Jean-Paul Sartre Flashcards

1
Q

Vertel iets over het existentialisme.

A
  • Literaire en filosofische stroming.
  • Voorlopers van het existentialisme: Kierkegaard, Nietzsche en Heidegger.
  • Sterk beïnvloed door de fenomenologische methode.
  • Belangrijkste filosofen: Sartre, de Beauvoir, Camus, Merleau-Ponty.
  • Grote nadruk op vrijheid tegenover determinisme.
  • Slogan existentialisme: existentie gaat vooraf aan essentie: dat je bent gaat vooraf aan wat je bent.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de twee verschillende zijnswijzen volgens Sartre (existentialistische ontologie)?

A
  1. Être-en-soi: het op-zich-zijn van materie, het bestaan van materiële dingen:
    - Valt volledig, probleemloos samen met zichzelf, dat ding is zichzelf en hoeft niets te doen om zichzelf te zijn.
    - Is identiek aan zichzelf: het is wat het is.

2.Être-pour-soi: het voor-zich-zijn van het bewustzijn.
-Volledig het tegenovergestelde van het op-zich-zijn van materie.
-Valt nooit met zichzelf samen.
-Is altijd gericht op iets anders, bewustzijn is altijd onderdeel van iets, het is gerichtheid.
-Heeft verschillende mogelijkheden, het kan verschillende keuzes maken, het kan zich vormgeven.
Is geen ding.
-Bewustzijn is altijd doorzichtig van zichzelf, het is altijd zelfreflecterend; dus het bewustzijn kan zich altijd op zichzelf blijven richten, altijd gericht!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom is bewustzijn niets? (existentialistische ontologie)

A
  1. Heeft geen blijvende kenmerken: voortdurende stroom, alleen maar gerichtheid.
  2. Staat als ‘niets’ tegenover het in zichzelf rustende volle zijn als de dingen.
  3. Slaat een niets in de wereld (voorbeeld Pierre in het café).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat maakt het voorbeeld van Pierre in het café duidelijk?

A

Je hebt afgesproken met Pierre in het café, dit doe je elke dag en Pierre is altijd iets eerder. Maar vandaag is Pierre er niet. Is Pierre er echt niet of alleen in mijn hoofd? Ik zie hem niet.

Die afwezigheid van Pierre in dat café is anders dan dat Napoleon er niet is. Dat niet zijn van Pierre in het café zweeft tussen mij en de wereld in. Het niet zijn van Pierre is niet alleen op te lossen in een van mijn mentale toestanden (mijn verwachting). Je hebt altijd relevante en niet-relevante waarnemingen. Sartre wil geen kloof tussen mij en de wereld, dus je bent altijd betrokken op jou en de wereld.

Kortom: ons bewustzijn slaat tot niets in de wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom is het menselijk bestaan een manke à être (gebrek aan zijn) en daarmee een desir à être (verlangen naar zijn)?

A

Het bewustzijn zal nooit samenvallen met onszelf. De mens is dus een nutteloze passie: de mens verlangt om te zijn, maar zal nooit kunnen zijn. We ondergaan een nutteloze zoektocht zonder bestemming. Mens zijn is altijd door blijven gaan, er is nooit een punt in ons leven dat we vastliggen aan een bepaald plan. Als wezen met bewustzijn kunnen we dat nooit zijn. De mens is constant op zoek om zichzelf vast te leggen, maar dat lukt nooit: nutteloze passie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent vrijheid?

A

De mens is veroordeeld tot vrijheid. De mens kan niet met zichzelf samenvallen: dus de mens vormt zichzelf door keuzes te maken. Vrijheid betekent dus radicale verantwoordelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent kwader trouw?

A

Onze radicale verantwoordelijkheid negeren/vermijden door smoesjes te bedenken, waardoor we doen alsof we niet vrij zijn. Terwijl de mens altijd vrij is. (overeenkomst Heidegger: het men).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is vrijheid niets anders dan je verhouden tot obstakels?

A

Je bent altijd op een bepaalde manier geworpen (sociaal contrast), dit zorgt ervoor dat bepaalde keuzes voor de hand liggen. Maar uiteindelijk ligt de verantwoordelijk nog altijd bij jezelf. Je moet jezelf kunnen verhouden tot de situatie. Zonder obstakels is er geen vrijheid. Vrijheid is niets anders dan je verhouden tot obstakels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de drie bezwaren die de Beauvoir heeft op Sartre’s ontologie.

A
  1. Verlangen naar zijn is een ontologisch kenmerk van de mens en gaat vooraf aan waardering. Dit is een verwerping van de mens als ‘nutteloze passie’. Het verlangen naar zijn is een ontologisch kenmerk van de mens, maar de mens meteen een nutteloze passie noemen is misleidend.
  2. Bewustzijn brengt naast gebrek aan zijn ook de openbaring van zijn met zich mee.
    Het menselijk bestaan als ontslotenheid, Lichtung (Heidegger).
  3. Sartre’s vrijheidsbegrip is te absoluut. Niet voldoende aandacht voor facticiteit. Sartre’s heeft te weinig aandacht voor de beperkingen die het leven met zich meebrengt. We zijn altijd vrij in de wereld. Sartre’s legt te weinig nadruk op de transcendentie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe beschrijft Sartre de ander?

A

het zijn met anderen is een voortdurende strijd: altijd ellendig..

  • De blik van de ander maakt mij tot object en vice versa, de blik van een ander legt mij altijd vast. Maar dit kan niet.
  • Daarom l’enfer, c’est les autres: de hel dat zijn de andere
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe beschouwd Sartre verhoudingen tussen man en vrouw?

A

Ongelijke subject-object-relatie, waarin de verhoudingen steeds wisselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly