt gescheiden, elk voor zich door verkiezingen gelegitimeerde organen, die aparte functies uitoefenen.
Bij een … stelsel is alle macht geconcentreerd in het parlement, terwijl de regering niets meer is dan een uitvoerend comité van en uit het parlement.
Bij een … gaat men uit van twee onderscheiden organen met deels eigen, deels gezamenlijk uit te oefenen bevoegdheden. Daarbij is alleen het parlement direct verkozen, de regering is afhankelijk van het vertrouwen van het parlement.
Mogelijke antwoorden:
1. dualistisch… monistisch… gematigd monistisch stelsel
2. monistisch… dualistisch… gematigd monistisch stelsel
3. monistisch… dualistisch… gematigd dualistisch stelsel
4. dualistisch… monistisch… gematigd dualistisch stelsel
- dualistisch… monistisch… gematigd dualistisch stelsel
Het … stelsel is monistisch.
Het … stelsel is dualistisch.
Het … stelsel is gematigd dualistisch.
Vul in:
1. conventionele… presidentiële… parlementaire
2. presidentiële… parlementaire… conventionele
3. parlementaire… conventionele… presidentiële
4. conventionele… parlementaire … presidentiële
- conventionele… presidentiële… parlementaire
Bij een parlementair stelsel bestaat er… (vul in) machtenscheiding.
1. een strikte vorm van
2. een gematigde vorm van
3. geen
4. geen antwoord is juist
- een gematigde vorm van
Bij een conevntioneel stelsel bestaat er… (vul in) machtenscheiding.
1. een strikte vorm van
2. een gematigde vorm van
3. geen
4. geen antwoord is juist
- geen
Bij een presidentieel stelsel bestaat er… (vul in) machtenscheiding.
1. een strikte vorm van
2. een gematigde vorm van
3. geen
4. geen antwoord is juist
- een strikte vorm van
Bij een… stelsel is de wetgevende macht bij parlement en uitvoerende macht bij de regering.
1. Presidentieel stelsel
2. Parlementair stelsel
3. Conventioneel stelsel
4. 1+2
5. 2+3
- 1+2
Bij een presidentieel stelsel: Wetgevende macht bij parlement en uitvoerende macht bij president (regering)
Ministeriële verantwoordelijkheid betreft:
1. Civielrechtelijke kwesties
2. Strafrechtelijke kwesties
3. Politiekrechtelijke kwesties
4. 1+2
5. 1+3
6. 1+2+3
- 1+2+3
Ministers zijn, op basis van de ministeriële verantwoorddelijkheid, verantwoordelijk voor:
1. Hun eigen doen en nalaten
2. Het handelen van de aan hun ondergeschikte ambtenaren
3. Handelingen van de onschendbare staatshoofd
4. 1+2
5. 1+3
6. 1+2+3
- 1+2+3
Welke stelling is onjuist?
1. De vertrouwensregel houdt in dat als de Staten-Generaal geen vertrouwen heeft in de minister, dan wordt een motie van wantrouwen aangenomen en dan dient de minister op te stappen.
2. In Frankrijk is de regering formeel verantwoording verschuldigd aan de Senaat, maar de Senaat is niet bevoegd om de regering naar huis te sturen. Dat is dus wel ministeriële verantwoordelijkheid, maar zonder vertrouwensregel.
3. Als de minister naar huis wordt gestuurd omdat hij in het privé-leven iets heeft gedaan, bijv. dronken rijden, dan geldt wel de vertrouwensregel, maar zonder ministeriële verantwoordelijkheid.
4. Noch de ministeriële verantwoordelijkheid noch de vertrouwensregel zijn in de Grondwet verankerd.
- Noch de ministeriële verantwoordelijkheid noch de vertrouwensregel zijn in de Grondwet verankerd.
==>
ministeriële verantwoordelijkheid: art. 42, tweede lid, Gw
Welke stelling is onjuist?
1. in het kader van machtsverdeling wordt de verhouding tussen regering en Staten-Generaal gekenmerkt door de vertrouwensrelatie.
