KE1 Cardiovasculaire medicatie Flashcards

1
Q

Sympathicomimetica

A

Nabootsen van sympathische zenuwstelsel.

Geneesmiddelen die de werking van sympathisch zenuwstelsel nabootsen, stoffen die de werking van adrenaline/noradrenaline nabootsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Effecten sympathicomimetica

A
  • Verhoogde hartslag
  • Verhoogde bloeddruk
  • Versnelde ademhaling
  • Vergroten van de luchtwegen
  • Verhoogde bloedsuikerspiegel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sympathicolytica

A

Remmen van het sympathische zenuwstelsel.

Geneesmiddelen die de werking van het sympathisch zenuwstelsel remmen, stoffen die de effecten van adrenaline/noradrenaline blokkeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Effecten sympathicolytica

A
  • Verlaagde hartslag
  • Verlaagde bloeddruk
  • Verminderde ademhaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voorbeeld sympathicolytica

A

Propranolol; niet selectieve bètablokker die de hartslag verlaagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Parasympathicomimetica

A

Nabootsen van het parasympatische zenuwstelsel.

Ook wel cholinergica genoemd; stoffen die de effecten van het parasympatische zenuwstelsel nabootsen. Effecten van deze stoffen lijken op die van acetylcholine; neurotransmitter die het parasympatische zenuwstelsel activeert.
Rest-and-digest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Effecten parasympathicomimetica

A
  • Verlaagde hartslag
  • Vernauwing van pupil
  • Vernauwing van de luchtwegen
  • Verhoogde peristaltiek
  • Verbeterde spijsvertering
  • Verhoogde speekselproductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voorbeeld parasympathicomimetica

A

Neostigmine; bij ernstige obstipatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Parasympathicolytica

A

Remmen van parasympatisch zenuwstelsel

Ook wel anticholinergica genoemd, stoffen die werking van het parasympatische zenuwstelsel remmen.

Blokkeren acetylcholine-receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Effecten parasympathicolytica

A
  • Verhoogde hartslag
  • Verminderde speekselproductie
  • Verwijding pupillen
  • Verwijding luchtwegen
  • Verminderde peristaltiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Voorbeeld parasympathicolytica

A

Atropine; behandelen bradycardie of om speekselproductie te verminderen
Ipratropium; bronchodilatatie
Scopolamine; afname speekselproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Soorten diuretica

A

Thiazidediuretica
Lisdiuretica
Kaliumsparende diuretica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Werking lisdiuretica

A

Remmen (Na⁺/K⁺/2Cl⁻-cotransporter) waardoor, natrium, kalium, calcium, magnesium en water in filtraat blijven en meer worden uitgescheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Effect lisdiuretica

A
  • Krachtig diuretisch effect
  • Snelle werking, gebruik bij acute situaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voorbeeld lisdiuretica

A

Furosemide/Bumetanide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bijwerking lisdiuretica

A

Hypokaliëmie
Dehydratie
Hypotensie
Hypomagnesiëmie
Ototoxiciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Werking thiazidediuretica

A

Remmen het Na+/Cl–cotransport in de distale tubulus, wat leidt tot verhoogde natrium- en wateruitscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Effect thiazidediuretica

A
  • Matig diuretisch effect
  • Verlagen de bloeddruk op lange termijn door verlaging van het extracellulair volume en vasodilatatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Voorbeeld thiazidediuretica

A

Hydrochloorthiazide/Chloortalidon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bijwerkingen thiazidediuretica

A

Hypokaliëmie
Hypercalciëmie
Hyperurikemie (jicht)
Hyponatriëmie
Hyperglykemie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Soorten kaliumsparende diuretica

A
  1. Aldosteron-antagonisten
  2. Natriumkanaalblokkers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Werking kaliumsparende diuretica > aldosteron-antagonist

A

Aldosteron is hormoon dat heropname van natrium en water stimuleert in ruil voor kaliumuitscheiding.

Aldosteron-antagonisten blokkeren aldosteron door zich te binden aan de aldosteronreceptor, hierdoor wordt minder natrium opgenomen en minder kalium uitgescheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Werking kaliumsparende diuretica > natriumkanaalblokkers

A

Blokkeren direct de natriumkanalen, hierdoor blijft natrium in urine, wat reabsorptie van kalium verminderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Effecten kaliumsparende diuretica

A
  • Zwak diuretisch effect
  • Kaliumbehoud
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Voorbeelden kaliumsparende diuretica
Spironolacton/Eplerenon/Amiloride
26
Indicatie diuretica
Hypertensie Hartfalen Oedeem Glaucoom Verhoogde intracraniale druk Acute situaties
27
Eerste keus diuretica bij hypertensie
Thiazidediuretica
28
Eerste keus diuretica bij acute situaties
Lisdiuretica
29
Bètablokkers
Geneesmiddelen die adrenerge β-receptoren blokkeren. Deze receptoren reageren normaal op stresshormonen zoals adrenaline en noradrenaline. Door deze blokkering verminderen bètablokkers de effecten van het sympathische zenuwstelsel op het lichaam, wat nuttig is bij diverse cardiovasculaire en andere aandoeningen.
30
Locatie β1-receptoren
Hart Nieren
31
Activatie β1-receptoren
Hart; verhoogde hartfunctie Nieren; reninesecretie
32
Locatie β2-receptoren
Luchtwegen Bloedvaten Uterus Lever Skeletspieren Maag-darmkanaal en blaas
33
Activatie β2-receptoren
Luchtwegen; bronchodilatatie Bloedvaten; vasodilatatie; Lever; glycogenolyse/gluconeogenese; dit verhoogd glucosespiegel om energie beschikbaar te maken Skeletspieren; tremoren en verhoogd energieverbruik Maag-darmkanaal en blaas; relaxatie gladde spieren in
34
Positief inotroop effect
Toename kracht hartcontractie; verhoogd hartminuutvolume
35
Positief chronotroop effect
Toename hartfrequentie
36
Positief dromotroop effect
Toename snelheid elektrische geleiding
37
Voorbeeld selectieve β1-blokkers
Metoprolol/Atenolol/Bisoprolol
38
Voordeel selectieve β1-blokkers
Minder effect op longen en spieren, waardoor geschikter bij astma/COPD
39
Niet-selectieve bètablokkers
Blokkeren zowel β1- als β2-receptoren Risico op bronchoconstrictie
40
Voorbeeld niet-selectieve bètablokkers
Propranolol/Sotalol
41
Effect bètablokkers
Blokkeren adrenerge β-receptoren, waardoor ze de effecten van adrenaline en noradrenaline verminderen, waardoor: - Vermindering hartactiviteit - Bloeddrukverlaging - Verminderde stressreactie
42
Indicatie bètablokkers
Hypertensie Angina pectoris Hartfalen Hartritmestoornissen Migraine
43
Bijwerkingen bètablokkers
Bradycardie Hypotensie Verergering hartfalen Bronchoconstrictie Vermoeidheid Duizeligheid Koude handen/voeten Gewichtstoename
44
Contra-indicatie bètablokkers
Astma Acute decompensatio cordis Bradycardie AV-geleidingsstoornissen
45
Werking bloeddrukverlaging bij bètablokker
Verminderde CO Verminderde renine-afgifte door nieren
46
Werking verminderde hartactiviteit bij bètablokker
Lagere hartfrequentie Minder krachtige contractie Vermindering zuurstofbehoefte van hart
47
Werking antiaritmisch effect bètablokker
Afname prikkelbaarheid hart
48
Calciumantagonisten
Geneesmiddelen die de instroom van calcium in de cellen van gladde spieren, het hart en bloedvaten blokkeren. Hierdoor ontspannend effect op de spieren van bloedvaten.
49
Werking calciumantagonist in bloedvaten
Verminderde calciuminstroom > ontspanning van spieren > vasodilatatie > bloeddrukverlaging
50
Werking calciumantagonist in hartspiercellen
Verminderde calciuminstroom > verminderde contractiekracht Vertraagde geleiding door sinusknoop/AV-knoop > verlaging hartslag
51
Indicatie calciumantagonisten
Hypertensie Angina pectoris Hartritmestoornissen Clusterhoofdpijn; offlabel
52
Bijwerkingen calciumantagonisten
Hoofdpijn; vasodilatatie Flushing; vasodilatatie Oedeem; verhoogde capillaire druk Duizeligheid; bloeddrukverlaging Reflexmatige tachycardie; gevolg van perifere vasodilatatie Obstipatie
53
Contra-indicatie calciumantagonisten
Ernstige hypotensie Hartfalen AV-geleidingsstoornissen Bradycardie Zwangerschap/borstvoeding
54
Voorbeeld calciumantagonisten
Amlodipine/Nifidepine/Verapamil/Diltiazem
55
Amlodipine - indicatie en belangrijkst effect
Indicatie; hypertensie/angina pectoris Belangrijkst effect; vasodilatatie
56
Nifedipine - indicatie en belangrijkst effect
Indicatie; hypertensie/ziekte van Raynaud Belangrijkst effect; snelle vaatverwijding
57
Verapamil - indicatie en belangrijkst effect
Indicatie; hartritmestoornissen/angina pectoris Belangrijkst effect; vertraging hartslag
58
Diltiazem- indicatie en belangrijkst effect
Indicatie; hypertensie/angina pectoris Belangrijkst effect; vasodilatatie/snelle vaatverwijding/vertraging hartslag
59
Werking ACE-remmer
Blokkeren ACE > verminderde productie angiotensine II 1. Vasodilatatie 2. Verminderde vochtretentie 3. Verbeterde hartfunctie
60
Indicatie ACE-remmer
Hypertensie Hartfalen Chronische nierziekte Na hartinfarct Diabetische nefropathie
61
Voorbeelden ACE-remmers
Enalapril/Lisinopril/Captopril/Perindopril
62
Bijwerkingen ACE-remmers
Hoesten Hypotensie Hyperkaliëmie Nierfunctiestoornissen Angio-oedeem Vermoeidheid/duizeligheid/hoofdpijn
63
Relatie hoesten + ACE-remmer
Bekendste bijwerking ACE-remmer is droge hoest, die optreedt door een ophoping van bradykinine, wat normaal gesproken afgebroken wordt door ACE. Bradykinine is een stofje dat ervoor kan zorgen dat er gaatjes in je bloedvaten ontstaan, waardoor vocht naar buiten kan lekken.
64
Relatie hyperkaliëmie + ACE-remmer
ACE-remmers verminderen de afgifte van aldosteron, wat normaalgesproken kaliumuitscheiding bevordert
65
Waardoor vasodilatatie door ACE-remmer
ACE-remmers verlagen de bloeddruk door blokkeren van angiotensine II, wat normaal gesproken de bloedvaten vernauwt
66
Waardoor verminderde vochtretentie door ACE-remmer
Door verminderde angiotensine II productie wordt de afgifte van aldosteron en ADH verlaag, wat leidt tot minder vochtretentie en lagere bloeddruk
67
Waardoor verbeterde hartfunctie door ACE-remmer
Vermindering van belasting hart, vooral bij hartfalen, door de afname van de vasoconstrictie en vochtretentie
68
ARB's
Blokkeren werking angiotensine II door zich te binden aan AT1-receptoren
69
Werking ARB's
Vasodilatatie Verminderde afgifte van aldosteron Verlaging belasting hart
70
Indicatie ARB's
Hypertensie Hartfalen Chronische nierziekten Na hartinfarct Preventie beroertes
71
Voorbeelden ARB's
Losartan/Losartan/Irbesartan
72
Bijwerkingen ARB's
Hypotensie Hyperkaliëmie Nierfunctiestoornissen Hoofdpijn Angio-oedeem Minder bijwerkingen dan ACE-remmer
73
Nitraten
Verhogen de Stikstofmonoxide (NO)-productie in lichaam, waardoor vasodilatatie
74
Effect nitraten
Veneuze- en arteriële vasodilatatie Verminderd zuurstofvraag van het hart
75
Indicatie nitraten
Angina pectoris Hartfalen Acuut myocardinfarct Longoedeem
76
Voorbeeld nitraten
Nitroglycerine/hart
77
Bijwerking nitraten
Hoofdpijn Hypotensie Flushing Duizeligheid/vermoeidheid Tolerantie
78
Werking hartglycosiden
Verhogen contractiekracht van het hart Verminderen hartfrequentie Versterken elektrische geleiding
79
Indicatie hartglycosiden
Hartfalen Atriumfibrilleren Atriumflutter
80
