KNP Neuropsychologisch onderzoek Flashcards
fundamentele onderzoek
gericht op een beter begrip van onderliggende cognitieve stoornissen en daaraan gerelateerde hersenstructuren
fundamentele vraagstellingen
vragen naar de precieze aard van een stoornis en daarmee naar de onderliggende cognitieve processen
subtractie
de procedure om de score behaald op een simpelere conditie af te trekken van een complexere conditie
intra-individueel onderzoek
specifieke taken aan een patient aan te bieden en condities met elkaar te vergelijken
longitudinaal onderzoek
patient of groep wordt voor langere tijd gevolgd
crossectionele design
binnen een populatie met een ziektebeeld metingen verricht bij verschillende patiënten op verschillende momenten in het ziekteproces
Hawthorne effect
Het Hawthorne-effect is het effect van een interventie op een onderzocht persoon dat uitsluitend te wijten is aan het feit dat deze aan een onderzoek meedoet.
pneumo-encefalografie
invasieve techniek waarbij hersenvocht wordt verwijderd en vervangen door lach in th vventrikelruimentes van de hersenen
echo-encefalografie
geluidsgolven door de schedel gezonden en de echo’s daarvan werden opgevangen
spect en pet
radioactieve deeltjes kunnen ingebouwd worden in molecurlen die na toediening bij een patient aan heel specifieke neuronen blijven hangen (receptoren)
meg
gebruik maken van magnetische velden die worden geproduceerd tijdens neurale activiteiten
eros
wordt gebruik gemaakt van infrarood licht aan de hand vn optische fibers om hersenactiviteit te meten
ct scan
hersenweefsel niet invasie en hoogresoluut (1 mm) zichtbaar te maken
mrs
magnetische resonantiespectroscopie, geeft op een niet invasieve manier info over concentraties van bepaalde moleculen in de hersenen
spatie resolutie
scherpte van het beeld
temporele resolutie
snelheid van de opnames
elektromagnetische inductie
een elektrisch veld wekt tegelijk een magnetisch veld op.
hemodynamische respons
reactie van bloedvaten op een toename van neurale activiteit
resting state method
zoekt naar correlaties tussen (signalen van) gebieden, en levert een beeld op van functionele netwerken
p ganglion cellen
kleine receptief veld (hoge spatie resolutie) geven vooral info over kleur
m ganglion cellen
groot receptief veld en geven vooral informatie door met betrekking tot beweging
NGL vd thalamus
info uit de magnocellulaire en parvocellulaire systeem in verschillende lagen wordt verwerkt §
v3
perceptie van vorm
v4
kleurperceptie
v5/MT
verwerking van bewegingen
closure
het reconstrueren van een figuur of voorwerp uit minimale visuele informatie
lagere orde stoornissen
stoornissen in primaire verwerking. ‘anopsie’.
hogere ordestoornissen
cognitieve visuele stoornissen die optreden ten gevolgen van beschadigingen in gebieden buiten de primaire visuele cortex ‘agnossieen’
associatieve agnosieen
waarbij het percept wel tot stand komt maar het associeren met de opgeslagen kennis over het object faalt
kwadrantanopsie
blindheid voor een bepaald kwart of kwadrant van het gezichtsveld
scotoom
blindheid voor klein deel van het visuele halfveld
cerebrale achromatopsie
gestoorde kleurwaarneming als gevolg van een hersenbeschadiging
akinetopsie
bewegingsblindheid
visuele vorm agnosie
waarbij visuele functies als gezichtsscherpte, helderheidsdiscriminatie, bewegingsdetectie en kleurperceptie wel intact zijn, maar waarbij het herkennen matchen kopiëren of discrimineren van eenvoudige visuele stimuli gestoord is
ventrale simultaan agnosie
zijn niet goed in staat om de afzonderlijke elementen van een complex object samen te voegen tot een betekenisvol holistisch percept
kleuragnosie
selectieve stoornis in kleurkennis, waarbij de kleur discriminatie intact is. maar ze kunnen kleuren niet categoriseren, benoemen en of herkennen
helderheid agnosie
selectief problemen met herkennen van helderheid
objectagnosie
waarbij een patient niet alleen grote moeite heeft mt het benoemen van objecten, maar ook niet in staat is om verschillende objecten uit dezelfde categorie te ordenen
optische afasie
problemen herkennen of lezen van letters en het benoemen van objecten. wel instaat om door middel van gebaren aan te geven hoe een object gebruikt moet worden en zij kunnen objecten uit verschillende categorieën correct ordenen
pure alexie
geen probleem met schrijven en taalproductie maar wel met lezen
palinopsie
zien beelden die ze kort tevoren hebben gezien opnieuw
covert orienting
sommige stimuli trekken automatisch de aandacht
overt orienting
andere aspecten van de ruimtelijke aandachtigen een beroep op top-down of executieve controle
disengagement
van de aandacht om van de ene locatie naar de andere locatie te richten
egocentrische representatie
wanneer we als referentie kader onszelf als waarnemer nemen
allo-centrische representatie
onafhankelijk van de waarnemer is en als het ware de vorm heeft van een mentale kaart vanuit een vogelperspectief
dissociatie om een selectieve uitval
in essentie is het cognitief functioneren intact maar een specifiek deel binnen het cognitief functioneren is uitgevallen
enkelvoudige dissociatie
kan het zijn dat een patient uitvalt op taak B maar niet op taak A, maar dat andersom wel kan
dubbele dissociatie
het aantonen van twee (min of meer) onafhankelijke cognitieve processen waarvan men aanvankelijk dacht dat het om een samenhangend proces ging
categorische informatieverwerking
staat de relatieve ruimtelijke relatie tussen objecten centraal t
coordinate info verwerking
meer metrisch karakter, waarbij ruimtelijke relaties in coordinaten wordt uitgedrukt
simultaan agnosie
bestaat geen overzicht van de visuele wereld rondom hen, en zij kunnen in de tijd slechts een deel van de visuele scene waarnemene
dorsale simultaanagnosie
gebruiken de identificatie van bepaalde delen van een object om een inferentie te maken over he gehele object
ventrale simultaanagnosie
kunnen maar een objectkenmerk identificeren in een scene, hoewel Dese patiënten wel degelijk in staat zijn meerdere objecten tegelijk waar te nemen
neglect
aandachtsstoornis die gekarakteriseerd wordt door het negeren of vertraagd reageren op stimuli aan de kant van de contalaterale aan het letsel
number bisection taken
patiënten op basis van intuïtie een getal moeten noemen dat precies het midden valt tussen twee auditief aangeboden cijfers
egocentrische desoriëntatie
vertonen problemen in de representatie van de relatieve locatie van objecten ten opzichte van zichzelf
desoriëntatie in richting /heading desorientation
problemen met waarnemen en onthouden van ruimtelijke relaties tussen herkenningspunten in te omgeving en hun eigen oriëntatie relatief tot deze herkenningspunten
anterograde desorientatie
stoornis in het aanleren van nieuwe roetes at betreft zowel ruimtelijke kennis als kennis over landmarks
constructieve apraxie
Bij deze vorm van apraxie is het ruimtelijke aspect van een handeling verstoord waardoor iemand bijvoorbeeld niet goed kan (na)tekenen of eenvoudige figuren kan construeren / iets in elkaar kan zetten. Dit komt vaak voor bij patiënten met een laesie in de posterieure pariëtale en/of occipitale cortex.
optische ataxie
stoornis in het reiken en grijpen van visuele objecten in het perifere visuele veld zonder primaire visuele motorische en proprioceptieve stoornissen
balintsyndroom
bestande uit dorsale simultaanagnosiee, optische ataxie, en oculoomotorische apraxie// slechts aandacht voor 1 object
oculomotorische apraxie
stoornis waarbij patiënten moeite hebben met het vrijwillig sturen van hun oogbewegingen in de ruimte
prefrontaalkwab
ruimtelijk werkgeheugen, spatiotemporeel leren, integratie van informatie
posterieure parietaalkwab
waar route, egoscentrisch codering categorische. relaties, coordinate relaties, ruimtelijke lokalisatie en aandacht ,
temporaalkwab
wat route, vorm en objectherkenning,
hippocampus
allocentrische codering, objectlocatiekoppeling, (geheugen: episodic memory)
corticospinale projecties
corticale zenuwabbenne die betrokken zijn bij aansturing van spieren, projecteren zowel directnaar ruggenmerg als naar hersenstamkernen
propriocepsis
om door receptoren in gewrichten, spieren en. huid informatie te verkrijgen over standen, standsverandering en beweging van herlichaam
forward model
voorspelling van consequenties van. een actie gedaan wordt op basis van een intern model van het motorische systeem. controle op succes (vergelijken van effenende copy met eindtoestand), motorische consequenties:vervolg bewegingen, sensorische consequenties: te verwachten perceptuele gevolgen
efforence copy
kopie van motor programma, om onverwachte sensorische consequenties te voorspellen en vervolgens te kunnen onderdrukken
invarianten
manipulaties aangebracht in de. taak bijv in de afstand waarover moet worden gereikt of. in de grootte van het object dat moet worden gegrepen
end state comfort
wordt eerst het eind van de beweging gepland, daarna pa de beweging er naar toe
motor imagery
gebeurt door het bewust maken van grotendeels onbewuste representaties van bewegingen
cerebrale parese
overkoepelend begrip waarmee een g roep van chronische niet progressieve stoornissen van de motoriek en de spiercoordinatie wordt aangeduid die leiden tot beperkingen in het uitvoeren van dagelijkse activiteiten
minimal cerebral palsy
delevopmental coordination disorder, kenmerk is motorische onhandigheid, zonder aantoonbare neurologische afwijking
apraxie
onvermogen om doelgericht gedrag uit te voeren in afwezigheid van een paralyse of parese
ideationele apraxie
Het concept van de handeling ontbreekt waardoor de planning van een handeling is aangedaan. Deelhandelingen worden overgeslagen of in een verkeerde volgorde uitgevoerd. Zo kan een patiënt bij het aankleden bijvoorbeeld een hemd over een trui aantrekken. Imitatie lukt wel.
conceptuele apraxie
bewegingsstoornis waarbij het concept van bewegen verloren is. gekarakteriseerd door problemen met het gebruik van gereedschap en het begrijpen van gebaren
ideomotorische apraxie
Patiënt weet wat hij moet doen, maar weet niet hoe/kan niet de (deel) handelingen uitvoeren. Spontaan kunnen handelen nog goed gaan, maar op commando of bij imiteren gaat het mis.
conductieapraxie
problemen met het imiteren van bewegingen, terwijl het uitbeelden van beweging relatief intact is
pantmimeagnosie
stoornis in het visueel onderscheiden en begrijpen van gebaren, waarbij imitatie van de gebaren relatief intact is. daarnaast is het herkennen van voorwerpen ook niet gestoord
limb-kinetische apraxie
traagheid en stijfheid van bewegingen met een verlies van fijne en precieze bewegingen
constructieve apraxie
stoornis in het vermogen om verschillende onderdelen te assembleren tot een geheel
limm-kinetische apraxie
traagheid en stijfheid van bewegingen met een verlies van fijne en precieze bewegingen
constructieve apraxie
stoornis in het vermogen om verschillende onderdelen te assembleren tot een geheel
limbapraxie
meestal gebruikt om ideomotorische apraxie van de ledematen aan te duiden, doorgaans omvat dit gestoorde bewegingen van handen en vingers
buccofaciale apraxie
stoornis in het maken van mond en gezichtsbewegingen op commando of imitatie
orofaciale apraxie
stoornis in het maken van monden gezichtwebewegingen op basis van verbale instructie of imitatie
optische apraxie
stoornis in het maken van saccades op basis vanverbale instructies
spraakapraxie
selectieve stoornis in het vermogen om spraakklanken te produceren
unimodale apraxie
waarbij acties binnen een modaliteit gestoord zijn dus op basis van. visuele maar niet auditieve input enz
tactiele apraxie
problemen met het maken v an handbewegingen tijdens tactiele interactie met een voorwerp, waarbij gebaren wel goed uitgevoerd kunnen worden
disconnectieapraxie
als gevolg van disconnectie tussen een speciefieke type input en motorrepresentaties. de input kan verbaal zijn (bewegingen kunnen niet op commando gemaakt worden), visueel (gereedschap, imitatie) of tactiel
alien hand syndrome
onvrijwillige schijnbaar autonome bewegingen van de aangedane hand, die tegen de verbaal gerapporteerde. intentie van de patient ingaan also deze door een externe kracht gecontroleerd word
transient ischemich attack (TIA)
als de neurologische uitvalsverschijnselen binnen 24 uur verdwijnen , blijvende subtiele cognitieve stoornissen,
intracerebrale bloeding
veel bloedingen voorkomen in het basale kernen gebied meestal als gevolg van dieper gelegen arteriële. veroorzaakt aan langdurige blootstelling aan hoge bloeddruk
gall
grondlegger fysiognomie, hersenen fysieke plek voor mentale capaciteiten, localisatie van functie -> hoe beter hoe groter, functies zijn onafhankelijkheid van elkaar
clinicoanatomie : paul broca,
argumenteert voor de klinische pathologische correlatie tussen spraakstoornissen en de linker frontaalkwab (= lokalisatie), lateralisatie van taalfunctie in linkerhemisfeer
clinicoanatomie : carl wernike
Beschrijftverschiltussengebiedvoorwoordproductie(frontaal) enwoordbegrip(temporaal).-Vo o r s p e l t d a t s c h a d e a a n v e r b i n d i n g ( d i s c o n n e c t i e v a n arcuatefasciculus) ander soort functiebeperking geeft. -In 1885 wordt dit door Lichtheim aangetoond bij een patiënt. Productie en begrip zijn intact, maar vermogen om woorden te herhalen verstoord.
dissociaties
enkele dissociaties, zoals bij schade aan gebied van broca en Wernicke bij 1 patient, veronderstelden een seriële organisatie van functies in het. brein
dubbele dissociaties
zoals bij twee patiënten leveren bewijs voor een parallel (min of meer onafhankelijke) organisatie van functies in het brein
globaal model: alexander luria
3 functionele units: activatie, sensoriek(input), motoriek (output)
•3 niveaus van informatieverwerking: primair, secundair, tertiar(toenemende complexiteit)
•Gedrag wordt wel gereguleerd door taal (linker hs), of niet (rechter hs)
neuromythes
“a misconception generated by a misunderstanding, a misreading, or a misquoting of facts scientifically established (by brain research) to make a case for the use of brain research in education or other contexts
parvocellulair
bipolair, klein, gevoelig voor golflengte
magnocellulair
bipolaire cellen, groot, gevoelig voor helderheid
akinetopsie
selectieve stoornis in het zien van beweging, Patiënte met bilaterale beschadigingen in de achterste hersengebieden als gevolg van een CVAintacte visuele perceptie, maar gestoorde waarneming van beweging.
selectieve visuele uitvallen (ruimtelijke)
waarneming van diepte, minoculair: grootte overlap perspectief optic flow etc
egocentrische disorientatie
bijv links rechts probleem
richting disorientatie
waarnemen en onthouden van de ruimtelijke organisatie van de omgeving
herkenningspunt agnosie
herkenningspunten niet herkent
anterograde disorientation
stoornis in het leren van nieuwe routes
extinctie
stoornis in detectie van stimuli. enkelvoudige presentatie geeft geen problemen. simultane presentatie in de linker en rechterruimte wordt de contraliterale stimulus gemist.