2. Parlementaire kabinetten zijn kabinetten waarbij de coalitiefracties uit de Tweede Kamer nauw betrokken zijn bij de formatie en waarbij ze de hoofdlijnen van het beleid vastleggen in een regeerakkoord. Daartegenover zijn er extraparlementaire kabinetten waar de parlementaire fracties niet programmatisch betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van het kabinet.
3. De Grondwet bepaalt dat ministers en staatssecretarissen de Eerste en Tweede Kamer alle informatie moeten verstrekken waar zij om vragen.
4. Een motie is voor de regering of bewindspersoon altijd bindend. Daarom moet de regering aftreden in het geval dat een motie van wantrouwen wordt aangenomen.
- Een motie is voor de regering of bewindspersoon altijd bindend. Daarom moet de regering aftreden in het geval dat een motie van wantrouwen wordt aangenomen.
==> een motie is in de regel niet bindend. De motie van wantrouwen is de uitzondering.
==>
Mbt 3: art. 68 Gw
Welke stelling is onjuist?
1. Ramingen die onjuist blijken aan de inkomstenzijde van de rijksbegroting hebben geen rechtsgevolg. Ramingen die onjuist blijken aan de uitgavenzijde van de rijksbegroting hebben wel rechtsgevolg.
2. Als de uitgaven van een ministerie hoger blijken dan de begroting, dan zal de minister de vaststelling van een suppletoire begrotingswet (voorstel om een lopende begroting te wijzigen) moeten bevorderen, anders mag hij niet meer uitgeven dan in zijn begroting is bepaald.
3. De derde woensdag van mei heet “Dag ter Verantwoording”. Aan de hand van tevoren door de Tweede Kamer te bepalen beleidsprioriteiten worden er per ministerie onderwerpen aangegeven waarop ministers zich in het bijzonder -in termen van (financiële) resultaten- dienen te verantwoorden.
4. De definitie van het ambt regering in Nederland omvat de Koning plus alle ministers en staatssecretarissen.
- De definitie van het ambt regering in Nederland omvat de Koning plus alle ministers en staatssecretarissen.
==>
Definitie van het ambt regering: Koning plus een of meer ministers en/of staatssecretarissen (art. 42, eerste lid, Gw). Maar volgens art. 47 Gw kan een regeringsbesluit (Koninklijk Besluit) worden genomen door de Koning en één of meer ministers en/of staatssecretarissen; dus niet alle ministers hoeven te ondertekenen.
Artikel 34 Gw bepaalt:
“De wet regelt het ouderlijk gezag en de voogdij over de minderjarige Koning en het toezicht daarop. De Staten-Generaal beraadslagen en besluiten ter zake in verenigde vergadering.”
Deze wet betreft de Koning in zijn staatsrechtelijke hoedanigheid als:
1. Deel van de regering
2. Privépersoon
3. Staatshoofd
4. 1+2
5. 2+3
- Privépersoon
Artikel 82 lid 1 Gw bepaalt:
“Voorstellen van wet kunnen worden ingediend door of vanwege de Koning en door de Tweede Kamer der Staten-Generaal.”
Deze wet betreft de Koning in zijn staatsrechtelijke hoedanigheid als:
1. Deel van de regering
2. Privépersoon
3. Staatshoofd
4. 1+3
5. 2+3
- Deel van de regering
Welke stelling is onjuist:
1. Het verschijnsel “ministers zonder portefeuille” is grondwettelijk verankerd.
2. De ministerraad betreft alle ministers tezamen.
3. Verslagen van de ministerraad worden openbaar gemaakt, op basis van de Woo.
4. Staatssecretarissen zijn geen lid van de ministerraad.
5. Alle stellingen zijn juist.
6. Alle stellingen zijn onjuist.
- Verslagen van de ministerraad worden openbaar gemaakt, op basis van de Woo.
==>
Mbt 1: art. 44 lid 2 Gw
Mbt 2: art. 45 lid 1 Gw
Mbt 3: Wat er in de ministerraad is besproken, is staatsgeheim.