Kants weerlegging van het idealisme Flashcards
Wat gebeurt er in de transcendentale esthetica?
Het gaat over de mogelijkheidsvoorwaarde van het gebruik van zintuiglijkheid. Hier presenteert Kant de twee a priori vormen van zintuiglijkheid: tijd en ruimte. Het zijn a priori vormen van zintuiglijkheid, waarmee de waarnemingen structureren. Het zijn dingen onafhankelijk van de geest. Dingen verschijnen aan ons in tijd en ruimte. Dat verklaart waarom het mogelijk is om een lege ruimte voor te stellen, maar niet een ruimte zonder objecten. Kant laat zien hoe aanschouwingen gevormd worden door de a priori vormen van zintuiglijkheid. Je hebt een externe input nodig van buitenaf en een subjectieve bijdrage van tijd en ruimte.
Wat gebeurd er in de transcendentale analytica?
Het gaat over de mogelijkheidsvoorwaarden van onzer kennis van objecten. Hier komen de a priori vormen van het verstand: de categorieën. We passen de categorie substantie toe op aanschouwingen. Dat doen we als aanschouwingen bestendig zijn. De tafel is een substantie, wat er is iets bestendig in mijn waarneming van de tafel. In mijn aanschouwing maak ik een onderscheid tussen iets wat blijft/bestendig is en attributen die veranderen. Een substantie wordt dus toegepast als categorie van de aanschouwingen op blijvende/bestendige dingen. We kunnen alleen categorieën toepassen op iets dat een object van de mogelijke ervaring is.
Hoe verhoudt Kant zich tot de Cartesiaanse metafysica?
Kant verhoudt zich expliciet tegenover Descartes en Berkeley. Kant geeft een andere betekenis aan het ‘ik denk’. Het ‘ik denk’ staat in Kants woordenschat gelijk aan de zuivere of transcendentale apperceptie. We krijgen aanschouwingen en die worden gestructureerd door de categorieën. We verbinden de begrippen in oordelen. Het moment dat we de aanschouwingen structureren, is de synthese. Onder een synthese verstaan we de handeling die voorstellingen bij elkaar toevoegen.
Waarom is een synthese mogelijk?
Omdat alle voorstellingen bij mezelf als subject horen. Als er geen subject zou zijn, waren er ook geen voorstellingen. Er is dan geen ik dat de synthese opereert. Er is een subject dat de drager is van de categorieën en het subject dat de synthese opereert. De voorstellingen die ik via mijn zintuigen krijg, kan ik tot een eenheid vormen, omdat ik die categorieën aan mijzelf toeschrijf. Dat is de eenheid van de apperceptie. Het ‘ik denk’ is de eigenaar van de eigen gedachte.
Wat doet Kant met het bestaan van God?
Het is onmogelijk op rationele gronden een God te bewijzen, maar Kant gebruikt de God als postulaten van zijn ethiek. Dus waar de Kritiek der Reinen Vernunft stopt, begint de Kritik der Praktische Vernunft. Kant is niet onverschillig over het bestaan van God. Hij maakt alleen een einde aan de pogingen om het bestaan van God op rationele gronden te bewijzen.
Wat is de transcendentale apperceptie?
een zuivere, oorspronkelijke, onveranderlijk bewustzijn. Die de synthese van het menigvuldige van al onze aanschouwingen vormt. Het is een traditionele akte waarbij je jezelf als ik denk ontdekt. We kunnen proberen om onszelf waar te nemen: de empirische apperceptie. Het is het waarnemen van de innerlijke inhoud. Als ik mezelf probeer waar te nemen, mijn gedachte/innerlijke toestand, wat ik waarneem is een stroom van verschijningen waarin niets bestendig is. Je neemt jezelf niet waar als blijvend subject, maar als een stroom van gedachte. Je ontdekt jezelf als de eigenaar van je gedachte.
leg het onderscheid tussen de fenomenale en de noumenale wereld uit.