Bijwerkingen hartglycosiden
Gastro-intestinale symptomen; misselijkheid/braken/diarree Hartritmestoornissen; VF Symptomen centraal zenuwstelsel; hoofdpijn/duizeligheid/vermoeidheid Visusproblemen Hyperkaliëmie of hypokaliëmie
81
Voorbeeld hartglycosiden
Digoxine
82
Geneesmiddelen bij onderhoudsbehandeling angina pectoris
Bètablokker; verminderen hartfrequentie/bloeddruk/zuurstofbehoefte Calciumantagonist; ontspannen spiercellen bloedvaten > vasodilatatie Nitraten; vasodilatatie
83
Geneesmiddelen bij decompensatio cordis
Lisdiuretica; verwijderd overtollig vocht, verminderd oedeem ACE-remmer; verminderd hartbelasting en bloeddruk ARB's; blokkeren angiotensine II > verminderd hartbelasting en bloeddruk Bètablokker; verminderd hartfrequentie, bloeddruk en zuurstofbehoefte Kaliumsparende diuretica; blokkeren aldosteron, verminderen vochtretentie Hartglycosiden; verhoogt contractiliteit, verlaagt hartfrequentie
84
Geneesmiddel bij hypertensie
Diuretica; verwijderen overtollig vocht, bloeddrukverlaging ACE-remmer; bloeddrukverlagend, bescherming nieren ARB's; blokkeren angiotensine II > ontspanning vaten Calciumantagonisten; ontspanning bloedvaten, verlaagd MHV Betablokker; afname hartfrequentie en HMV
85
Bij welke aandoeningen worden bètasympathicolytica nog meer gebruikt?
Bètablokkers; Angina pectoris Hartfalen Atriumfibrilleren Hartinfarct Hypertrofische cardiomyopathie Migraine Angststoornis Tachycardie
86
Belangrijke interactie ACE-remmers
Hyperkaliëmie bij gelijktijdig gebruik van kaliumsparende diuretica of kalium supplementen
87
Effect statines
Verlaging van LDL-cholesterol; verminderd de opbouw van vet in de bloedvaten en verlaagt het risico op atherosclerose Verhoging van HDL-cholesterol; het goede cholesterol, helpt bij het opruimen van overtollig cholesterol in bloedvaten
88
Indicatie statines
1. Primaire preventie HVZ bij verhoogd risico; hoge bloeddruk/roken/familiaire belasting 2. Secundaire preventie na hartaanval/beroerte 3. Behandeling van hypercholesterolemie 4. Verlaging van triglyceriden (vetten in bloed)
89
Voorbeelden statines
Atorvastatine/Simvastatine/Rosuvastatine
90
Bijwerkingen statines
- Spierklachten; pijn, zwakte of krampen - Leverfunctiestoornissen - Maag-darmklachten; buikpijn/obstipatie/misselijkheid - Cognitieve effecten; geheugenproblemen/verwarring - Hyperglykemie; langdurig gebruik kan risico op DM verhogen
91
Behandelplan verhoogd cholesterol
1. Niet-medicamenteus beleid; leefstijl 2. Statine; gewenst effect is <40% LDL 3. Intensiveer therapie 4. Voeg Ezetimib toe
92
Wat is een thiazidediuretica specifieke bijwerking?
Hyponatriëmie met misselijkheid en/of verwardheid. Dit kan na een variërende gebruiksduur ontstaan: na één dosis tot na twee weken. Risicofactoren; oudere leeftijd en verminderde intake van eiwitten en zout.
93
Wat doe je bij hypokaliëmie onder gebruik van lisdiuretica?
Start kaliumsuppletie (in de vorm van drank/tabletten), toevoegen/overstappen op kaliumsparende diuretica,
94
Wat is een lisdiuretica specifieke bijwerking?
Hypokaliëmie met spierzwakte. Risicofactoren hiervoor zijn verminderde intake van kalium in voeding, diarree en oude leeftijd.
95
Wat is de behandeling bij dehydratie bij diuretica gebruik?
Staken van het diureticum met regelmatige controles van de hydratietoestand. Indien nodig kan rehydratie met fysiologisch zout worden overwogen.
96
Wat zijn overeenkomstige bijwerkingen tussen lis- en thiazidediuretica?
Door verminderd effectief circulerend volume hypotensie met verhoogde valneiging en duizeligheid, en dehydratie. Risicofactoren hiervoor zijn koorts, diarree, braken en anorexie.
