John Locke an essay concerning human understanding, book IV Flashcards
Waarom kan Descartes’ cogito beter op een intuïtie berusten dan op deductie?
Bij Descartes wordt alles in radicale twijfel getrokken. Als je zegt dat het een intuïtie is, heb je niet veel nodig. “Als ik twijfel, besta ik” op een deductie berust, is dat problematisch. Hoe weet je dan dat die logische stappen betrouwbaar zijn als er kwade geest kan zijn die me opzettelijk probeert te bedriegen. Voor een intuïtie hoef je niet te twijfelen: de kwade geest heeft geen tijd om in te grijpen.
Welke drie manieren zijn er volgens Locke waarop we het bestaan van de dingen kunnen bewijzen?
- Intuïtie: we zien meteen dat twee dingen bij elkaar horen.
- Demonstratie (redeneren/deductie): door middel van een bewijs weten we dat God bestaat.
- Sensatie: de buitenwereld valt onder deze categorie.
Welke rol spelen pijn en genot bij Descartes?
Dat is voor het behouden van het leven. Ze spelen alleen een rol in de Zesde Meditatie.
Welke rol spelen pijn en genot bij Locke?
Locke heeft het over zijn eigen bestaan en dat wordt niet gecompliceerd. Het is duidelijk dat onder het eigen bestaan lichaam en ziel worden gebracht. Er is een ik en dat ik heeft een lichaam dat ook pijn voelt. Het is niet uit te sluiten dat materie kan denken, hij zou ook een denkend lichaam kunnen zijn. Maar Locke is geen materialist. Hij bewijst hierbij wel zijn eigen bestaan.
Waarop het Locke’s bewijs van God gebaseerd?
Op Aristoteles’ kosmologisch argument. Ieder ding heeft een oorzaak en die reeks gaat niet oneindig door, er moet een eerste oorzaak zijn. Door middel van een intuïtie weet Locke dat hij bestaat en vervolgens bewijst hij dat God bestaat.
Wat zijn ideeën volgens Locke?
In onze geest hebben we ideeën. Dat zijn afbeeldingen van dingen. Het feit dat we beelden hebben van externe dingen is niet genoeg bewijs dat ze echt bestaan. Ik weet niet hoe de ideeën ontstaan, maar dat maakt niet dat de ideeën minder betrouwbaar zijn. Locke is kort door de bocht: ik kan geen twijfels hebben over het feit dat ik het idee heb en ik kan niet twijfelen dat dat idee in de buitenwereld bestaat.
Wat zegt Descartes over onze ideeën?
Dat ik een idee van iets heb dat is niet erg. Ideeën kunnen nooit fout zijn. Het feit dat ik iets waarneem is gewoon een feit. Mijn beeld van een ding kan niet onwaar zijn. Oordelen daarentegen zijn wel onwaar. Ik kan niet oordelen dat een object wit is, ik moet het kunnen bewijzen. Pas in de Zesde Meditatie bewijst Descartes dat de dingen echt bestaan als materiële objecten buiten ons.
Wat is het verschil tussen het bewijs van de dingen bij Locke en Descartes?
Kennis over mijn bestaan berust op een intuïtie en dat is zeker. De kennis van God berust op deductie en mijn kennis over de externe wereld berust op ervaring. Dat is korter dan de bewijzen van Descartes. Ik heb die dingen als bewijs voor mijn bestaan. We gaan zien dat Locke argumenten gaat gebruiken om dit te bevestigen. Ik weet dat ideeën bestaan, maar Locke komt meteen tot de conclusie dat ze los van hem bestaan. Bij Descartes duurde dat tot de Zesde Meditatie voordat hij erachter kwam.
Waarom hoeft Locke geen twijfelexperiment uit te voeren?
Op het moment dat je radicaal gaat twijfelen, dan kom je er nooit meer uit.
Waarom zijn pijn en genot belangrijk voor het bewijs van het bestaan volgens Locke?
Pijn en genot vormen het bewijs van het eigen bestaan en onthullen het bestaan in de buitenwereld. Ik kan mezelf pijn doen en het zou gek zijn dat ik mezelf pijn doe en te denken dat er geen externe wereld is.
Wat is ‘nadelig’ voor de empiristen?
Als je geen aangeboren kennis hebt, heb je die houvast van Descartes niet. Ideeën moeten van buitenaf komen, want de mind is bij de geboorte een tabula rasa. Ideeën worden door externe dingen veroorzaakt, dat is duidelijk.
Wat is het eerste argument voor de conclusie dat materiële lichamen bestaan?
Een herinnering aan een ervaring is heel anders dan een ervaring zelf. Die zijn gescheiden en dat is een bevestiging van materiële lichamen. Er zijn volgens Locke alleen verworven en verzonnen ideeën. Als empirist heb je geen aangeboren ideeën. We kunnen terug denken aan iets dat we hebben gezien dat is herinneren. Als we iets voor het eerst proeven, dan leren we het kennen. Het is niet zo dat we dat zelf moeten verzinnen. We hebben daarvoor iets externs nodig.
Wat is het tweede argument voor de conclusie dat materiële lichamen bestaan?
Dit lijkt enigszins op wat Descartes zegt. De ideeën over de buitenwereld kunnen niet door de wil geproduceerd worden, want hij heeft er geen controle over of die geproduceerd worden of niet.
Wat is het derde argument voor de conclusie dat materiële lichamen bestaan?
Als je iets herinnert dan voel je niet echt pijn. Dan is het minder levendig. Zijn het verworven of verzonnen ideeën? Er is altijd een element van fantasie in de herinneringen. We hebben herinneringen en als we dat doen dan zijn ze minder levendig dan de sensatie zelf. Denk aan iets dat je ooit gegeten hebt en super lekker vond, dan is dat veel anders dan het daadwerkelijk eten. Het levert niet hetzelfde genot op.
Wat is het vierde argument voor het bestaan van materiële lichamen?
De zintuigen helpen elkaar en vullen elkaar aan. De secundaire kwaliteiten bestaan feitelijk niet volgens Locke en Descartes. De zintuigen hebben een eigen domein. De zintuigen kunnen elkaar bevestigen en dat geeft een aanwijzing dat de externe objecten daadwerkelijk bestaan.