achromatopsie
selectieve stoornis in het zien van kleur
bisiach
verwaarlozing van de linkerzijde van eenmentale representatie
MS presteert op kansniveau op taken voor:
kleur detectie, figuur achtergrond segregatie op basis van kleur, kleur matching, kleuren op dezelfde helderheid ordenen
MS perfect op taken voor de waarneming van:
grijstinten, beweging, oriëntatie, vorm
GSW (selectieve visuele uitvallen, wat vs waar)
Patienten met temporaal of parketaal kwab leases latenselectieve stoornissen zien
3/4 verwerkingsroutes gepostuleerd in de. parietaalkwab
aanwijzen, grijpen, bewustzijn van zelf bepaalde bewegingen, oogbewegingen
apperceptieve seelenblindheit
een beschadiging un het eerste centrum zou leiden tot een defecte interne voorstelling
associatieve seelenblindheit
bij een stoornis in het tweede centrum is de patient wel in staat een adequate voorstelling te vormen maar kan bij hij die niet meer associeren met zijn kennis over het geobserveerde objecten
visuele agnosie// kleuragnosie
intacte waarneming van vorm, helderheid en kleur, foutloos op de Ishihara test, maar slecht op object-kleur matching, kleurbenoemen
kleuragnosie
categorisatie, maar kleurkennis is prima
simultanagnosie
patiënten hebben problemen met het integreren van verschillende objecten, of verschillende delen van een object in een geheel percept
dorsale simultanagnosie
Herkennen van onderdelen normaal Interpretatie loopt vaak spaak als de delen tegelijkertijd beschouwd moeten worden.Laesie: bilaterale parieto-occipitale beschadigingen.
ventrale simultanagnosie
ntegreren van delen van een object gestoord.Bijvoorbeeld ‘Letter-voor-letter’ lezersLaesie: linker occipito-temporale beschadigingen.
bewust bewegen (neurale organisatie)
sensoriek + cognitie + motoriek + feedback (in- & extern) en feedforward (intern).// motorische schors > cortical spinalis
onbewuste aansturing
= spierspanning, houding, coordinatie, oog- en hoofdbewegingen en reflexen.//
cortex
hogere orde motor progamma’s en controle
basale ganglia
coördinatie en uitvoering,
cerebellum
coördinatie en uitvoering, balans, snelle fijnregulatie in tijd en ruimte, planning van bewegingspatronen// cerebelum, nucleus ruber> rubrospinalis (bijsturing armen) (geheugen: procedural memory)
hersenstam
houdingsregulatie en proximale bewegingen
ruggenmerg
transport en reflexen
superior colliculus
tectospinalis (hoofd en oogbewegingen)
nucleus vestibulari
vestibulospinalis (houdingsregulatie)
formatie reticulaire. >
reticulospunalis (spierspanning)
bewust motor gedrag is gebaseerd op de geïntegreerde perceptie van
visuele input (externe doelen), somatosensorische input (proprioceptive input; lichaamsbeeld), oog en hoofdbewegingen (vestibulaire input)
primaire sensorische cortex
proprioceptie, tastzin, (druk gewicht temperatuur)
secundaire sensorische cortex & parietale associatie gebieden
ruimtelijke waarneming (plaats, richting, snelheid, waar route)
premotorische cortex, supplementair motorisch gebied, gyrus cinguli anterior
handelingsschemata planning, selectie, initiatie en inhibitie van motorisch gedrag
primaire motorische cortex (motorische strip)
motorische commando’s regulatie van spierkracht
2 typen corticospinale projecties
contra en ipsilaterale projecties
motorrepresentaties
forward models; Voorspelling van de consequenties van een actie op basis van een intern model van het motorische system:• controle op success (vergelijken van “efference copy” met eindtoestand• motorische consequenties: vervolg beweging(en)• sensorische consequenties: te verwachtenperceptuele gevolgen
paralyse
totale verlamming
parese
krachtsvermindering
hemiparese
parese van ledematen van een lichaamshelft
cerebellaire ataxie
problemen met het reguleren spierbewegingen en stabiel lopen
sensorische ataxie
als gevolg van een verstoord lichaamsbeeld ‘proef van Romberg’ voeten tegen elkaar en de ogen sluiten, patiënten met sensorische ataxie vallen om
vestibulaire ataxie
duizeligheid enbewgeingsstoornissen als gevolg van verstoorde informatie van het evenwichtsorgaan
multipele systeem atrofie
snelle progressie; spraak en stikstoornissen; verminderde rompbalans
progressieve supranucleaire paralyse
rigide houding naar achter; verticale blikparese, ontremming en emotionele instabiliteit
dementie van lewy bodies
sterk wisselend beeld, levendige hallucinaties
corticobasale degeneratie
sterk assymmetrisch motorstoornissen en cognitieve uitval
vasculair parkinsonisme
reageert niet op dopaminemedicatie, vasculaire schade op scan
huntington
rfelijke, progressieve neurodegeneratieve aandoening gekenmerkt door motorische, cognitieve en emotionele stoornissen., Degeneratie van basale ganglia, m.n. het striatumpost-mortem laat uitgebreide (sub)corticale atrofie zien// dyskinesie
chorea
toename willekeurige bewegingen
hypokinesie
afname spontane bewegingen
dystonie
gestoorde spierspanning
huntington (cognitieve stoornissen)
wisselend begin en wisselend verloop (van mild tot dementieel syndroom)•vertraagd mental tempo•problemen met het richten en verdelen van de aandacht, inhibitie en flexibiliteit van gedrag, en het executief functioneren (initiatief, plannen)•geheugenstoornissen; inprenten en ophalen van nieuwe informatie; herkenning en semantischgeheugen blijft lang intact•slecht ziekte-inzicht•spraakstoornissen (fluency)
multiple sclerose
Afhankelijk van locatie ontstekingen endemyelinisatie in het centraal zenuwstelsel envan het beloop: relapsing-remitting
Primaire symptomen: visus- en sensibiliteits-stoornissen. Gevolgd door motorstoornissen:
•oogbewegingsstoornissen
•verminderde kracht en coordinatie ledematen
•spraak- en slikstoornissen
•spasticiteit
mental spotlight
zowelruimtelijk(visual search) alstemporeel(attentional blink)
aandachtstheorie van Posner en peterson
boek: vigilantienetwerk(met als functie alertheid), posterieure aandachtsnetwerk (functie het richten van de visiospatiele aandacht), en het anterieure aandachtsnetwerk (functie het actief en selectief detecteren van informatie) //// anterieure systeem(dorsolateralePFC & G. cingulianterior) - posterieure systeem (parietalecortex, colliculus superior & pulvinar)- arousal systeem (Reticulaire formatie)
functie executieve aandacht, structuur & modulator:
Gyrus cinguli (anterior)Dorsolaterale PFCBasale ganglia - dopamine
functie orienteren, structuur & modulator:
Delen pariëtale cortexFrontaleyefields, pulvinar(Thalamus)Colliculussuperior - acetylcholine
functie alertheid, structuur & modulator
Locus coeruleus, ret form & par cortex - norepinefrine (noradrenaline)
frontostriataal systeem
DorsolateralePFC (DLPFC) •Orbitofrontalecortex (OFC) •VentrolateralePFC (VLPFC) •Gyruscingulianterior(ACC) •Supplementair motorisch gebied (SMA) •Basale ganglia
DLPFC
•Relatie: secundaire en tertiaire gebieden van de TC en PC.
•Functies: manipuleren van online informatie, monitoren, wisselen van set, categoriseren
.•Pt: moeite context (wanneer, waar, en volgorde), selectieve aandacht, timing algemeen.
orbitofrontale cortex
Relatie: limbisch systeem, associatiegebieden van de TC, smaak en reuk gebieden. •Functies: relatie gedrag met beloning/straf, deel emotieregulatie.•Pt: emotionele disinhibitie, afleidbaarheid (meer VLPFC), geur onderscheiden slecht.
mediaal en ACC
- Relatie: basale ganglia, amygdala, hippocampus, en elkaar.
- Functies: initiëren van gedrag, emotionele controle, aandacht focussen.
- Pt: Geheugenproblemen, inschatting emotionele significantie, “drive”/aboulie.
BADS
Behavioural Assessment of the Dysexecutive Syndrome
CANTAB
Cambridge Neuropsychological Test Automated Battery
TEA-ch
Test of Everyday Attention (Children)
D-KEFS
Delis-Kaplan Executive Functions Scale// 9 subtesten, vnlaangepastevariantenvan Aandacht/EF taken, zoalsStroop & TMT
anterograde amnesie
geen inprenten van kortetermijngeheugen naar langetermijngeheugen mogelijk
anterograde amnesie
geen mogelijkheid om langetermijngeheugen op te halen naar kortetermijngeheugen
declaratief (expliciet) geheugen
bewust opdiepen van info
niet declaratief (impliciet)
onbewust opdiepen van infoo
amygdala geheugen
emotional memory, episodic memory
etorhinal cortex
episodic memory, semantic memory
basal ganglia (putamen)
procedural memory
procedureel geheugen neuraal netwerk :
frontal (neo cortex) cerebellum, basal ganglia
lange termijn geheugen test
15Woorden test, benton visual retention test, rey-osterrieth complex figure test, doors test, recognition memory test-faces
syndroom van Korsakov (na Wernicke-kosakov-osychose)
- Frontale en diëncefalebeschadigingen (corpora mamillaria)
- Ontstaat plotseling door vitamine B1 tekort
- Persoonlijkheidsverandering met irriteerbaarheid of apathie
- Confabulatieen gebrek aan inzicht
- Anterogradeamnesie en ‘temporally graded’ retrograde amnesie
- Opdiepproblemen (herkenning is beter dan herinneren)
kenmerken ziekte van alzheimer
- geleidelijk progressief dementie syndroom
- atrofie van de cortex, eerst hippocampus, daarna vooral temporaal en pariëtaal
- neuronale plaques andkluwentjes door stapeling van amyloid-resp. tau-eiwitten
- motoriek en zintuigen blijven lang intact
- ziekteduur gemiddeld 8 -10 jaar
- geen oorzakelijke therapie
3 stadia sociale cognitie
- perceptie : aandacht richten op relevante info
- interpretatie: het verlenen van betekenis
- respons-selectie en uitvoering
emoties
een reeks (automatische) lichamelijke reacties op perceptie van relevante stimuli. mentale en fysiologische toestanden die verband houden me verschillende gevoelens, gedachten en gedrag
cognitieve appraisal
biedt een evaluatie van gebeurtenissen en objecten
lichamelijke symptomen
de fysiologischecomponent van emotioneleervaringen.
actietendensen
een motiverende component ter voorbereidingen sturing van motorische reacties.
secundaire emoties
Vereisende representatievan de mentale toestanden van andere mensen
•Emoties zoals jaloezie, schuldgevoel, verlangen en dankbaarheid, geven vorm aan de kwaliteit van sociale relaties: zij zijn meestal adaptief
meetinstrumenten emotionele gezichtsherkenning
- Karolinska Directed Emotional Faces (KDEF)
- Ekman Faces
- Amsterdam Neuropsychological Tests (ANT)
- Emotion Recognition Test (ERT)
- NEPSY-II Affect Recognition (voorkinderen)
- Penn Emotion Recognition Task
meetinstrumenten theory of mind
•Sally Anne taak
•Reading the mind in the Eyes RMET
•PlaatjesOrdenen(bv. in WAIS)
•SocialeCognitieveVaardighedenTest (SCVT)
* awareness of social inference test TASIT
•Strange Stories / Hinting Task / Faux-Pas
* movie for the assessment of social cognition MASC
pseudobulbair effect
dwanghuilen of lachen, onvrijwillige of oncontroleerbare episodes van huilen, lachen of andere emotionele uitingen
behandeling: geven van uitleg aan de omgeving en de patient van belang. als men niet reageert op de emotionele ontremming dooft het beeld van snel uit omdat de prikkel ontbreekt. medicamenteus: antidepressivum, Andi-epilepticum
agressie bij traumatisch hersenletsel
beschadiging frontaalkwab, minder goede beheersing van impulsen, sneller overprikkeld,
globale afasie
wanneer Wernicke en broca vormen in ernstige mate aanwezig zijn in de eerste periode na uva
abulie
zeldzame vorm van executieve functiestoornissen, vermogen tot initiatiefname vrijwel geheel afwezig. apathisch en traag
anosognosie
bij patiënten bij wie het inzicht in de ernst van de motorische sensoriële of cognitieve gevolgen van het CVA ontbreekt
anhedonie
depressieve klachten bij ziekte v parkinson kenmerken zich door een gedrukte stemming en het onvermogen om plezier te ervaren
bottom up
aandacht automatisch en onwillekeurig getrokken door een stimulus
top down
de aandacht wordt selectief en vrijwillig gericht en wordt dus de selectiviteit bepaald door de persoon
automatische info verwerking
kunnen meerdere taken parallel worden uitgevoerd zonder dat er interferentie op treedt
gecontroleerde info verwerking
taken waarin met nog geen routine heeft, vetgen wel nadrukkelijk aandachtscapaciteit
alertheid
ontvankelijkheid van het centrale zenuwstelsel voor stimulatie en fluctuaties hierin
fasische fluctuaties
kortetermijnveranderingen die grotendeels door de situatie of door de taakeisen bepaald worden
tonische fluctuaties
vinden plaats over langere periodes en zijn meer vanuit het organisme bepaald inplaats van door de situatie
vigilantienetwerk posner
verantwoordelijk voor alert reageren in situaties die om waakzaamheid vragen en voor het in stand houden van deze alerte toestand zolang dat nodig is
posterieure netwerk posner
vooral betrokken bij visueel ruimtelijke aandacht, de gebieden werken samen om de visuele aandacht te sturen en zo te oriënteren op bepaalde locatie in de ruimte
mentaal schema theorie Norman en shallice
er wordt er van uitgegaan dat al ons denken en handelen is gebaseerd oud e activatie van mentale schema’s
schema’s
programma’s of routines die de interpretatie van binnenkomende informatie (input) en de daaropvolgende acties bepalen
competitie selectie
de selectie van schema’s schematisch verloopt
laterale modulatie
de onderlinge invloed van actieve schema’s op elkaar waardoor een actief schema en daarmee incompatibel andere schema kan onderdrukken en een compatibeler schema kan faciliteren
superviserend aandachtssysteem
wordt actief in situatieswaarin we bewust keuzes moeten maken en de routinematige selectie van schema’s onderdrukt moeten worden
central executive
Centrale sturingssysteem inwerkgeheugen theorie an badddeley, het is een flexibel superviserend systeem dat verantwoordelijk is voor de aansturing van de hulpsystemen en de controle en regulatie (fracilitatie en inhibitie) van cognitieve processen
dorsolaterale prefrontale circuit
van belang voor executieve aspecten die voorwaarden zijn voor adequate taakuitvoering, selectief richten van de aandacht, actief houden en updaten info in het werkgeheugen, overbruggen van tijdsintervallen etc
orbitofrontale circuit en ventromediae prefrontale cortex
betrokken bij sociale cognitie
antérieure gyrus cinguli
essentieel bij motivationele processen en initiatiefafname ,
error related negativity
negatieve golf in het eeg die geassocieerd wordt met het opmerken van een fout
dysexecutief syndroom
wanneer executieve stoornissen op de voorgrond staan na een hersenbeschadiging en ook op gedragsniveau te observeren zijn
cogniforme stoornis
Stoornis waarbij patiënten veel klachten ervaren en zich hiernaar ook gedragen in het dagelijks leven, wat eigenlijk de klachten alleen maar versterkt
whiplash
de beweging van het hoofd wanneer in de auto van achteren wordt aangereden, namelijk het plotseling naar achteren slingeren (extensie) en vervolgens naar voren (flexie)
parietele aanvallen
ontstaan in een deel van de hersenen
gegeneraliseerde aanvallen
symmetrisch en bilateraal aanvalsbegin hadden, waardoor tijdens de aanval in de gehele hersenen sprake is van epileptische ontladingen
tonisch clonische aanval
gepaard met compleet bewustzijnsverlies dat enkele minuten duurt
symptomatische epilepsie
wanneer epilepsie gevolg is van hersentumor of hersentrauma
cryptogene epilepsie
is er op basis van de ernst an de epilepsie sterk vermoeden an neuro;ogische oorzaak maar kan deze met neurologisch onderzoek vooralsnog niet worden aangetoond
idiopatische epilepsie
als er geen oorzaak kan worden gevonden
nervus vagusstimulatie
stimulator wordt operatief onderhuids in de borst van de patient gepasts en met een elektrode in de hals van de nervus vagus aangesloten
sensorisch geheugen
alles wat we waarnemen blijft ongeveer een seconde hangen
werkgeheugen
kleine hoeveelheid info actief gedurende een beperkte tijd , zolang er aandacht aan wordt besteedt
langetermijngeheugen
alle info die is opgeslagen maar op dit moment niet actief is in het werkgeheugen
declaratief geheugen
alle herinneringen die bewust kunnen worden opgeroepen en geverbaliseerd
semantische geheugen
feiten
central executive
uitvoeren en op elkaar afstemmen van de bijwerkingen
fonologische lus
waarin verbale informatie wordt vastgehouden door constante herhaling
visueel ruimtelijke kladblok
visuele informatie wordt tijdelijk vastgehouden
episodische buffer
opslagsysteem waarin tegelijkertijd meerdere aspecten van gebeurtenissen n een multidimensionale code bewaard blijft
diepte van verwerking
hoeveelheid gedachten die gegenereerd wordt over de informatie op het moment van opslaan
