Diagnostiek Flashcards
diagnostische vraagstelling
vraagstellingen gericht op de differentiële diagnostiek zoals die tussen dementie en depressie
tweede type vraagstelling
gesdragsbeschrijving om bijvoorbeeld te komen tot een behandel of begeleidingsplan op basis van een sterkte zwakte analyse
bewijs
heeft meestal betrekking op een patroon van bevindingen: het profiel van testscores in de bredere context van alle overige informatie en bevindingen
populatiesjecifieke batterij
bedoel voor toepassing bij een bepaalde aandoening, zoals epilepsie of dementie.de samenstelling van een populatiesjecifieke batterij vereist ervaring met de betreffende aandoening en kennis van e verwachten cognitieve stoornissen.
domeinspecifiekebatterij
gericht op het uitgebreid n kaart brengen van 1 cognitieve functie
klassieke testtheorie
geld als uitgangspunt dat een score is opgebouwd uit een werkelijke ‘ware’ score en een gedeelte dat als meetfout geldt. binnen deze theorie wordt geprobeerd een zo precies mogelijke inschatting te maken van deze werkelijke score, dat wil zeggen het niet door meetfouten beïnvloede deel van de verkregen score. sterk accent op betrouwbaarheid van de test
item response theorie
wordt gebruik gemaakt van responspatronen. nadruk ligt op individuele items van een test en op de relatie tussen de respons op een item en het te meten kenmerk. een item response functie is een curve die de kans beschrijft dat een proefpersoon een correcte respons op een item geeft als functie van het kenmerk dat het item probeert te meten
uitgangspunten kwaliteitseis test
dit onderdeel betreft het grbruiksdoel en de meetpretentie van de test. de uitgangspunten zijn vooral van belang voor de overige onderdelen van het beoordelingssysteem
kwaliteit van het testmateriaal kwaliteitseis test
dit onderdeel richt zich op de instructie, scoring en standaardisatie van de items
kwaliteit van de handleiding kwaliteitseis test
heeft de test een goede handleiding, waarin de gebruiker alle noodzakelijke informatie kan vinden?
normering kwaliteitseis test
heeft een test normen, komen de aanwezige normen overeen met het uitgangspunt van de test, zijn de normgroepen voldoende groot en representatief?
betrouwbaarheid kwaliteitseis test
is de betrouwbaarheid van een test voldoende onderzocht en zijn de gevonden waarden voldoende hoog?
begripsvaliditeit
is via onderzoek waargemaakt dat de begrippen (het begrip) inderdaad met de test gemeten worden?
criterium validiteit kwaliteitseis test
worden er gegevens verstrekt over het verband tussen de test en criteria die ten nauwste samenhangen met het gebruiksdoel van de test?
interne consistentie methode
gaat om de homogeniteit of inwisselbaarheid van de items. coefficient a. hoe hoger de intercorrelaties en hoe langer de test hoe hoger de waarde ervan
parallelvolrmmethode
een test wordt gecorreleerd met een andere test die een parallel versie is. de waarde van de berekende correlatie is dan de maat voor de betrouwbaarheid. mag niet identiek zijn
split half of splitsingmethode
hierbij wordt de prestatie van een gedeelte van een test vergeleken met de prestatie o een ander gedeelte
test-hertestmethode
voor het bepalen van de test-hertestbetrouwbaarheid of stabiliteit wordt een test op twee verschillende momenten bij dezelfde groep proefpersonen afgenomen en idd e correlatie tussen beide afnamen de maat voor de betrouwbaarheid
inhoudvaliditieit
maakt deel uit van begripsvaliditeit, en kan omschreven worden als een basale en primitieve vorm van validiteit.