We weten dat er een ‘ik denk’ is, de eigenaar van de a priori vormen van tijd en ruimte. Dat subject is het kennende subject. Het subject heeft de ervaring van de wereld. De categorieën hebben alleen betrekking op objecten van een mogelijke ervaring. Als ik het toepas op de dingen die ik niet kan ervaren heb ik geen kennis. De dingen zoals die aan is ons verschijnen is de mogelijke ervaring. Dit is de reden waarom Kant de noumenale en fenomenale wereld (dingen für sich) introduceert. We hebben geen toegang tot de noumenale wereld (dingen an sich). We weten niet hoe de dingen op zichzelf zijn.
Hoe neemt Kant afstand van de traditionele metafysica?
Descartes dacht dat hij de ziel en God kon bewijzen op grond van de rede. Maar hij meent te bewijzen dat er een ziel is die identitiek aan zichzelf is, onveranderlijk en zichzelf. Maar dat de ziel één is, veronderstelt geen legitieme toepassing van de categorieën. Bestaan pas je toe op iets dat geen mogelijke ervaring is, dat kan niet volgens Kant. Wat Kant doet in de transcedentale dialectiek is het laten zien van de paradoxen waar de rede in terecht komt als de rede zich bezighoudt met zulke objecten.
Wat laat Kant in de trascendentale dialectiek zien?
We komen in paralogismen terecht: redeneringen die formeel correct zijn, maar inhoudelijk niet. Alle vragen over de wereld als eindig of oneindig zijn dat. We kunnen niets zeggen over de wereld als geheel.
In hoeverre verschilt Kants kritiek op de metafysica van die van Hume?
Hume zegt bij zijn vork dat als een boek geen wiskunde, meetkunde of matter of fact is, dan moet je dat boek verbranden. Het zijn dingen die de prullenbak in moeten. Maar Kant vraagt zich af waarom we die vraag stellen.
In welke drie a priori ideeën kan de rede zich vinden?
1) de psychologische idee (idee van de ziel).
2) de kosmologische idee (idee van de wereld).
3) de theologische idee (idee van God)
In hoeverre laten de drie a priori ideeën van de rede zich kennen?
Ze laten zich alleen denken, maar niet kennen. Denken is alles wat je als idee hebt. Je kent iets op het moment dat je een begrip kan vormen door de categorieën toe te passen op de aanschouwing. Je kent alleen objecten van mogelijke ervaringen. Kennis is een proces van aanschouwingen die je structureert op basis van de categorieën. Daarmee vorm je begrippen. Er is sprake an kennis als je de categorieën legitiem uitlegt. De rede buigt zich over vragen die ze niet kan beantwoorden.
Welke kritiek heeft Kant op Hume?
Hume dacht dat causaliteit niet objectief kan zijn. Maar volgens Kant is de Newtoniaanse wetenschap absoluut waar. Hoe kunnen we zekere kennis vergaren, als we volgens Hume causaliteit niet kunnen waarnemen? Hoe kan het dan dat er subjectieve (mens eigen) en universele kennis is? Alles wat je kunt denken zijn je ideeën. Kennis heeft te maken met begrippen, die vorm je door de categorieën toe te passen.
Waarom is het spreken over een externe wereld misleidend volgens Kant?
Ruimte is erg gebonden aan ons eigen ik. Je kan niet denken zonder waarneming. De objecten zijn alleen objecten zoals wij ze kennen, doordat we de categorieën erop toepassen. We spreken van een buitenwereld, maar dat is misleidend. We kunnen niet zeggen dat er een externe wereld is, in de zin dat objecten zich buiten ons bevinden. Kant wil niet ontkennen dat er objecten zijn die onafhankelijk zijn van het ik, maar in strikte zin kunnen we niet over objecten buiten ons spreken. Het is een a priori vorm van de zintuiglijkheid. Er zijn wel externe objecten, maar ze bevinden zich niet in een ruimte buiten ons. Ruimte is een a priori vorm van onze zintuiglijkheid.
Waarom wordt Kant van idealisme beschuldigd?
Hij zou ontkennen dat er een buitenwereld is. Critici wilde het onderscheid weten tussen Kants filosofie en die van Berkeley. In de tweede editie voegt Kant de weerlegging van het idealisme toe, waarin hij uitlegt wat het verschil tussen zijn eigen positie en die van Berkeley en Descartes is.