97
Wat zijn indicaties voor lisdiuretica?
Kortademigheid en oedeem bij hartfalen en/of ascites bij levercirrose.
98
Hypokaliëmie bij thiazidediuretica
Thiazidediuretica verhogen het aanbod natrium in de verzamelbuis; dit leidt tot uitwisseling gedeeltelijke uitwisseling van kalium door natrium-kalium uitwisselaars
99
Hoe zorgt RAAS voor behoud normale bloeddruk bij arteriële bloeding?
1. Door bloeding daalt centrale arteriële druk, dit wordt opgemerkt door cellen van afferente arteriolen van de nieren, deze geven enzym renine af; 2. De lever produceert altijd het eiwit angiotensinogeen, voor geval van nood. Nu er renine in de bloedbaan is, wordt het angiotensinogeen direct door renine omgezet in angiotensine 1 (AT1); 3. AT1 wordt vervolgens door een enzym - ACE - omgezet in angiotensine II (ATII). ACE bevindt zich in grote hoeveelheden in pulmonale capillair bed; 4. ATII heeft twee belangrijke functies: a. Sterke perifere arteriolaire vasoconstrictor b. ATII stimuleert afgifte aldosteron uit de bijnier 5. Aldosteron is mineralocorticoïd hormoon > draagt bij aan zoutbalans door door natrium-kalium-uitwisselaars in nieren ------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 1. Bloeddrukdaling opgemerkt door cellen rond renale afferente arteriolen 2. Dit leidt tot afgifte van renine 3. Resulteert in cascade die eindigt met vorming van sterke perifere vasoconstrictor > angiotensine II + aldosteron 4. Aldosteron zorgt ervoor dat de nieren meer natrium en water reabsorberen
100
Werking kaliumsparende middelen
Antagonisme van aldosteronreceptor in verzamelbuizen Door aldosteronreceptor te blokkeren, zodat er minder natrium-kalium-uitwisselaars worden ingebouwd in verzamelbuizen. Hierdoor wordt er enerzijds minder natrium geabsorbeerd > meer diurese en minder kalium uitgescheiden
101
Voorbeelden kaliumsparende diuretica
Spironolacton/Eplerenon
102
Welke groep diureticum geeft snelst en sterkte effect
Lisdiuretica; Furosemide/Bumetanide
103
Welke groep diureticum heeft zwak effect
Kaliumsparende diuretica; Spironolacton/Eplerenon
104
Werkingsduur lisdiuretica
6u
105
Welke groep diuretica veroorzaakt zeer vaak (>10%) gynaecomastie (= borstvorming bij mannen)
Kaliumsparende diuretica, door hormonale effecten die verder reiken dan alleen aldosteron. Ze verlagen testosteron productie en verhogen perifere omzetting van testosteron naar estradiol
106
Welke groep diuretica veroorzaakt het vaakst hyponatriëmie
Thiazidediuretica veroorzaken zeer vaak (>10%) een hyponatriëmie. Met name bij ouderen met beperkte vocht intake is risico hoog.
107
Bij onvoldoende effect van antihypertensiva geld over het algemeen;
Om bijwerkingen te voorkomen is het beter om twee of drie middelen met verschillende werkingsmechanisme te combineren, voordat de dosis van afzonderlijke middelen wordt verhoogd
108
Hoe veroorzaken Nifedipine en Amlodipine hun antihypertensieve effect?
Calciumantagonisten zorgen voor perifere arteriolaire vasodilatatie. Ze blokkeren calciumkanalen in gladde spiercellen. Doordat spiercontractie afhankelijk is van calcium, leidt deze blokkade tot relaxatie
109
Welke groepen antihypertensiva leiden tot perifere arteriële vasodilatatie; afterload ↓
Calciumantagonisten ACE-remmers ARB's
110
Welke groepen antihypertensiva leiden tot verminderd systemisch arterieel volume; preload ↓
Nitraten Diuretica ACE-remmers ARB's
111
Welke groepen antihypertensiva hebben negatief inotroop en chronotroop effect; CO ↓
Calciumantagonisten Bètablokkers
112
Calciumantagonisten worden verdeeld in dihydropyridines en niet-dihydropyridines. Wat is belangrijkst verschil?
Dihydropyridines (Nifedipine/Amlodipine) zorgen voor arteriole vasodilatatie, zowel perifeer als in coronaire. Door arteriolaire vasodilatatie daalt centrale arteriële druk. Niet-dihydropyridines (Diltiazem/Verapamil) hebben invloed op hart > negatief chronotroop en -inotroop. Diltiazem > invloed op zowel perifere vaten als hart Verapamil > louter invloed op hart
113
Welke groep dankt antihypertensief effect hoofdzakelijke aan een verlaging van cardiac output
Nitraten zorgen voor centraal-veneuze vasodilatatie, waardoor het aanbod van volume naar het hart afneemt. Hierdoor daalt het relatieve volume in de systemische arteriële circulatie > daling bloeddruk.
114
Wat is geen typische bijwerking van calciumantagonisten? Duizeligheid Kriebelhoest (orthostatische)hypotensie Perifeer oedeem
Kriebelhoest
115
Waarom perifeer oedeem bijwerking van calciumantatonisten?
Arteriolaire vasodilatatie leidt tot verhoogde intercapillaire drukken en meer extravasatie van vocht
116
Waar bevinden zich de dubtypes van de bètareceptor zich hoofdzakelijk?
Beta-1-receptor vooral in het hart (myocardcellen Beta-2-receptor vooral in bronchioli en perifere vaten
117
Welke geneesmiddelen leiden tot stimulatie beta-1-receptoren en welk effect geeft dit
Adrenaline/Noradrenaline Positief chronotroop (= verhoging hartfrequentie) en positief inotroop (= hogere contractiliteit) > verhoging hartminuutvolume en bloeddruk
118
Welke geneesmiddelen leiden tot stimulatie beta-2-receptoren en welk effect geeft dit
Adrenaline/Noradrenaline Bronchodilatatie voor bevorderen alveolaire ventilatie
119
Vijf middelen
1. Trombocytenaggregatieremmer = Acetylsalicylzuur 2. Tweede trombocytenaggregatieremmer = dubbele plaatjesremming = Clopidogrel 3. Statine 4. Bètablokker 5. ACE-remmer
120
Selectieve bètablokkers
Atenolol Bisoprolol Metoprolol
121
Niet-selectieve bètablokkers
Propranolol Sotalol Labetolol
122
Combinatie van bètablokkers met welke categorie calciumantagonisten leidt het meest waarschijnlijk tot bradycardie?
Niet-dihydropyridine
123
Wat is de invloed van NSAID's op bètablokkers
NSAID's verzwakken het antihypertensieve effect van bètablokkers
124
Noem twee effecten van Sotalol
Bètablokker met antiaritmisch effect
125
Wat is geen typische bijwerking van Sotalol Hypokaliëmie Hyponatriëmie Ritmestoornissen QTc-verlenging
Hyponatriëmie
126
Geneesmiddelen interacties Sotalol
QT-verlengende medicatie; bepaalde antibiotica en antipsychotica (Clozapine/Haldol) Kalium lozende medicatie; HCT/Furosemide/Bumetanide
127
Welke bijwerking treedt zeer vaak op bij ACE-remmers maar niet/veel minder bij ARB's
Kriebelhoest
128
Wat is de meest kenmerkende/onderscheidende eigenschap van digoxine vergelijken andere geneesmiddelen
Positief inotroop effect (= toename contractiekracht) Indicatie; hartfalen met verminderde ejectiefractie
129
Waarop berust het anti-angineuze effect (= angineuze pijn/angina pectoris, pijn ten gevolge van myocardhypoxie) van nitraten het minst op bij normale dosering?
Perifere arteriële vasodilatatie; verlaging afterload Nitraten hebben pas bij hogere dosering een wezenlijk effect op de perifere vaatweerstand. Werking berust hoofdzakelijke op centraal-veneuze dilatatie, zodat volumebelasting op het hart lager wordt.
130
Welke toedieningsvorm van nitraten is niet bruikbaar? A. Sublinguaal B. Oraal C. Parenteraal D. Alle bovenstaande opties zijn bruikbaar
D
131
Wat is belangrijkste vitale parameter bij toedienen nitraten?
Systolische bloeddruk
132
Hoe lang moet nitraat-vrije periode per dag zijn zodat SH-groepen kunnen herstellen
8-12 uur
133