begripsvaliditeit
de mate waarin de test meet wat deze beoogt te meten
criteriumsvaliditeit
het door waarvoor de test is ontwikkeld
convergente validiteit
is hoog wanneer de score op een test hoog correleert met tests die overeenkomstige functies meten
divergente validiteit
is goed wanneer de score op een test lage correlaties heeft met tests die andere functies meten
criterium validiteit
is relationeel van aard en geeft de samenhang weer tussen een extern criterium, bijv de aanwezigheid van een cognitieve stoornis of het effect van een behandeling, en de testscores
construct validiteit
welke psychologische begrippen een test meet
Z-scores
zin standaardscores, waarbij testprestaties worden uitgedrukt in het aantal standaarddeviaties van het gemiddelde in meestal een normaalverdeling
standaardschattingsfout
men dient geen betekenis toe te kennen aan ruwescore verschillen die door meetfouten bepaald kunnen worden. dit zal betekenen dat in het algemeen standaardscores minder verfijnd moeten zijn dan ruwe scores
verdelingsvorm van de ruwe scores
als scores verre van normaal verdeeld zijn geeft het gebruik van standaardscores, waarbij een normaalverdeling min of meer verondersteld wordt, zeer vreemde vervormingen
sensitiviteit
de kans dat een test een bepaalde ziekte of stoornis ook werkelijk detecteert
specificiteit
gedefinieerd als de kans dat een gezonde persoon een score boven het afkappunt heeft
roc curve
de gegevens met betrekking tot de sensitiviteit en specificiteit kunnen grafisch weergegeven worden in een receiver operating characteristics curve, waarop bij ieder afkappunt van een test de bijbehorende sensitiviteit en specificiteit aflezen kunnen worden
area under curve
wordt gebruikt als maat voor het onderscheidend vermogen
positieve voorspellende waarde
de kans dat een persoon die een afwijkende score behaalt de betreffende ziekte werkelijk heeft
negatieve voorspellende waardie
is de kans dat een persoon die een niet-afwijkende score behaalt de betreffende ziekte niet heeft
indirecte observaties
zijn alle gedragsobservaties die in het contact tussen patiënt en diens directbetrokkenen worden gedaan en die niet in relatie staan tot het testonderzoek
directe observaties
deze verwijzen naar een beoordeling van het gebdrag van patiënten dat direct samenhangt met het neuropsychologische onderzoek
aggraveren
patient die bewust reële symptomen overdrijft
onderpresteren
een patient minder goed presteert op een taak dan waar hij of zij feitelijk toe in staat is als hij een redelijke inspanning zou opbrengen bij het uitvoeren van de taak
diagnostische cyclus 5 diagnostische basisvragen
onderkenning(wat is er aan de hand?), verklaring(hoe komt het?), predictie (Wat gaat er gebeuren?), indicatie(wat moet er gedaan worden?), evaluatie(wat is er veranderd?)
anamnese medische definitie
de voorgeschiedenis en relevante omstandigheden van een ziekte, zoals verteld door de patient (autoanamnese) of een derde partij (heteroanamnese)
syndroom korsakov
een blijvende geheugen stoornis die voornamelijk veroorzaakt wordt door vitamine b1-tekort, meestal het gevolg van het te weinig gevarieerd eten bij chronisch alcoholmisbruik. geheugenstoornissen, confabulaties, vervlakking van de gevoelsbeleving en zelfoverschatting, problemen met planning
frontotemporale dementie
hersenstoornis die geassocieerd is met degeneratie van de frontale en temporale gebieden in de hersenen. gedrag-en persoonlijkheidsveranderingen, apathie, stoornis in aandacht, perseveraties in taal echolalie, problemen met executieve functies, geheugenfuncties blijven relatief lang intact
belang van observatie
algemeen beeld functioneren patient, hypothese toetsen en eventueel aanpassen, validiteit testresultaten vaststellen
framing effect
de invloed van het kader waaruit jij iets bekijkt op de keuze die je maakt
primacy effect
neiging om eerst aangeboden informatie zwaarder te laten wegen (1e indruk)
recency effect
neiging om meest recente aangeboden informatie zwaarder te laten wegen
availability bias
sneller geloven van een conclusie als het beter beschikbaar is in het geheugen
saillantie effect
opvallende informatie sterker laten meewegen in een conclusie
premature closure
voortijdig stoppen met het zoeken naar overige verklaringen
reason for encounter redenering
de client status zien als voldoende bewijs voor het bestaan van een stoornis
unicausaal denken
geen rekening houden met heterogeniteit van oorzaken
excessive data collection
ongerichte en overmatige dataverzameling leidt tot vals-positieve uitslagen
illusoire correlaties
verbanden zien tussen tests en eigen conclusie, die empirisch niet bestaan
actor observer fenomeen
eigen negatief gedrag toewijzen aan externe omstandigheden, bij anderen aan persoonlijkheid. eigen positief gedrag toewijzen aan persoonlijkheid, bij anderen aan externe omstandigheden
uitgangspunten, wat is het doel en de meetpretentie?
2a Kwaliteit van het testmateriaal: instructies, scoring en standaardisatie 2b kwaliteit van de handleiding 3 Normering 4 Betrouwbaarheid 5a Begripsvaliditeit 5b Criteriumvaliditeit
betrouwbaarheid op te delen n volgende typen
interne consistentie, paralleltest betrouwbaarheid/splithalf, test-hertest betrouwbaarheid, interbeoordelingsbetrouwbaarheid
cronbach alpha
gebaseerd op de gemiddelde intercorrelatie van items en het totale aantal items.
interne consistentie
de mate van samenhang van delen van een instrument.
paralleltestbetrouwbaarheid
twee parallel versies van dezelfde test worden afgenomen bij dezelfde personen. de correlatie tussen de twee testscores is een schatting van hun betrouwbaarheid.
standaardmeetfout
is een schatting van de standaardafwijking van de testscores van een persoon die een oneindig aantal malen de test maakt.
percentiel scores
De grens tussen de eerste en tweede deciel klasse is op het punt op de meetschaal waar 10% een lagere score heeft en 90% een hogere score. Dit is hZ et tiende percentiel P10
nadeel percentielscores
- je kunt aan ene deciel of percentiel score zelf niet zien of deze abormaal is.
stanines
getransformeerde scores die leidt tot negen mogelijke klassen van scores (stanines 1 t/m 9).
empirische cyclus
observatie (aanmelding/vraagstelling), inductie (reflectie diagnosticus/hypothesen genereren), deductie (diagnostische scenario/instrumentenselectie/toetsbare voorspellingen), toetsen (afname/verwerking/bevindingen), evaluatie (rapportering/terugkoppeling)
1 test volstaat niet omdat tests:
slechts een deelfunctie meten, meerdere cognitieve processen tegelijkertijd meten, nodig zijn voor falsificatie en verificatie
keuzetests is afhankelijk van
vraagstelling/hypothesen, betrouwbaarheid validiteit en normering, beschikbare tijd, specifieke handicaps van de client
patroon analyse & stappen
past het patroon van bevindingen bij een specifieke stoornis?
- inschatting premorbide niveau
- deel taken in op wat ze gemeenschappelijk hebben. verschillen tussen clusters tests?
- focus op wat juist het verschil is tussen de testen. verschillen binnen een cluster tests?
- plaats prestatie in het kader van observaties, premorbide niveau en hypothese.
profiel interpretatie valkuilen
- symptoom beschouwen als bewijs voor de oorzaak
- deken dat een bepaalde test een vaststaande betekenis heeft
- denken dat subjectieve gegevens een betrouwbare indruk van functiestoornissen opleveren
- vergeten dat dissociaties ook bij gezonde personen naar voren kunnen komen
anchoring bias
door grote hoeveelheid gegevens het overzicht verliezen en aan een of enkele onderzoeksgegevens teveel waarde hechten . geen rekening houden met de voorafkans of base rate van aandoeningen
somatiseren
stoornis zonder medische verklaring
nagebootste stoornis
motief voor voorwenden stoornis
aggraveren
overdrijven
factoren die een rol kunnen spelen in kwaliteit van normtabellen
- Laag aantal referentiegegevens. Z
- Weinig spreiding in leeftijdsgroepen (weinig representatie 80+).
