Interventie 1: exposure Flashcards

1
Q

Behandelplan

A
  • nodig voor: leidraad, ordelijkheid, rode draad, houvast en inzicht klant
  • collaboration proces
  • SMART principe
  • dient om vicieuze cirkel te doorbreken, maladaptie afbouwen en adaptieve inwerken
  • soorten implementaties: psycho-educatie, transfer naar huis(werk), implementeren in persoonlijk leven, belendend leren (bvb videos), planning sessies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

exposure (1ste generatie)

A

S-R visie: UCS/UCR niet voorspeller voor CS

S-S model= wijziging van angstcircuit: betekenisverlening

> > inspelen op geheugen: correctief learning; stimuluskenmerken, context, verwachtingen, eigen respons, UCS/UCR
> meer corrigerende ervaringen > nieuwe associaties

  • geen extinctie of habituatie maar nieuwe verbanden leggen > inhibitie leren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

inhibition leren

A

= actief formuleren van oppositionele UCS/UCR koppeling

maximaliseren van oppositionele koppeling:
- Violation of experxtaion model: disconfirmeren van verwachtingen: UCS definiëren, graduele exposure, beter geen voorafgaande cognitieve herstructureren: hoe groter mismatch, hoe groter exposure effect

  • deepend extinction: CS’en eerst apart dan samen
  • Occasional reïnforced exposure: wanneer UCS toch op CS volgt (bekrachtigd wordt)  soms bekrachtigen om verwachting hoog te houden (kan onethisch zijn)
  • Wegnemen v veiligheidssignalen/gedragingen; door deze gradueel af te bouwen
  • Variabiliteit: in de aanbieding (intensiteit); bv. eens een hoge angsttrede en vervolgens een lage
  • Retrieval cues; dient als herinnering aan wat cliënt geleerd heeft; géén veiligheidssignalen; aangezien ze niet gerelateerd zijn aan niet optreden van UCS
  • Multiple contexten: om het vormen van uitzonderingssituaties te vermijden
  • Affectlabeling; gevoelens benoemen, zonder deze te veranderen

(Uitdagingen: Geen verwachtingen v/d cliënt, CT, Exposure therapie en veiligheidssignalen > bereidheid tot exposure vergroten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Toepassingsvormen

A
  • in vivo: levende lijven
  • in vitro: imaginaire (immersive, handig als start)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

andere kenmerken

A

*In vivo: levende lijven
*In vitro: imaginair > Handig om mee te starten (VR: belang = immersiveness)
*Responspreventie: vermijdingsgedrag niet stellen
*Flooding ( <-> graduele exposure): in één keer overspoelen met een zeer beangstigende situatie, wegens het ontbreken lichtere alternatieven, of het is niet mogelijk wegens tijdstekort of de kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

contraconditionering

A
  • antagonistische respons in aanwezigheid van uitlokkende stimuli
  • combinatie van exposure met relaxatieoefeningen (is wel empirisch overbodig, maar kan bijdrage)
  • vermijding, ontsnapping controleren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

veiligheidsgedrag

A
  • is afgeraden
  • ook substiel (afleiding)
  • alleen wnr het stapsgewijs leidt tot gewenst gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

exposure concreet

A
  • informeren en motiveren
  • doelen
  • rationale
  • plannen (obv functieanalyse)
  • meten
  • huiswerk
  • nadien: oefenen, oefenen, oefenen (dagelijks en meer en meer gespreid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sequentieel vs referentieel

A
  • zeker gunstig bij sequentieel
  • bij trauma: referentieel: representatie herademen
  • trauma kan sequentieel worden: trauma (SC) > gek worden van stress (UCSS) > blootstellen aan herinnering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly