Derde college: Berkeley Flashcards

1
Q

Wat is de theory of reason?

A

Descartes hield zich hiermee bezig. Filosofen buigen zich over de vraag wat de representatie van ons bewustzijn en de externe wereld is. Dus wat is de relatie tussen de mentale representaties en de externe werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom gebruiken we de term representatief realisme om de theorieën te beschrijven?

A

Locke en Descartes zijn allebei realisten, want er is een buitenwereld. Dat is representatief omdat de beelden die we van de externe wereld hebben, slechts representaties ervan zijn. Descartes en Locke stellen allebei vragen over de relatie tussen de mentale representaties op de objecten van de externe wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In hoeverre lijken de antwoorden op de vraag naar representatief realisme van Descartes en Locke op elkaar?

A

Ze menen een onderscheid te maken tussen reële kwaliteiten van de externe objecten en kwaliteiten die alleen in onze waarneming/bewustzijn aanwezig zijn. Dus de primaire en secundaire eigenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom heeft Berkeley een probleem met het antwoord van Descartes en Locke op het representatief realisme?

A

Het lijkt alsof ze uit hun eigen bewustzijn stappen en hun eigen mentale beelden vergelijken met de externe objecten, maar dat kan niet. Hoe weet je dan dat secundaire eigenschappen geen ontologische eigenschappen van de objecten zijn? Berkeley ziet dat we geen rechtstreekse toegang hebben tot de externe wereld. Daarom wilt hij afstand nemen van het representatief realisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk onderscheid maakt Locke? Wat zegt Berkeley hierover?

A

Volgens Locke heb je ideas of sensations (ideeën van de zintuigen) en ideas of reflections. Dit zijn volgens Berkeley dingen als: angst, vreugde, pijn, plezier, etc. Locke voegt daar zelf geheugen en fantasie aan toe. Je hebt dus ook ideeën die je zelf kunt verzinnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe vormen we het idee van een substantie als een appel volgens Locke?

A

We zien verschillende kwaliteiten en nemen die samen, waardoor we het idee van een appel vormen. We krijgen verschillende zintuiglijke indrukken en die nemen we samen. Wat je waarneemt: kleur, geur, smaak, etc. Dat bundelen we samen en daardoor vormen we het complexe idee van een appel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn ideeën volgens Berkeley?

A

Ideeën zijn per definitie passief: je krijgt een idee. Ideeën zijn geen handelende dingen als het ware. Het is de inhoud van de mind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de mind volgens Berkeley?

A

Mind, spirit, soul of myself, etc (synoniemen). Het probleem wat centraal staat is het idee tussen de buitenwereld en de mind. Het ik als subject wordt gewoon aangenomen. Er is geen problematisering van de identiteit. Als er een idee is, dan moet dat in de mind zitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke spirit bestaat er volgens Berkeley?

A

God. God heeft de verschillende geesten geschapen. Mensen zijn individuele geesten geschapen door God. Er is geen solipsisme bij Berkeley. Wij als minds zijn de ideeën van God. We zijn ideeën van God, want alles wat bestaat is een idee van God.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat bedoelt Berkeley met de uitdrukking essi is percuppi (waargenomen worden)?

A

Iets krijgt pas zijn Zijn als het waargenomen wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom is het volgens Berkeley een contradictie dat het bestaan van de externe wereld volgens de meeste filosofen het meest vanzelfsprekende lijkt?

A

In abstractie zijn we verbonden aan het domein van het mogelijke. Maar er iets dat niet mogelijk is. We kunnen objecten niet scheiden van mijn perceptie, want het object is voor mij alleen een perceptie. Een idee is per definitie wat ik waarneem. Ik heb een idee, een mentaal beeld van een ding. Als ik dan een abstractie maak (mijn waarneming wegdenk) dan heb ik niets meer. Ze menen uit hun eigen geest te stappen en zeggen hoe dingen zijn, maar door die abstractie houden we juist niets over.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is volgens Locke de definitie van een substantie?

A

Het is een soort materiële basis waarbij alle kwaliteiten horen. Er is iets materieels en dat is als het ware wat er onder staat. Het is de drager van alle kwaliteiten. Maar Locke zei dat hij niet precies weet wat een substantie is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom heeft Berkeley problemen met de vraag: lijken mijn ideeën op de materiële dingen?

