KOM blok 1 - Correlationeel Flashcards

1
Q

Wat houden de volgende tekens in:

µ - σ - M - n - s

A
µ - populatie gemiddelde
σ - populatie standaarddeviatie
M - steekproef gemiddelde
n - steekproefgrootte
s - steekproef standaarddeviatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke drie fouten kunnen voorkomen bij steekproeven?

A

1: Dekkingsfout - er staan soms mensen NIET op de lijst. Als er mensen niet op de lijst staan, maar wel tot de populatie behoren, is dit een dekkingsfout.
2: Non-reponse - het niet meedoen of niet beantwoorden van vragen.
3: Steekproeffout - verschil tussen twee waarden (steekproef en populatie) wat je meet. Kunnen beide een vertekend beeld van de werkelijkheid opleveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

En welke fout doet zich voor bij de standaardafwijking van de steekproeffout

A

Standaardfout: standaardafwijking van de steekproeffouten is de standaardfout. Kleine SF geeft aan dat metingen nauwkeuriger zijn dan wanneer we een grote SF observeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definitie:
Frequentie claims
Associatie claims
Causale claims

A

Frequentie: beschrijft bepaalde mate van variabele. Gaat om 1 variabele, hoe vaak komt iets voor? Vaak in percentages. Nooit gemanipuleerd.
Associatie: niveau van ene variabele is geassocieerd met niveau van andere variabele. Ze correleren. Niet gemanipuleerd.
Causale: ene variabele is verantwoordelijk voor de ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe worden de volgende claims geëvalueerd:
Frequentie claims
Associatie claims
Causale claims

A

Frequentie - kijken naar constructvaliditeit en externe validiteit.
Associatie - ook construct en externe validiteit. Maar ook statistische: hoe sterk is associatie tussen de variabelen.
Causale - covariantie (= er is associatie tussen twee variabelen), temporele precedentie (= variabele vindt in tijd eerder plaats dan de ander) en interne validiteit (= invloed van evt. derde variabele)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Om claims te evalueren wordt er gekeken naar vier soorten validiteit. Welke zijn dit?

A

1: Construct - hoe goed is de conceptuele variabele geoperationaliseerd (dus gemeten)?
2: Externe - generaliseerbaarheid. Zijn de proefpersonen representatief aan de populatie?
3: Statistische - in hoeverre zijn de statistische conclusies accuraat? Zegt vaak iets over de marge van error (bv 3% marge: 26% wordt 23-29%)
4: Interne - derde variabele moet worden uitgesloten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly