Kants weerlegging van het idealisme Flashcards

1
Q

Wat gebeurt er in de transcendentale esthetica?

A

Het gaat over de mogelijkheidsvoorwaarde van het gebruik van zintuiglijkheid. Hier presenteert Kant de twee a priori vormen van zintuiglijkheid: tijd en ruimte. Het zijn a priori vormen van zintuiglijkheid, waarmee de waarnemingen structureren. Het zijn dingen onafhankelijk van de geest. Dingen verschijnen aan ons in tijd en ruimte. Dat verklaart waarom het mogelijk is om een lege ruimte voor te stellen, maar niet een ruimte zonder objecten. Kant laat zien hoe aanschouwingen gevormd worden door de a priori vormen van zintuiglijkheid. Je hebt een externe input nodig van buitenaf en een subjectieve bijdrage van tijd en ruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurd er in de transcendentale analytica?

A

Het gaat over de mogelijkheidsvoorwaarden van onzer kennis van objecten. Hier komen de a priori vormen van het verstand: de categorieën. We passen de categorie substantie toe op aanschouwingen. Dat doen we als aanschouwingen bestendig zijn. De tafel is een substantie, wat er is iets bestendig in mijn waarneming van de tafel. In mijn aanschouwing maak ik een onderscheid tussen iets wat blijft/bestendig is en attributen die veranderen. Een substantie wordt dus toegepast als categorie van de aanschouwingen op blijvende/bestendige dingen. We kunnen alleen categorieën toepassen op iets dat een object van de mogelijke ervaring is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe verhoudt Kant zich tot de Cartesiaanse metafysica?

A

Kant verhoudt zich expliciet tegenover Descartes en Berkeley. Kant geeft een andere betekenis aan het ‘ik denk’. Het ‘ik denk’ staat in Kants woordenschat gelijk aan de zuivere of transcendentale apperceptie. We krijgen aanschouwingen en die worden gestructureerd door de categorieën. We verbinden de begrippen in oordelen. Het moment dat we de aanschouwingen structureren, is de synthese. Onder een synthese verstaan we de handeling die voorstellingen bij elkaar toevoegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is een synthese mogelijk?

A

Omdat alle voorstellingen bij mezelf als subject horen. Als er geen subject zou zijn, waren er ook geen voorstellingen. Er is dan geen ik dat de synthese opereert. Er is een subject dat de drager is van de categorieën en het subject dat de synthese opereert. De voorstellingen die ik via mijn zintuigen krijg, kan ik tot een eenheid vormen, omdat ik die categorieën aan mijzelf toeschrijf. Dat is de eenheid van de apperceptie. Het ‘ik denk’ is de eigenaar van de eigen gedachte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doet Kant met het bestaan van God?

A

Het is onmogelijk op rationele gronden een God te bewijzen, maar Kant gebruikt de God als postulaten van zijn ethiek. Dus waar de Kritiek der Reinen Vernunft stopt, begint de Kritik der Praktische Vernunft. Kant is niet onverschillig over het bestaan van God. Hij maakt alleen een einde aan de pogingen om het bestaan van God op rationele gronden te bewijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de transcendentale apperceptie?

A

een zuivere, oorspronkelijke, onveranderlijk bewustzijn. Die de synthese van het menigvuldige van al onze aanschouwingen vormt. Het is een traditionele akte waarbij je jezelf als ik denk ontdekt. We kunnen proberen om onszelf waar te nemen: de empirische apperceptie. Het is het waarnemen van de innerlijke inhoud. Als ik mezelf probeer waar te nemen, mijn gedachte/innerlijke toestand, wat ik waarneem is een stroom van verschijningen waarin niets bestendig is. Je neemt jezelf niet waar als blijvend subject, maar als een stroom van gedachte. Je ontdekt jezelf als de eigenaar van je gedachte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

leg het onderscheid tussen de fenomenale en de noumenale wereld uit.

A

We weten dat er een ‘ik denk’ is, de eigenaar van de a priori vormen van tijd en ruimte. Dat subject is het kennende subject. Het subject heeft de ervaring van de wereld. De categorieën hebben alleen betrekking op objecten van een mogelijke ervaring. Als ik het toepas op de dingen die ik niet kan ervaren heb ik geen kennis. De dingen zoals die aan is ons verschijnen is de mogelijke ervaring. Dit is de reden waarom Kant de noumenale en fenomenale wereld (dingen für sich) introduceert. We hebben geen toegang tot de noumenale wereld (dingen an sich). We weten niet hoe de dingen op zichzelf zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe neemt Kant afstand van de traditionele metafysica?

A

Descartes dacht dat hij de ziel en God kon bewijzen op grond van de rede. Maar hij meent te bewijzen dat er een ziel is die identitiek aan zichzelf is, onveranderlijk en zichzelf. Maar dat de ziel één is, veronderstelt geen legitieme toepassing van de categorieën. Bestaan pas je toe op iets dat geen mogelijke ervaring is, dat kan niet volgens Kant. Wat Kant doet in de transcedentale dialectiek is het laten zien van de paradoxen waar de rede in terecht komt als de rede zich bezighoudt met zulke objecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat laat Kant in de trascendentale dialectiek zien?

A

We komen in paralogismen terecht: redeneringen die formeel correct zijn, maar inhoudelijk niet. Alle vragen over de wereld als eindig of oneindig zijn dat. We kunnen niets zeggen over de wereld als geheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In hoeverre verschilt Kants kritiek op de metafysica van die van Hume?

A

Hume zegt bij zijn vork dat als een boek geen wiskunde, meetkunde of matter of fact is, dan moet je dat boek verbranden. Het zijn dingen die de prullenbak in moeten. Maar Kant vraagt zich af waarom we die vraag stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In welke drie a priori ideeën kan de rede zich vinden?

A

1) de psychologische idee (idee van de ziel).
2) de kosmologische idee (idee van de wereld).
3) de theologische idee (idee van God)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In hoeverre laten de drie a priori ideeën van de rede zich kennen?

A

Ze laten zich alleen denken, maar niet kennen. Denken is alles wat je als idee hebt. Je kent iets op het moment dat je een begrip kan vormen door de categorieën toe te passen op de aanschouwing. Je kent alleen objecten van mogelijke ervaringen. Kennis is een proces van aanschouwingen die je structureert op basis van de categorieën. Daarmee vorm je begrippen. Er is sprake an kennis als je de categorieën legitiem uitlegt. De rede buigt zich over vragen die ze niet kan beantwoorden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke kritiek heeft Kant op Hume?

A

Hume dacht dat causaliteit niet objectief kan zijn. Maar volgens Kant is de Newtoniaanse wetenschap absoluut waar. Hoe kunnen we zekere kennis vergaren, als we volgens Hume causaliteit niet kunnen waarnemen? Hoe kan het dan dat er subjectieve (mens eigen) en universele kennis is? Alles wat je kunt denken zijn je ideeën. Kennis heeft te maken met begrippen, die vorm je door de categorieën toe te passen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is het spreken over een externe wereld misleidend volgens Kant?

A

Ruimte is erg gebonden aan ons eigen ik. Je kan niet denken zonder waarneming. De objecten zijn alleen objecten zoals wij ze kennen, doordat we de categorieën erop toepassen. We spreken van een buitenwereld, maar dat is misleidend. We kunnen niet zeggen dat er een externe wereld is, in de zin dat objecten zich buiten ons bevinden. Kant wil niet ontkennen dat er objecten zijn die onafhankelijk zijn van het ik, maar in strikte zin kunnen we niet over objecten buiten ons spreken. Het is een a priori vorm van de zintuiglijkheid. Er zijn wel externe objecten, maar ze bevinden zich niet in een ruimte buiten ons. Ruimte is een a priori vorm van onze zintuiglijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom wordt Kant van idealisme beschuldigd?

A

Hij zou ontkennen dat er een buitenwereld is. Critici wilde het onderscheid weten tussen Kants filosofie en die van Berkeley. In de tweede editie voegt Kant de weerlegging van het idealisme toe, waarin hij uitlegt wat het verschil tussen zijn eigen positie en die van Berkeley en Descartes is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke twee vormen van idealisme introduceert Kant?

A

Het problematische idealisme van Descartes en het dogmatische idealisme van Berkeley.

17
Q

Welke kritiek kreeg Descartes van zijn tijdgenoten?

A

In de Zesde Meditatie heeft Descartes een bewijs gevonden voor het bestaan van de externe wereld. Dat werd als problematisch gezien:

1) Zonder God was dat hem niet gelukt.
2) Er was iets problematisch in de pretentie om uit zijn eigen geest te stappen en te zeggen in hoeverre de mentale representaties overeenkomen met de externe objecten.

18
Q

Welke kritiek heeft Kant op het bewijs van de externe wereld van Descartes?

A

Descartes meende dat hij de externe wereld had bewezen. Al die moeite die Descartes moest doen om daar te kunnen komen, is voor Kant een teken dat de externe wereld niet te bewijzen is. Volgens Kant is er een groot verschil tussen ik denk en het bestaan van de externe wereld.

19
Q

Waarom is Berkeley dogmatisch volgens Kant?

A

Materie bestaat niet. Berkeley is dogmatisch, omdat hij er niet om heen kan dat er geen materie bestaat.

20
Q

Hoe maakt Kant duidelijk dat zijn positie niet hetzelfde is als die van Berkeley?

A

Het dogmatisch idealisme van Berkeley is onvermijdelijk als de ruimte beschouwd wordt als een eigenschap die de dingen op zichzelf moeten toekomen. Als je zegt dat ruimte in de objecten zelf zit en zegt dat je alleen je voorstellingen kent, dan kom je makkelijk tot de conclusie dat er niets buiten je voorstellingen is. Berkeley was ook een criticus van de Newtoniaanse idee van een ruimte waarin objecten zich bevinden. Berkeley reduceert de ruimte van objecten tot de idee. Ruimte was niets anders dan een relatie tussen de ideeën onderling. Hoe kunnen objecten in een ruimte aanwezig zijn en een mentale representatie zijn?

21
Q

Waarom is het onmogelijk om bewust te zijn van onszelf, om het ik te bewijzen, als er geen buitenwereld bestaat?

A

Het gaat om uiterlijke dingen: dingen die buiten het subject bestaan. Ze zijn noodzakelijk. Zonder zintuiglijke indrukken zou het subject zichzelf niet ontdekken. De objecten, uiterlijke dingen, zijn vereist voor de innerlijke ervaringen voor het zelfbewustzijn. Het bestaan van uiterlijke objecten vormen de voorwaarde voor zowel empirische als transcendentale apperceptie.

22
Q

Hoe weet je dat tijd vloeit?

A

Dingen volgen elkaar op in tijd, maar hoe weten we dat? Je ziet dat dingen veranderen en opeenvolgen als het vergelijkt met iets bestendigs. Je ziet verandering ten opzichte van iets dat niet verandert. Je ziet dat een trein beweegt, tegen de achtergrond van het station dat niet beweegt. Als ik alleen de stroom van gedachte zou waarnemen, dan zou ik niet doorhebben dat er een stroom is. Ik kan de opeenvolging waarnemen, omdat ik het relateer met iets dat beweegt. Dat bestendige om die opeenvolging te zien, kan geen aanschouwing in mij zijn. Want mijn aanschouwingen zitten in die stroom.

23
Q

Waar vind ik iets ruimtelijks?

A

Dat zie je alleen in de ruimte. Innerlijke waarneming is een tijdelijke structuur. Je neemt je gedachte waar als een opeenvolging van de tijd. De innerlijke waarneming, zelfreflectie, is alleen tijdelijk en niet ruimtelijk.

24
Q

Waar haal ik mijn bewustzijn van de ruimtelijkheid in mijn aanschouwing vandaan?

A

De tijd is een opeenvolging en die kan ik alleen waarnemen tegen de achtergrond iets bestendigs. Het is alleen mogelijk door de existentie van objecten die ik buiten mij kan waarnemen. Dit volgt het raamwerk ten opzichte waarvan ik mijn dingen kan waarnemen.

25
Q

Wat betekent buiten voor Kant?

A

Buiten betekent dat er objecten zijn die onafhankelijk van het ik zijn. Maar het zijn objecten zoals ze aan het ik verschijnen. Het zijn fenomenen, in de zin dat het verschijningen zijn. Ze zijn passief, we krijgen de indrukken van buiten. Kant zegt dat hoe je aan jezelf verschijnt een fenomeen is.

26
Q

Wat is opmerking 1?

A

Descartes zegt dat hij de externe wereld wel heeft bewezen. Maar dat kan volgens Kant niet zeker zijn. Descartes vormt het ‘ik denk’. Het bestaan van de externe wereld van Descartes zou volgens Kant op oorzaak/gevolg berusten.

27
Q

Wat zijn volgens Descartes en Berkeley de mogelijke oorzaak van de ideeën?

A

1) door externe objecten
2) door God
3) verzonnen

28
Q

Wat is volgens Descartes en Berkeley de oorzaak van de ideeën?

A

Descartes en Berkeley zeggen dat ze niet verzonnen zijn, ze zijn onafhankelijk van mijn wil. De oorzaak kan volgens Berkeley geen materie zijn, want een idee is niets anders dan een idee (ideeën zijn immaterieel). Dus God is de oorzaak. Maar God is volgens Descartes geen bedrieger, dat zou het anders impliceren: omdat we aan onze ideeën kunnen twijfelen. Dus volgens Descartes zijn de externe dingen de oorzaak.

29
Q

Wat is volgens Kant de oorzaak van de ideeën?

A

De oorzaak van de idee kan in onszelf zitten volgens Kant. Dus we kunnen niet uitsluiten dat de ideeën verzonnen zijn. De oorzaak van de objecten kan in onszelf liggen en daarom kunnen we het ook verzonnen hebben en is het ten onrechte dat we het toeschrijven aan externe objecten.

30
Q

Waarom kan Descartes volgens Kant nooit met zekerheid het bestaan van de buitenwereld aantonen?

A

Kant heeft bewezen dat er niets bestendigs buiten mij bestaat. Als ik mezelf ontdek, dan heb ik ook direct bewijs voor het bestaan van de buitenwereld. Het ik ben, is tautologisch. Het subject heb je. Het ik denk omsluit direct de substantie van het subject, maar veronderstelt de substantie als object. Je ontdekt jezelf, je hebt de intuïtie van het ik denk, maar je kunt niet zeggen dat je het ik kent. Het is niet kenbaar, omdat die voorstelling nog geen kennis ervan is en dus ook nog geen empirische kennis ervan.

31
Q

Waarom zijn objecten niet altijd bestendig?

A

Alles wat bestendig is, noemen we een substantie. We zeggen niet groen is de appel, we zeggen de appel is groen. De substantie is de drager van die attributen. Substantie is de categorie die we kunnen toepassen op iets dat bestendig is. Het is niet eeuwig, maar het is iets dat blijft bestaan. Iets bestendigs vind ik alleen in de materie buiten mij. Als ik mezelf waarneem, vind ik niets bestendig. Niet alles is bestendig, want dingen veranderen. Maar in de externe wereld zijn dingen die bestendig genoeg zijn, om als substantie te worden aangeduid.

32
Q

Waarom kan het subject niet zowel subject als object zijn?

A

Descartes probeert het ik als zichzelf te ontdekken, dat ik te objectiveren om over zichzelf als object van kennis te praten. Het subject is het subject van het denken. Het subject probeert kennis te hebben van zichzelf, door zichzelf waar te nemen. In de waarneming ziet het subject gedachte stromen. Dat weet je doordat je ze aanschouwt tegen de achtergrond van iets bestendigd.

33
Q

Wat is opmerking 2?

A

De substantie is een categorie die we toepassen op de bestendige aanschouwingen. De bestendige aanschouwingen in de buiten ruimte. Het is later in de materie dat ik de bestendigheid opmerk. In de materie ontdek ik iets blijvends waarop ik de categorie substantie kan toepassen. In mijzelf zie ik niet iets bestendigs, waardoor ik daar de categorie van een substantie niet op kan toepassen. Het bewustzijn van mezelf in die voorstelling is geen aanschouwing. In de empirische beschouwing zie ik een stroom, maar in het bewustzijn van mezelf zie ik geen aanschouwing. Het ik heeft niet te maken met het predicaat van de aanschouwing dat bestendig is en kan dienen als het correlaat van de materie. Materie is iets dat ondoordringbaar is en dat is iets dat ik kan gebruiken om iets dat bestendig is te aanschouwen.

34
Q

Wat is een empirische beschouwing?

A

Het is een beschouwing die niet bestendig is. Categorieën kunnen alleen worden toegepast op beschouwingen. Empirisch bewustzijn is een aanschouwing. Daar kun je geen categorie op toepassen.

35
Q

Welke kritiek heeft Kant op het ik als substantie bij Descartes?

A

Het ik is volgens Descartes een substantie. Een substantie is een toepassing die je kunt toepassen op iets bestendigs. In de transcendentale perceptie ontdek je wel een ik, maar het is geen aanschouwing. Categorieën kunnen alleen worden toegepast op aanschouwingen. Empirisch is wel een aanschouwing, maar daar heb je niets bestendigs en dus kun je de categorie van een substantie niet op toepassen.

36
Q

Waarom noemen we dingen substanties?

A

Dat zijn de dingen die bestendig zijn. Dingen die we accidenten noemen, zijn de kwaliteiten van dingen. De bestendigheid vinden we alleen in de materie en niet in de accidenten.

37
Q

Wat is de derde opmerking?

A

Ik zeg niet dat het feit dat er existentie van uiterlijke dingen vereist is als voorwaarde voor de zuivere apperceptie. Betekent dat dan niet dat alle uiterlijke objecten een bewijs zijn voor de zuivere apperceptie? Ik weet dat we ons dingen kunnen verbeelden. We nemen dingen waar en we kunnen dingen verbeelden. Zonder objecten buiten ons, zonder aanschouwing zouden zuivere apperceptie niet mogelijk zijn.

38
Q

Waarom is Descartes volgens Kant een idealist?

A

Descartes heeft het probleem dat hij eerst het ik bewijst en dat het bestaan van de externe wereld daaruit herleid wordt. Externe objecten zijn de oorzaak van mijn mentale representaties. Dat kan niet: oorzaak/gevolgrelatie. Descartes eindigt in een positie dat hij alleen res cogitans kan bewijzen en het bestaan van de externe wereld is daardoor problematisch.

39
Q

Waarom is Berkeley volgens Kant een idealist?

A

Berkeley heeft niet ingezien dat ruimte iets is dat buiten ons bestaat, het is een a priori vorm van zintuiglijkheid. Let op dat als ik mezelf ontdekt als denkend object, ik meteen bewijs heb van het bestaan van de externe dingen. Zonder externe objecten heb ik geen waarneming van de opeenvolging van mijn gedachte. Dat kan alleen gebeuren op de achtergrond van iets bestendigs. Mijn innerlijke ervaring hebben een tijdelijke structuur en die kunnen alleen in de ruimte worden waargenomen. Als er alleen innerlijk ervaringen zijn kan die res cogitans nooit bewust worden van zichzelf, want je hebt de ruimtelijkheid nodig.