A

Dan veronderstel je dat er iets buiten de ideeën bestaat. Maar dat kun je niet bewijzen. Een idee is per definitie wat wordt waargenomen, maar hoe kan iets materieels lijken op iets immateriels (idee)? Hoe kunnen we een idee vergelijken met iets dat geen idee is? Het zijn twee domeinen van de werkelijkheid die per definitie heel anders van onze idee zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zegt Berkeley over materialisme?

A

Materialisme leidt tot atheïsme. Berkeley zegt dat materie niet bestaat, want het bestaan van materie veronderstelt een contradictie. Het is onvoorstelbaar dat er dingen zijn buiten onze mind die een autonoom bestaan hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke kritiek heeft Berkeley op de secundaire en primaire eigenschappen van Locke en Descartes?

A

De primaire kwaliteiten zijn relatief. Wat we snel, langzaam, groot, klein, etc zien is relatief: persoonsgebonden. Dit bestaat in de mind. Een kind ziet bepaalde objecten veel groter dan bijv een reus. Het onderscheid dat Locke en Descartes maken berust op verkeerde aannames. Primaire en secundaire kwaliteiten zijn in de mind aanwezig, want alle ideeën zijn alleen in de mind aanwezig volgens Berkeley.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is het idee van een materiële substantie een contradictie volgens Berkeley?

A

We hebben geen materiële substantie nodig om ons idee te verklaren. Materie is niet nodig om te verklaren hoe wij ideeën hebben. Het is geen goede reden om te zeggen dat er geen materie bestaat als we het niet kunnen kennen.

17
Q

Bestaan dingen buiten de mind volgens Berkeley?

A

Dat gaat niet. Het is alsof we vragen of dingen bestaan zonder waarnemingen. Bestaat het bos op het moment dat er niemand in het bos zit? Als we ons dat afvragen dan bestaat het bos per definitie al in onze mind. Dus het is onmogelijk om iets voor te stellen dat niet kan worden waargenomen, want we nemen het vanzelf waar in onze mind. We hebben geen begrip van onze object zonder mind, want we kennen alleen onze eigen ideeën.

18
Q

Waardoor kunnen ideeën veroorzaakt worden volgens Berkeley?

A

Ideeën zijn inactief. Ze worden waargenomen, ze zijn passief. Ideeën kunnen geen ideeën veroorzaken. Ideeën moeten een oorzaak hebben in een immateriële actieve substantie. Onze ideeën worden niet veroorzaakt door de materiële dingen. Dus Berkeley heeft verzonnen of ze zijn door een andere geest veroorzaakt (God).

19
Q

Waarom hebben we de ideeën niet zelf verzonnen?

A

We hebben een ideee van een ziel of spirit en dat is iets actiefs. Dat is de enige oorzaak van onze ideeën. We zijn als actieve minds in staat om aan dingen te denken. We zijn productief, we kunnen dingen verzinnen. Berkeley maakt een onderscheid tussen verbeelding en waarneming. Als we ons verbeelden dan zijn we actief. Als we iets waarnemen dan krijgen we ideeën en dat is onafhankelijk van mijn wil. Dat is dan ook bewijs dat hij niet de ideeën verzonnen heeft.

20
Q

Wie is de oorzaak van mijn ideeën?

A

God. Ideeën van externe dingen zijn levendiger dan de ideeën uit mijn verbeelding. Berkeley denkt dat hij niet zelf de oorzaak van de externe dingen kan zijn. Ze hebben dus een andere bron: God.

21
Q

Waarom kunnen we het bewijs van de wereld aannemen?

A

We bestaan als immateriële substanties van God. Als we waarnemen, nemen we in het idee van God waar. We zijn onderdeel van God, waardoor we de wereld kunnen aannemen. Je hebt geen materie nodig als basis voor het waarnemen.

22
Q

Hoe heeft Berkeley het representatief realisme opgelost?

A

In de mind hebben we ideeën. Sommige hebben we zelf verzonnen en sommige krijgen we. De werkelijkheid wordt bewaard. De wereld is net zo werkelijks als die van de filosofen die de materie behouden. Maar hij heeft het scepticisme van materie opgelost. We nemen dingen waar die alleen als ideeën in onze mind bestaan. God garandeert de samenhang en de continuïteit van de werkelijkheid. Alles blijft bestaan in het idee van God.