- Rekening houden met leeftijd maar niet met opleidingsniveau.
- Locale normen niet altijd beschikbaar (bijv. Engelse normen).
- Geen normen van gezonde populatie, alleen patiënt populaties.
- Houd daarom altijd goed in de gaten wat voor norm populaties je raadpleegt en op welke manier deze je interpretatie van de scores beïnvloeden
multivariate normatieve vergelijkingen
• Alle afgenomen scores worden in 1 keer met de norm vergeleken • Fout-positief kans onder controle
• Test profiel kan worden bekeken
- veel data voor nodig
- alle correlaties tussen tests moeten bekent zijn
multivariaat vergelijken
een normgroep, 2 testen, Gestandaardiseerd: Gemiddeldes zijn 0 en 0 standarddeviaties zijn 1 en 1 varianties zijn 1 en 1
, correlatie bepaald e vorm
Andi norms
- ANDI doet demografische correcties
- ANDI transformeert naar normaliteit
- ANDI weet de correlaties tussen tests
5 methodes om toch schatting te krijgen van premorbide IQ
- benadering gebaseerd op voorgeschiedenis
- opleiding en beroep
- best performance method
- benadering gebaseerd op huidige prestaties (hold-benadering)
- demografische gegevens als opleiding, beroep en geslacht gebruiken om premorbide IQ te schatten.
- combinatie van methoden. bijv regressie methoden op de NLV of taken van de WAIS
reliable change index
uitdrukking voor de mate waarin een individuele verschil tussen scores tussen voor-en nameting een klinisch relevante verandering weergeeft. anders gezegd: is de kans dat de grootte van de verschilscore op toeval (ruis/variabiliteit) berust kleiner dan 5%(p<0.05)?
nabespreking slecht nieuws
voorbereiding, mededeling, stoom afblazen, redenen vertellen, oplossing zoeken
best performance methode
gebaseerd op zowel de voorgeschiedenis als huidige prestaties. hierbij dient de beste prestatie als schatting of voorspeller van het premorbide (algemene) niveau.
hold benadering
gebaseerd op huidige prestaties op taken waarvan de scores niet veranderen met een toename van de leeftijd en die relatief ongevoelig zijn voor hersenbeschadigingen.
standaarddeviatie index
standaardmethode voor het definiëren van individuele verandering. op basis van deze index is er sprake van een werkelijke of significante verandering Ine en patient indien de geobserveerde posttestscore minus de geobserveerde protestscore groter is dan 1 standaarddeviatie, waarbij de SD gebaseerd is op de verdeling van de protestscores van de populatie wartoe de patient behoort
de 20% veranderingsindex
sprake van een significante verandering binnen een patient indien de geobserveerde verschilscore groter is dan een vijfde van de geobserveerde pretestscore
family wise error
wanneer er meerdere toetsen worden uitgevoerd over 1 patiënt neemt de kans op type 1 error toe
type 1 error
false positive
type 2 error
false negative
twee essentiële elementen geneeskundige behanelingsovereenkomst
informatieplicht, toestemmingsvereiste
informed consent bij NPO
voorstellen : weet de patient met wie hij te maken krijgt en weet de behandelaar wie hij voor zich heeft?
is duidelijk wie de hoofdverwijzer is?
is de verwijsvraag bekend? klopt de verkregen achtergrondinformatie?
verslaglegging rechten client
- gelegenheid tot inzage VOORAF aan de definitieve rapportage,
- blokkeren van rapportage aan een externe opdrachtgever
- correctie aanvulling of verwijdering van gegevens in de rapportage behalve de conclusie
- afschrift van het rapport
- inzage in het dossier
- nabespreking van het onderzoek
functie van nagesprek
verbetert samenwerking/commitment, respectvolle behandeling van de client
- informatie over de toekomst
- controle van je onderzoek
- overeenstemming over aanbevelingen
- gelegenheid voor vragen van client
don’t hold taken
taken die wel gevoelig zijn voor veroudering van patient en hersenbeschadigingen