Kwalitatief week 8 Flashcards

HC 1 + 2 - Ritchie & Lewis - Morling H16 + H10 - Bohm

1
Q

Definitie Inductief onderzoek (Morling)

A

Onderzoek dat begint met de gegevens en vervolgens generaliseert of theoretische veralgemening produceert uit de gegevens (bottum up benadering). heeft meestal betrekking op de toekomst en wordt vaak gekozen als er weinig literatuur over je onderzoeksonderwerp te vinden is. Observatie - Data verzamelen - Patroon ontdekken - Hypothese/theorie formuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Definitie Grounded theory (Morling)

A

Systematische, inductieve benadering van kwalitatief onderzoek die suggereert dat onderzoekers conceptuele relaties uit data moeten extrapoleren in plaats van testbare hypothesen te formuleren op basis van bestaande theorie. Dit is geen theorie, maar het is een methode voor het analyseren van kwalitatieve data om een theorie te creëren. Extrapoleren = op basis van gegevens verwachtingen uitspreken over iets waarvan je geen gegevens hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie Doelgerichte steekproeftrekking (Purposive sampling; Morling)

A

Een steekproefstrategie waarbij gevallen doelbewust worden geselecteerd op basis van kenmerken die hen onderscheiden van andere gevallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definitie Verzadiging (Saturation; Morling)

A

Wanneer nieuw materiaal (interviews, observaties, antwoorden) geen nieuwe inzichten opleveren en alleen maar versterken wat de onderzoeker al weet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Definitie Abductief onderzoek (Morling)

A

Onderzoek dat theorie tracht op te bouwen uit “verrassingen” in empirische gegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Definitie Deductief onderzoek (Morling)

A

Onderzoek met een “top down” benadering, waarbij de theorie of hypothese de gegevensverzamelingsstrategie en -analyse stuurt. Deze benadering komt veel meer gebruikelijker bij kwantitatief onderzoek dan bij kwalitatief onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Definitie Observer (bij rollen onderzoeker; Morling)

A

Eén van de vier rollen die een onderzoeker kan aannemen wanneer hij veldwerk verricht; als waarnemer vertelt de onderzoeker de mensen dat hij wordt geobserveerd, maar hij neemt geen deel aan de activiteiten en levens van proefpersonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Definitie Covert observer (Morling)

A

Eén van de vier rollen die een onderzoeker kan aannemen wanneer hij veldwerk verricht; als een covert observer observeert de onderzoeker mensen die niet weten dat zij worden geobserveerd of bestudeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Definitie Systematische observatie (Morling)

A

Observatiemethode waarbij de onderzoeker een checklist en tijdlijn voor het observeren van verschijnselen volgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar zorgt een topiclijst voor? (Ritchie & Lewis)

A

Zorgt ervoor dat alle onderwerpen besproken worden, maar is niet zo strict als een gestructureerd interview.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn vier soorten inhoudelijke vragen? (Ritchie & Lewis)

A

1: Amplificatory (toelichting) - meer diepte in onderzoek krijgen
2: Exploratory (verkenning) - vragen naar onderliggende gevoelens van respondent
3: Explanatory (verklaring) - redenen waarom achterhalen
4: Clarificatory (verduidelijking) - verduidelijking vragen over woorden, taal etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Definitie Probing (Ritchie & Lewis)

A

Een techniek voor het stellen van vervolgvragen die onderzoekers van gebruikerservaringen gebruiken om deelnemers te motiveren dieper in te gaan op een onderwerp waarover de onderzoeker meer wil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Definitie open coderen (Bohm)

A

Je hangt bepaalde labels (codes) aan tekstfragmenten. Deze codes geven aan wat het hoofdthema is van dat fragment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Definitie Axiaal coderen (Bohm)

A

Verfijnen en onderscheid maken tussen concepten die al bestaan. De concepten indelen in categorieën en overkoepelende codes. Dit is een proces van telkens veranderen en uiteindelijk komen hieruit een aantal hoofdcategorieën naar boven die je gebruikt in je theorie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Definitie Selectief coderen (Bohm)

A

Theorie bouwen op de hoofdcategorieën die je gevonden hebt. Relaties en verbindingen aanbrengen in de data.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar worden Coding stripes voor gebruikt? (Grasple)

A

Om codes te organiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de vijf stappen van kwalitatieve data analyse? (Grasple)

A

1: Data management en voorbereiding
2: Doornemen en reduceren van de data
3: Coderen van de data
4: Memo’s schrijven
5: Construeren en toetsen van modellen

18
Q

Data analyse in NVivo bestaat uit drie stappen:

A

1: Data importeren - kan allerlei soorten data: tekst, foto’s
2: Coderen van de data - labels geven aan tekstdelen
3: Organiseren van codes - kan op verschillende manieren

19
Q

Belangrijkste doel van inductief onderzoek is…

A

theorievorming.

20
Q

Bij axiaal coderen is het de bedoeling dat de …

A

losse codes samengevoegd worden in een aantal hoofdcodes die bepaalde thema’s weergeven. Je kijkt naar relaties tussen verschillende codes.

21
Q

Bij selectief coderen, wordt er …

A

een antwoord geformuleerd op de onderzoeksvraag

22
Q

Het doel bij deductief onderzoek is…

A

theorietoetsing.

23
Q

Wat zijn de fasen van een focusgroep? (HC)

A

1: Forming - bij elkaar komen, gezamenlijk doen, geen structuur
2: Storming - hoe gaan we het doen, regels vaststellen
3: Norming
4: Performing - uitvoeren gesprek, kan dat structuur niet werkt -> storming
5: Adjourning - uit elkaar gaan, doel bereikt

24
Q

Definitie Two-way focusgroep (HC)

A

Twee focusgroepen tegelijk. Eén groep in gesprek, je switcht van groepen.

25
Q

Definitie Dual moderator (HC)

A

Twee moderatoren met verschillende taken: praktisch en inhoudelijk

26
Q

Definitie Dueling moderator (HC)

A

Dual als moderatoren. Brengt discussie in gang dmv tegengesteld standpunt in nemen.

27
Q

Definitie Respondent moderator (HC)

A

Trek jezelf terug als moderator, laat een respondent leiding nemen

28
Q

Definitie Probes (HC)

A

Uitdagen om meer te vertellen: stilte laten vallen, ongericht aanmoedigen, doorvragen, reflectie/samenvatting

29
Q

Definitie Prompts (HC)

A

Intro nieuw onderwerp

30
Q

Definitie Scope creep (HC)

A

Afwijken van je doel van je onderzoek. Voorkomen door topiclist

31
Q

Definitie reactiviteit/hawthorne effect (HC)

A

Participanten vertonen niet hun normale gedrag vanwege aanwezigheid onderzoeker

32
Q

Definitie Manifest (HC)

A

Direct zichtbaar, objectief, duidelijk, beschrijvend. Bv aantal woorden in artikel

33
Q

Definitie Latent (HC)

A

Niet direct zichtbaar, zit interpretatie bij, diepere betekenis. Bv manier van voorstellen context krantenbericht

34
Q

Wat is de volgorde van Inductieve en deductieve analyse in de piramide van boven naar onder? (HC)

A

Inductie: data - analyse - theorie geformuleerd op basis van data
Deductief: theorie - analyse - data bevestigd of ontkracht theorie

35
Q

Verschil tussen sensitizing concepts en a priori codes (HC)

A

Sensitizing is abstract en breed. A priori codes concreet en specifiek.
Sensitizing = Begrippen die richtinggevend zijn voor de analyse van kwalitatief onderzoeksmateriaal.
A prori codes = wordt veelal gebruikt bij vaststellingen en oordelen die zonder onderzoek worden gedaan.

36
Q

Wat zijn de 4 criteria voor theoretisch model? (HC)

A

1: Fitness - theorie is passend in veld
2: Understanding - theorie is begrijpbaar voor gebruikers
3: Generality - theorie is geldend in meerdere situaties
4: Control - theorie geeft controle

37
Q

Definitie observeren Primary (HC)

A

Wat gebeurt er op welk moment en met wie?

38
Q

Definitie observeren Secundary (HC)

A

Je data laten lezen aan een medeonderzoeker, en diegene zegt ‘ik lees dat dit en dit gaande is’. Dus fieldnotes laten lezen/observeren door een derde.

39
Q

Definitie observeren Experiental (HC)

A

Wat jouw gevoel erbij is, je hebt dit niet feitelijk geobserveerd, bv ‘ik voelde mij hier vrolijk bij worden’

40
Q

Definitie observeren Circumstancial & background (HC)

A

Niet direct observeerbaar, maar wel van invloed. Bv normen over hoe je je gedraagt in organisatie.