vervalhypothese
herinneringen verdwijnen doordat ze uit elkaar vallen of overschreven worden
amnestisch syndroom
verwezen naar een zeer ernstige geheugen stoornis voor nieuw te leren info en kennis die al opgeslagen is in het geheugen, terwijl er een relatief behoud is van het werkgeheugen end e overige cognitieve en intellectuele mogelijkheden
transient epileptic amnesia
epilepsie onderliggende oorzaak amnesie. tussen aanvallen door kunnen er anterograde en retrograde geheugenproblemen opleveren
psychogene amnesie
kan door specifieke situatie ingeluid worden als die extreme emotionele brouwsel met zhcih mee brengt, zoals na seksueel misbruik of andere traumatische gebeurtenissen
frontotemporale dementie behavioural variant
progressieve neurodegeneratieve aandoening. gekenmerkt door prominente verandering in persoonlijkheid en sociaal gedrag, specifieke cognitieve stoornissen en veranderingen in de taal// schade aan frontaal en of temporaalkwabben
progressive non fluent aphasia
gekenmerkt door initieel geïsoleerd optredende geleidelijk progressieve achteruitgang in de taalproductie
valence hypothesis
the left hemisphere is specialized for positive and the right hemisphere specialized for negative emotions
social cognition
the ability to u verstand the minds of other people in relation to ourselves
apperceptie agnosie
voorwerpen niet kunnen identificeren en dus ook niet benoemen schade overwegend rechts. , Tekeningen van objecten worden over het algemeen niet herkend. Ook kan de patiënt geen objecten natekenen.
visueel ruimtelijke waarneming tests
Judgment of line orientation, subtest WAIS IV figuur samenstellen, subtest GIT2 legkaarten en draaikaarten
paced auditory serial addition test PASAT
Verdeelde aandacht, informatie verwerkings snelheid, werkgeheugen, volgehouden aandacht, 61 getallen (1 t/m 6) worden willekeurig met een vaste pauze na elkaar gepresenteerd•Tel het cijfer dat je hoort op bij het cijfer dat daarvoor is gepresenteerd en schrijf het antwoord op
BADS BehaviouralAssessment of the Dysexecutive Syndrome
Executieve functies
6 subtesten om plannings-en organisatie vermogen te meten
Vragenlijst(DEX)
Montgomery-ÄsbergDepressionRating Scale(MADRS):
•Interview (vorm)•Ernstmaat voor depressie•Veel gebruikt in de psychiatrie•Vaak samen met Hamilton gescoord, o.b.v. gecombineerde interview
attributes hypothesis
the separation of dorsal and ventral pathway was originally ascribed to a distinction between the processing of attributes related to object identity and object locaton
two visual systems hypothesis
later elaborated on this by linking the ventral and the dorsal pathways to independent processing of information for different purposes : for action and perception
somatische markertheorie
Theorie die inhoudt dat keuzes vaak op een intuïtieve manier gemaakt worden en dat die onbewust beïnvloed worden door fysiologische reacties. //onze beslissingen in complexe situaties niet rationeel tot stand komen maar op een intuïtievere manier. de keuze voor een optie wordt beïnvloed door emoties in de vorm van fysiologische lichamelijke reacties die signaleren of zo'n optie geassocieerd is mt een goede of slechte afloop van een vergelijkbare situatie in het verleden. Dergelijke lichamelijke reacties veroorzaken dus een gut feeling, ofwel een onderbuikgevoel, dat een beslissing kan sturen.
first and second order belief
iets denken, denken over iets denken
socio cogntiive integration of abilities model
model voor sociale competentie vanuit ontwikkelingsperspectief waarin het uitgangspunt is dat sociale vaardigheden worden gemedieerd door een neuraal netwerk voor sociale informatieverwerking dat beïnvloedbaar is door omgevingsfactoren.
amygdala
automatisch screenen van informatie op sociale en affectieve relevantie vooral als het gaat om dreigen in de omgeving // belangrijke rol bij vormen en opslaan van herinneringen aan emotionele gebeurtenissen en werkt bij de geheugenopslag nauw samen met de hippocampus
sulcus temporalis superior
draagt bij aan interpeteren van sociaal affectieve signalen met name bij het verwerken van sociaal relevante beweginginsinformatie zoals veranderingen in gezichtsuitdrukking en lichaamshouding , kijkrichting en doelgerichte bewegingen
gyrus fusiformis
betrokken bij verwerken van gezichten en speelt rol in waarnemen van de structurele statistische kenmerken van een gezicht die gebruikt worden om identiteit te bepalen
insula
registreren en organiseren van fysiologische veranderingen in het lichaam die gepaard gaan met het waarnemen en begrijpen van affectieve informatie
striatum
vermogen om te leren welke stimuli of reacties leiden tot negatieve dan wel positieve uitkomsten, ook wel stimulus-belonginsassociaties genoemd, fundamenteel onderdel van de verwerking van sociale informatie
corticale spiegelsystemen
de ervaringen van anderen te spiegelen, door hetzelfde hersengebied te activeren wanneer we een ander iets zien doen of voelen als wanneer we het zelf doen of voelen , kunnen we ons een voorstelling maken van de belevingswereld van een ander
prefrontale cortex
up to date houden van de representatieve waarde van informatie bij veranderingen in de situatie // integreren van complexe informatie
gyrus cinguli
integreren van sensorische neurocognitieve en motivationelMe informatie
Mentale lexicon
deel van het semantische lange termijn geheugen waarin de woorden die we herkennen en gebruiken zijn opgeslagen
fonemen
woordvormen zin in het lexicon gerepresenteerd door middel van abstracte klankeenheden
dyspraxiem(verbale)
stoornis in programmering van articulatiebewegingen //probleem in het plannen en organiseren van het uitspreken van woorden waarbij het motorisch systeem zelf wel intact is
dysartrie
verzamelnaam voor spraakstoornissen die veroorzaakt worden door een gebrekkige controle over de articulatiespieren als gevolg van schade in het motorische del van het centrale of in het perifere zenuwstelsel (hersenzenuwen) //spraakstoornis door problemen met het motorisch spraakapparaat
lexicale parafasieen
wanneer een doelwoord wordt vervangen door een ander bestaand woord
fonologische parafasieen
worden een of meer klanken van het doelwoord weggelaten of vervangen door andere klanken
neologismen
als veel klanken gesubstitueerd of weggelaten worden en het daardoor onmogelijk is te begrijpen welk woord de patiënt bedoelde
stereotypie
veelvuldig gebruik maken van uitdrukkingen die weinig betekenis dragen en die in de communicatie irrelevant zijn
recurring utterances
de patient produceert een of een beperkt aantal uitingen (klanken, woorden of zinnen) in allerlei (ongepaste) situaties
seriele spraak
de patient kan nog veelgebruikte, goed gememoriseerde rijtjes afmaken zoals dagen van de week en d maanden in het jaar
echolalie
de patient herhaalt wat de gesprekspartner zegt. dit kunnen hele zinnen zijn of bijv het laatste woord
perseveratie
de patient herhaalt ongewild een woord of zinsdeel
agrammatisme
zonder grammatica, verminderde zinslengte, frequent weglaten van functiewoorden,vervoegingen en verbuigingen, impliceert dat patiënten grote moeite hebben om grammaticale kennis in te zetten bij het spreken en soms ook het verstaan
paragrammatisme
zinnen lang en complex. grote aantal parafrasen alsmede foutief gebruik van vervoegingen verbuigingen en functiewoorden
broca
redelijk intact taalbegrip maar ernstige woordvindingsproblemen en articulatieproblemen// beschadigingen geeft ook problemen in het taalbegrip// expressieve afasie
wernicke
beperkt taalbegrip met name of niveau van individuele woorden en klanken. de spraak is vloeiend en heeft een normaal tot versneld tempo// beschadigingen in alleen Wernicke geeft ook problemen ind e taalproductie// receptieve afasie
conductieafasie
begrip redelijk intact, en de productieproblemen zijn vergelijkbaar met die van afasie van Wernicke
transcorticale afasieen
stoornissen in het koppelen van woordvorm aan woordbetekenis, spontane spraak is vloeiend, begrip gestoord, nazeggen +- intact, benoemen gestoord
globale afasie
ernstige vorm van afasie waarbij zowel productie als begrip aangetast is. vooral in beginfase kan taalstroonis veel ersntiger en algemener zijn en zich na verloop van tijd ontwikkelde tot een van de hiervoor genoemde syneromen
amnestische afasie
hebben een intact taalbegrip en ook de taalproductie is normaal van tempo, zonder agrammatisme paragrammatisme of parafasieen. opvallendste symptoom is een ernstig woordvindingsprobleem die vaak meer betrekking heeft op zelfstandig naamwoorden dan op werkwoorden// benoemen is gestoord
psycholinguistic assessment of language processing in aphasia
palpa model schetst het taalsyseteem als de verzameling hooggespecialiseerd verwerkingsmodules, die ieder afzonderlijk kunnen wegvallen (dissociatie) met een ondubbelzinnig symptoom als resultaat.
fonologische dyslexie
wanneer een patient bestaande woorden wel, maar pseudo woorden niet kan lezen
fonologische dysgrafie
wanneer pseudo woorden niet meer geschreven kunnen worden omdat de foneem-grafeemomzetting niet meer functioneert
2 factor theorie intelligentie
intelligentie wordt bepaald door een algemene factor en een speciale factor
gekristalliseerde intelligentie
bestaat uit pasklare kennis en vaardigheden (schoolse kennis zoals woordenschat algemene ontwikkeling
vloeiende intelligentie
capaciteiten die inzetbaar zijn in nieuwe probleemsituaties
valence hypothesis
left hemisphere is for happy emotions and right is for processing negative emotions
structureel beeldvorming
visualiseren hersenanatomie (ct, mri)
functioneel beeldvorming
meten van de hersenfuncties. FMRI, NIRS, PET/SPECT, EEG/MEG)
propsopagnosie
selectieve stoornis in het herkennen van bekende gezichten
primair progressieve afasie
problemen in de taal en spraak.
semantische variant primair progressieve afasie
benoemstoornis, aangedaan woordbegrip, gestoorde objectkennis, oppervlaktedyslexie of grafie, gespaarde woordherhaling, gespaarde taalproductie
niet vloeiende variant primair progressieve afasie
agrammatisme in taal productie, moeizame en hakkelende spraak, gestoord begrip an syntactische complexe zinnen, gespaard woordbegrip, gespaarde object herkenning// moeite dus met output
logopenische variant primair progressieve afasie
woordvindproblemen in de spontane taal en benoemen, gestoorde zinsherhaling, fonologische fouten in spntane taal en benoemen, gespaard woordbegrip en objectkennis, gespaarde spraakmotoriek, geen evident agrammatisme
crebellair systeem
globale motor functies; balans, snelle fijnregulatie in tijd en ruimte, planning en bewegingspatronen
anarchic hand syndrome
als de patient zich er van bewust is van onvrijwillige autonome bewegingen van de hand (alien hand syndrome)
linkszijdige alien hand syndrome
lesie in corpus cal losum; the intentionele premotor centra in de linkerhemisfeer kunnen de lager orde primaire motorcortex in de rechter hemisfeer niet meer aansturen.
frontaal alien hand syndrome
lesie in de supplementary motor cortex (SMA), vooral grijpreflex en dwangmatige tactiele exploratie.
posterieure alien hand syndrome
gevoel van vervreemding terwijl de hand zwevende of afwerende bewegingen maakt
transitieve bewegingen
gebruik van voorwerpen
intransitieve bewegingen
gebaren
retroactieve interferentie
ander geleerde info verstoort opdiepen eerder geleerde info
conversies
sensorische of motorische uitval zonder aanwijsbare neurologische oorzaak
pragmatiek
gebruik van taal in sociale situaties
fasciculus arcuatus
verbinding tussen het gebied van Wernicke en het gebied van Broca// als dit lesions heeft dan heeft de patient moeite met herhalen van gesproken woorden, maar praten en begrijpen is intact
angular gyrus
decodes the image info to recognise the word and associate this visual form with the spoken form in wernickes area// lesions disrupts the flow of information from visual cortex, so the person has difficulty saying words he has seen but not words he has heard
taalbegrip MUC model
comprehension= memory+ unification(verzameling van in het geheugen opgeslagen stukken in grotere structuren) + control
taalstoornissen 2 indelinge
aangeboren (ontwikkeling, TOS) niet aangeboren (afasie). receptief/expressief
transcorticale motorische afasie disconnectie met Broca’s area
niet vloeiend spontane spraak, begrip gestoord, nazeggen +- intact, benoemen gestoord
reduced syntax therapy
SPREKEN IN ELIPSEN gaat uit van de adaptatietheorie, gedachte: afatici kiezen er zelf voor om in telegram stijl te spreken, geen direct symptoom van hersenletsel. volgens Kolk is er in het geval van agrammatisme geen sprake van verlies van taalkennis, maar van een vertraging in het taalsysteem. doel om functioneel taal leren te gebruiken. bevindingen: effect hield op lange termijn, zowel acceptatie als mental flexibiliteit zijn belangrijke voorwaarden voor het doen slagen van de REST therapie
neurale efficiëntie hypothese
meer grijze cellen maken het mogelijk om info beter tekenen verwerken, maar uit beeldvormingsstudies weten we dat intelligentere mensen vaak juist minder activatie laat zien op een bepaalde taak: zij werken efficiënter en hebben dan niet meer cellen nodig.
rich club phenomenon
in which these heavily connected nodes are highly interconnected to promote global communication among modules.
spreken in elipsen
dit zijn geen echte zinnen, persoonsvorm, of onderwerp op beide ontbreekt een soort telegram stijl zoals ‘gisteren bezoek gehad’ en ‘morgen winkelen’ ‘koffie?”
(im)pact
implementatie van het nieuwe behandelprogramma, “partners van afasiepatienten conversatietraining” richt zich op de gezonde (gespreks)partner van mensen met afasie. het gesprek staat centraal . inzicht geven aan partners in hun eigen communicatiestijl, aanleren van nieuwe conversatietechnieken en deze ook leren toepasen in de dagelijkse communicatie
welk hersengebied is betrokken bij theory of mind taken?
mpfc
volgens de wet van ribot
is het geheugen voor recente gebeurtenissen vaak ernstiger gestoord dan het geheugen voor gebeurtenissen in het verre verleden
pigeon holing
selectie van aandacht vindt plaats op basis van een combinatie van verschillende stimulus kenmerken
posterieure aandachtssysteem oriëntatie, parietele cortex
de aandacht losmaken van een bepaalde huidige locatie (disengage)
posterieure aandachtssysteem oriëntatie, superior coliculus
stiften van de visuele aandacht
posterieure aandachtssysteem oriëntatie, pulvinar nucleus van de thalamus
hechten van de aandacht aan een nieuwe doelpositie in de visuele ruimte
executieve functies
nodig voor taken die nieuw en complex zijn, vragen om planning, foutendetectie, conflictoplossing, aanpassing,
interferentie theorie
herinneringen met de tijd worden moeilijker bereikbaar doordat we nieuwe herinnereninge vormen die erop lijken. die interfereren vervolgens met de oude herinnering. herinneringen verdwijnen dus niet maar ze worden onbereikbaar
alcoholgerelateerde dementie
tekorten in het geheugen en intellectuele capaciteiten ernstig genoeg aangetast zodat het het dagelijks functioneren bemoeilijkt en volledig kan worden toegeschreven aan de toxische werking van alcohol op de hersenen. daarbij is er ook geen verdere progressie van de cognitieve achteruitgang bij abstinentie, er is zelfs sprake van een gedeeltelijke reversibiliteit
continuiteitshypothese
stelt dat cognitieve achteruitgang samenhangt met de duur en hoeveelheid van geconsumeerd alcohol (niet bewezen)
near transfer
als de taak lijkt op de getrainde taak
intermediate of middle transfer
als de taak niet zo lijkt op de getrainde taak maar wel hetzelfde beoogt te meten
far transfer
als de taak niet zo lijkt op de getrainde taak & ook iets anders beoogt te meten/het dagelijks leven (school)
wat geldt als beste voorspeller van de kans op herstel bij patiënten met traumatisch hersenletsel? (2pt)
De duur van de posttraumatische amnesie, inclusief coma
wat is binnen beeldvormend onderzoek een voordeel van PET ten opzichte van MRI? (2pt)
PET kan activiteit van neurotransmittersystemen herleiden
wat is de neurale basis van het orienting systeem volgens de aandachtshtheorie van Posner & Peterson? (2pt)
parietale cortex & superior colliculus
hoe zorgen ‘forward models’ ervoor dat we onszelf niet kunnen kietelen? (2pt)
de sensorische consequenties van de aanraking worden onderdrukt
welke cognitieve/ affectieve stoornissen zijn niet passend bij de ziekte van parkinson?(2pt)
taalstoornissen
wat is een dubbele dissociatie? leg uit en geef een voorbeeld (10pt)
Bij een dubbele dissociatie gaat het om het aantonen van twee (min of meer) onafhankelijke cognitieve processen waarvan men aanvankelijk dacht dat het om een samenhangend proces ging. Wanneer je bij patiënt A met laesie in gebied X ziet dat diegene niet meer kan tekenen maar wel kan rekenen, en een patiënt B met laesie in gebied Y die wel kan tekenen en niet kan rekenen, spreken we over dubbele dissociatie
wat wordt bedoelt met het duale route model van Goodale en Milner 1992? mbt de verwerking van visuele informatie? (4pt)
met het duale route model wordt bedoelt de ventrale(wat) route en de dorsale (waar) route die vanuit de posterieure kwab loopt. In de ventrale route worden fysieke aspecten van het object verwerkt (kleur, vorm, richting) en de dorsale route wordt verwerkt waar het object staat.
geef twee voorbeelden hoe de duale routes nader onderzocht kunnen worden (4pt)
- in een taak waarin enkel het begrip van visuele stimuli belangrijk is. bijv welk plaatje hoort bij het andere plaatje of wat houdt dit plaatje in? Kip en een Poot. Wanneer de hersenactiviteit dan gemeten wordt, moet er volges de duale routes theorie de ventral stream actief zijn en de dorsale stream niet.
- in een taak waarin enkel de locatie van de stimuli iaangegegeven moet worden, zonder dat hier betekenis voor de stimuli nodig is. bijv het aangeven van waar de stip/cue zich bevindt ten opzichte van de middenstip, links of rechts. doormiddel van het drukken op een linker of rechter toets. hierbij zou alleen de dorsale stream actief moeten zijn.
welk belangrijk argument tegen het duale route model wordt benoemd in het artikel van de haan & Cowey, en wat concluderen zij op basis daarvan over de routes? (2pt)
zij zeggen dat deze twee routes niet los van elkaar bestaan maar met elkaar communiceren hierdoor ontstaat er een cross-over werking. Dit is gebleken doordat objecten die volgens het originele model ‘onbewust’ in de dorsale route voorkomen, wel bewust vernomen worden, dus het duale route model zou moeten communiceren met het ‘bewuste’ ventrale baan
het begrip executieve functies is een paraplubegrip en bestaat uit verschillende componenten. noem 5 verschillende en geef bij iedere component een voorbeeld waar ene patient moeite mee kan hebben in het dagelijkse leven als deze functie niet goed werkt (10pt)
planning van eigen gedrag(niet iets kunnen plannen of organiseren), initiëren van gedrag (uitstellen van gedrag), cognitieve flexibiliteit (het switchen tussen taken die verdeelde aandacht nodig heeft), inhibitie(het kunnen stoppen van een begonnen handeling), werkgeheugen (vergeetachtigheid)
stel iemand valt met zijn fiets en komt met het hoofd hard op de grond. gedurende enkele minuten is er sprake van een verlaagd bewustzijn. na ene paar weken is de persoon geheel hersteld. de intellectuele vaardigheden en cognitieve functies lijken gelukkig niet te zijn aangetast. toch weet deze persoon zich niet meer te herinneren wat hij de dag voorafgaand aan het ongeluk heeft gedaan. dit noemen we:
retrograde amnesie
wat is het meest consistent gevonden hersengebied dat betrokken is bij theory of mind taken
mediale prefrontal cortex
welk van de volgende interventies wordt niet toegepast voor het behandelen van dwanguilen en lachen
eye movement desentisiation en reproscessing
volgens de wet van ribot
is het geheugen voor recente gebeurtenissen vaak ernstiger gestoord dan het geheugen voor gebeurtenissen in het verre verleden
welke beweringen over frontotemporale dementie is juist
de cognitieve functiestoornissen zijn in de beginfase moeilijk vast te stellen
waardoor ontstaat Wernicke-korsakov syndroom
Ontstaat plotseling door een vitamine B1 tekort. Dit komt vaak voor bij langdurig alcoholgebruik omdat de persoon te weinig voedingsstoffen binnen krijgt door of te weinig/slecht eten of een slechte maagzuur kwaliteit.
noem minstens twee structuren waar de hersenschade zich bevindt bij het Wernicke-korsakov syndroom
thalamus en diencefalon (boven de hersenstam)
noem twee belangrijke verschillen tussen het Wernicke deel. en het Korsakov deel van het syndroom
Symptomen Wernicke’s encefalopathie :
* Ataxie (verstoringen van het evenwicht en de bewegingscoördinatie)
Symptomen Korsakov :
* Geheugenverlies
Damasio is bekend om het invloedrijke somatische marker theorie wat is de kerngedachte van deze theorie
(onbewust )fysiologische factoren bepalen de keuzes die we maken.
welk paradigma is met name veel gebruikt om de theorie van Damasio te onderbouwen? noem deze en leg zo goed mogelijk wat de taak inhoudt
IOWA gambling task. de taak was om uit 4 stapels de meest winst te kunnen halen, maar twee vd 4 stapels kreeg meer verlies en de andere twee meer winst. zonder het bewust te weten kozen gezonde proefpersonen voor de stapels met meeste winst omdat hun ‘onderbuikgevoel’ zei dat ze niet voor de andere stapels moesten kiezen.
patiënten met schade aan de amygdala of de ventromediale prefrontale cortex laten afwijkende reacties op deze taak zien (paradigma domasio) wat zijn deze afwijkende reacties?
gezonde personen voelen al een fysiologische reactie op de geanticipeerde uitkomst zonder dat ze het door hebben of zonder dat ze weten wat de regel van het spel is. Mensen met ventromedial schade hebben deze reactie niet, en mensen met amygdala schade hebben zelfs de reactie niet na het leren van de regel.
bij de behandeling van afasie zijn er twee stromingen bekend; cognitieve linguïstische en communicatieve therapieën, welke stelling is waar?
cognitieve linguïstische therapieen zijn gericht op het herstel van de taalstoornis
welke test pretendeert intelligentie op een cultuuronafhankelijke manier te meten?
raven progressive matrices
wat is niet waar over de genetica van intelligentie?
er zijn specifieke intelligentie genen gevonden in genote-wide Association studies
een veelvoorkomend symptoom bij afasie dat zich kenmerkt door een verminderde zinslengte en het frequent weglaten van funcitiewoorden vervoegingen en verbuigingen noemt men…
agrammatisme
welke stelling over gekristalliseerde intelligentie is juist?
is relatief ongevoelig voor veroudering
Kessels et al schrijven “bij zeer ernstige afasie is de taal bijna geheel afwezig. als de patient nog spreekt, zien we vaak een of meerdere van de volgende vormen van automatische spraak” licht onderstaande spraakvormen toe en geef een voorbeeld:
a. stereotypie
b. recurring utterances
c. seriele spraak
d. echolalie
e. perseveratie
a) veelvuldig gebruik maken van uitdrukkingen die weinig betekenis dragen en die in de communicatie irrelevant zijn”ik weet het niet/hoe zeg je dat?”
b) de patiënt produceert een of een beperkt aantal uitingen (klanken, woorden of zinnen) in allerlei (ongepaste) situaties
c) de patiënt kan nog veelgebruikte, goed gememoriseerde rijtjes afmaken zoals dagen van de week en d maanden in het jaar “een twee drie vier vijf”
d) de patiënt herhaalt wat de gesprekspartner zegt. dit kunnen hele zinnen zijn of bijv het laatste woord
e) de patiënt herhaalt ongewild een woord of zinsdeel
in het artikel van park & fristen wordt gesproken over drie soorten connectiviteit. noem deze vormen en noem voor ieder soort connectiviteit een beeldvormende techniek die wordt gebruikt om dit in kaart te brengen
structural connectivity(MRI), functional connectivity(BOLD,fMRI/EEG,MEG), effective connectivity (EEG,MEG)
leg uit wat in het artikel van park & fristen bedoeld wordt met het ‘rich club’ phenomenon. gebruik in je antwoord de woorden ‘nodes, edges en modules’
rich-club hubs (sterk verbonden nodes) zijn sterk onderling verbonden door edges om globale communicatie tussen modules te bevorderen
communicatieve therapieen
gericht op optimaal omgaan met verworven taalstoornissen
cognitieve linguïstische therapieen
gericht op herstel van de taalstoornis
verantwoordelijk voor het ‘programmeren’ en initiëren van acties
premotorische cortex, supplementaire motorische gebied en de gyrucs cinguli anterior
2 typen corticospinale projecties
- contra-en ipsilaterale projecties, die eindigen op d winterneuronen in het ruggenmerg net als die vanuit de hersenstam voor aansturing van de romp schouder en bovenarm
- contralaterale projecties direct op de motorneuronen in het ruggenmerg voor fijne motoriek
hoe wordt taal verworven? 3 opvattingen
- we hebben een aangeboren taalvermogen (Chomsky)
- we verwerven taal door imitatie (klassieke behaviouristen)
- aangeboren taalvermogen en omgevingsinvloeden spelen beide een belangrijke rol(moderne cognitieve taalkunde)
unificatie van MUC model
verwijst naar de verzameling in het geheugen opgeslagen stukken in grotere structuren. deze unificatieoperaties vinden niet enkel plaats op syntactisch niveau maar ook op semantisch en fonologisch niveau
syntaxis
leer van de zinsbouw
doelen taaltherapie
- psychoeducatie
- trainen aangedane gebieden
- versterken intacte modaliteiten/strategieen ter bevordering communicatie
- toewerken naar generalisatie van vaardigheden en toepassing van strategieën
- trainen van systeem rondom de pt om te leren communiceren met afasiept
cognitieve linguïstische therapie CLT (stoornis gericht) behadneling afasie
trainen stoornissen mbt : fonologie(klankleer), semantiek(betekenis), syntaxis(zinsbouw) agrammatisme(telegramstijl vs grammatisme, morfologie(woordvorm)
communicatieve therapie (no-CLT) voor behandeling afasie
aanleren van compensatiestrategieen
constraint induced aphasia therapy CIAT
vermijden van telegramspraak en gebaren. taalvaardigheden zo normaal als mogelijk leren. intensieve taaltherapie. significante verbetering in de taalkwaliteit
model orientated aphasia therapy MOAT
ook intensief, MOAT verschilt in : stellen van individuele doelen, hanteren minder regels, meer betrekken van de familie bij de therapie
melodische intonatie therapie
voor ernstige niet vloeiende afasie (Broca) gebruik van ritme en melodie
Welke drie vormen van topologische uitval kunnen ontstaan na beschadiging aan V1? Benoem en geef aan wat dit betekent voor het visuele veld.
- Hemianopsie (helft van visuele veld), kwadrantopsie (kwart van visuele veld), scotoom (deel van visuele veld)
Welke drie deeldomeinen worden onderscheiden in het ruimtelijk geheugen?
Ruimtelijk werkgeheugen, geheugen voor objectlocaties en leren en ontouden van routes.
Welke verschillende vormen apraxie worden onderscheiden op basis van type beweging? Benoem er 3 en leg per vorm uit hoe de stoornis zich voornamelijk uit
- Modaliteit (visueel, tactiel), lichaamsdeel (ledematen, gezicht), soort bewegingen (iitatie, bewegingssequenties, gebruik van voorwerpen, herkennen en maken van gebaren)
Wat zijn de drie belangrijkste aandachtsnetwerken uit het model van Posner en leg uit hoe dit met de Attentional Network Task gemeten kan worden
The alerting network is examined by changes in reaction time resulting from a warning signal. Orienting is examined by changes in the reaction time that accompany cues indicating where the target will occur. The executive network is examined by requiring the participant to respond by pressing two keys indicating the direction (left or right) of a central arrow surrounded by congruent, incongruent or neutral flankers
Wat is een absence en hoe is deze af te lezen uit een EEG?
Bij een absence ben je kort afwezig. Je staart 3 tot 30 seconden voor je uit. Daarna ga je vaak weer door met wat je aan het doen was. Het EEG laat gelijktijdig 3-Herz-piekgolfcomplexen zien
Wat is het belangrijkste verschil tussen vroegere modellen over EF en huidige opvattingen over EF componenten
dat er een enkel systeem is wat alles aanstuurt
- dat er onderscheidt wordt gemaakt tussen routinematige en niet-routinematige situaties
Lokale schade aan elk van de componenten in het Wernicke-Lichtheim-schema, of aan de verbindingen daartussen, resulteert in een specifiek syndroom. Helaas is het zo dat dit schema een beperkt beeld van de mechanismen weergeeft die aan taalverwerking ten grondslag liggen. Op basis van neuroimaging technieken zijn er drie redenen gegeven waarop het model nuances nodig heeft. Geef alle drie deze redenen.
??????Wernicke en Broca zijn niet gespecificeerd voor taalproductie en taalbegrip. De rechterhemisfeer is meer bij taalprocessen betrokken dan eerder op grond van leasie studies werd gedacht. Delen van het brein die traditioneel als taalcentra gezien worden, kunnen ook bi andere, niet talige processen betrokken zijn.
??????
Welke twee vormen van therapieën worden er binnen de behandeling van afasie onderscheiden? Leg uit wat het verschil hiertussen is.
Communicatief versterken of cognitief linquistische therapien. Het eerste draait om manieren te ontdekken die het communiceren met andere mensen beter maakt, en het laatste gaat om echt de verbale communicatie en het herstel daarvan.
Wat is het verschil tussen agrammatisme en paragrammatisme?
- Agrammatisme is dat iemand moeite heeft met het gebruiken van de jusite grammatica. Paragrammatisme is het gebruiken van lange complexe zinnen
Cattell maakte onderscheid tussen twee soorten intelligentie. Leg uit welke dit waren en hoe de culturele bias hier een rol in speelde.
Crystallized and fluid intelligence. Crystallized is intelligentie die je altijd hebt en kan gebruiken en fluid intelligence is intelligentie in nieuwe situaties inzetten. IQ testen waren snel cultuurspecifiek omdat het cultuurgerichte vraagstellingen had en cutluurspecifieke kennis. Dus cattall gebruikte plaatjes zodat het cultuurneutraal zou zijjn. FLUINT Intelligence werd cultuur vrij gezien
emoties classificaties
pos vs. neg, toenadering vs terugtrekking, hoge vs lage intensiteit, basale (primaire) vs sociaal-morele (secundaire)