KOM blok 1 - Correlationeel Flashcards
Wat houden de volgende tekens in:
µ - σ - M - n - s
µ - populatie gemiddelde σ - populatie standaarddeviatie M - steekproef gemiddelde n - steekproefgrootte s - steekproef standaarddeviatie
Welke drie fouten kunnen voorkomen bij steekproeven?
1: Dekkingsfout - er staan soms mensen NIET op de lijst. Als er mensen niet op de lijst staan, maar wel tot de populatie behoren, is dit een dekkingsfout.
2: Non-reponse - het niet meedoen of niet beantwoorden van vragen.
3: Steekproeffout - verschil tussen twee waarden (steekproef en populatie) wat je meet. Kunnen beide een vertekend beeld van de werkelijkheid opleveren.
En welke fout doet zich voor bij de standaardafwijking van de steekproeffout
Standaardfout: standaardafwijking van de steekproeffouten is de standaardfout. Kleine SF geeft aan dat metingen nauwkeuriger zijn dan wanneer we een grote SF observeren.
Definitie:
Frequentie claims
Associatie claims
Causale claims
Frequentie: beschrijft bepaalde mate van variabele. Gaat om 1 variabele, hoe vaak komt iets voor? Vaak in percentages. Nooit gemanipuleerd.
Associatie: niveau van ene variabele is geassocieerd met niveau van andere variabele. Ze correleren. Niet gemanipuleerd.
Causale: ene variabele is verantwoordelijk voor de ander.
Hoe worden de volgende claims geëvalueerd:
Frequentie claims
Associatie claims
Causale claims
Frequentie - kijken naar constructvaliditeit en externe validiteit.
Associatie - ook construct en externe validiteit. Maar ook statistische: hoe sterk is associatie tussen de variabelen.
Causale - covariantie (= er is associatie tussen twee variabelen), temporele precedentie (= variabele vindt in tijd eerder plaats dan de ander) en interne validiteit (= invloed van evt. derde variabele)
Om claims te evalueren wordt er gekeken naar vier soorten validiteit. Welke zijn dit?
1: Construct - hoe goed is de conceptuele variabele geoperationaliseerd (dus gemeten)?
2: Externe - generaliseerbaarheid. Zijn de proefpersonen representatief aan de populatie?
3: Statistische - in hoeverre zijn de statistische conclusies accuraat? Zegt vaak iets over de marge van error (bv 3% marge: 26% wordt 23-29%)
4: Interne - derde variabele moet worden uitgesloten