Integrale Jeugdhulp Flashcards

1
Q

Concrete aanleidingen integrale jeugdhulp

A
  1. Jeugdhulpverlening onder druk
  2. Veranderingsurgentie
  3. Twee decreten Integrale jeugdhulp
  4. De ‘bijzondere’ jeugdbijstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Prevalentielogica

A

zorgt paradoxaal voor meer instroom, nl. meer en vroeger optreden ten aanzien van de opvoeding, om verdere interventies te vermijden.

DUS vroegtijdig ingrijpen krijgt prioriteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Decreten integrale jeugdhulp

A

het kader decreet :
- het decreet rechtspositie minderjarige in de JH (2006) (DRMJH)

Het tweede decreet integrale jeugdhulp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De bijzondere jeugdbijstand

A

Centrale sector van waaruit de veranderingen tot ontwikkeling gekomen zijn
Wet op de Jeugdbescherming (1965)
Gerechtelijke jeugdbescherming (tussenkomsten via de jeugdrechtbank)
Sociale bescherming (jeugdbeschermingscomité)
Decreten Bijzondere Jeugdbijstand
Bijstand&raquo_space; sociaal preventief werken volgens andere principes dan de jeugdbeschermingswet
Voor ‘bijzondere groepen’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Principes van het decreet

A
  1. Contextgerichtheid
  2. Subsidiariteit
  3. Beperkt recht op jeugdhulp
  4. Vraaggerichtheid
  5. Instemming
  6. Kinderrechten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Provisierecht

A
  • recht op toegang
  • recht op participatie
  • recht op protectierechten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

B’s

A

Beschikbaar, bereikbaar, betaalbaar, bruikbaar, begrijpbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Doelstellingen integrale jeugdhulp

A
  1. Vermaatschappelijking
  2. Tijdige toegang
  3. Continuïteit in de jeugdhulp
  4. Gepast en alert reageren op situaties van verontrusting;
  5. Crisisjeugdhulp
  6. Maximale participatie van de minderjarige en zijn gezin;
  7. Een integrale aanpak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vermaatschappelijking

A

Formele hulp verbinden met informele hulp; in de eerste plaats: eigen milieu en reguliere diensten

Subsidiariteit als principe sterker implementeren door aanspreken / versterken van eigen krachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gemandateerde voorzieningen

A

Hebben mandaat om in te schatten of hulp maatschappelijk noodzakelijk is
Ondersteuning

2 voorzieningen
Vertrouwenscentra Kindermishandeling
Ondersteuningscentra Jeugdzorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

participatie op 3 niveaus

A

Micro: concrete hulpverlening zelf
Meso: hulpverlening in de voorziening (gebruikersraden, raden van bestuur)
Macro: beleidsniveau (vertegenwoordiging op beleidsniveau)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

IROJ

A

Intersectoraal Regionaal Overleg Jeugdhulp (IROJ)
Monitoring jeugdhulplandschap (beleidsuitvoering + coördineren) Per regio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Werkingsprincipes integrale jeugdhulp

A
  1. Rechtstreeks en niet-rechtstreeks toegankelijke hulp
  2. Modulering
  3. De intersectorale toegangspoort
  4. Maatschappelijke noodzaak
  5. De gerechtelijke jeugdhulp
  6. Cliëntoverleg
    Crisishulpverlening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Rechtstreekse toegankelijke jeugdhulp

A

= RTH
1. Brede instap
2. Multidisciplinaire teams
3. Probleemgebonden hulp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Brede instap

A

(1) Brede instap: vragen / behoeftes, maar niet vertaald in een hulpvraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

MDT

A

Multi-disciplinaire teams (MDT): staan in voor diagnostiek + aanmelden bij de intersectorale toegangspoort van kinderen / jongeren (met een (vermoeden van handicap)), al dan niet met indicatievoorstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

RT probleemgebonden hulp

A

Er is sprake vaneen specifieke hulpvraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Niet rechtstreekse toegankelijke jeugdhulp

A

= NRTH

Kan enkel ingezet kan worden met het akkoord en de tussenkomst van de intersectorale
toegangspoort.
Erg gespecialiseerd en vaak erg intensief en ingrijpend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

NRT probleemgebonden hulp - diensten

A
  • Gespecialiseerde voorzieningen bijzondere jeugdbijstand
  • Gespecialiseerde voorzieningen kinderen en jongeren met een handicap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

NRT probleemgebonden hulp - diensten

A
  • Gespecialiseerde voorzieningen bijzondere jeugdbijstand
  • Gespecialiseerde voorzieningen kinderen en jongeren met een handicap
21
Q

Modulering

A

Al het aanbod van hulp in het hele systeem is beschreven adhv typemodules en modules
Typemodules en modules omschrijven een afgebakend pakketje hulp

22
Q

Type modules altijd gekoppeld aan bepaalde functies - parameters om te bepalen

A
  1. Frequentie
  2. Duur
  3. Intensiteit
23
Q

Typemodules vanuit bijzondere jeugdbijstand - aansluitend bij functies :

A

Begeleiding
Verblijf
Bijstand

24
Q

Soorten pleegzorg binnen de functie begeleiding en functie verblijf

A
  1. Ondersteunende pleegzorg
  2. Perspectiefzoekende pleegzorg
  3. Perspectiefbiedende pleegzorg
25
Intersectorale toegangspoort
Toegang tot de niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp kan enkel via de intersectorale toegangspoort (IST) Gescheiden indicatiestelling en jeugdhulpregie Inschatting en bepaling van de hulp die nodig is, mag niet afhangen van de hulp die beschikbaar is op dat moment
26
Principes indicatiestellingproces
versterken draagkracht maximaal inzetten van de krachten van cliënt en context gebruik maken van diagnostische protocollen inschalen van de zorgzwaarte (gebeurt door MDT)
27
Fases prioritering
Fase 1: hulpvragers gaan, met ondersteuning van contactpersoon-aanmelder en jeugdhulpregisseur en jeugdhulpaanbieders op zoek naar elkaar Fase 2: jeugdhulpregiebespreking waarbij de collectieve verantwoordelijkheid van de potentiële jeugdhulpaanbieders geactiveerd wordt (casusoverleg >> afspraken opstart hulp) Fase 3: intersectorale prioritaire hulpvraag (soms ‘overlegtafel’) Jeugdhulpregisseur heeft toewijzingsmandaat
28
VOS
Verontrustende situaties “de ontwikkeling van een minderjarige is bedreigd doordat zijn fysieke, psychische of seksuele integriteit of die van één of meerdere van zijn gezinsleden is aangetast OF doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooiingskansen in het gedrang komen”
29
MaNo
= Maatschappelijke noodzaak MaNo = “de kwalificatie die na onderzoek door een gemandateerde voorziening aan een verontrustende situatie wordt gegeven en die de noodzaak vastlegt om jeugdhulpverlening in te schakelen”
30
Observerend CM
Medewerking cliëntsysteem is voldoende groot + voldoende waarborgen voor ontplooiingskansen ‘Observatieovereenkomst’ (informatieplicht over traject)
31
Interveniërend CM
Onvoldoende waarborgen voor ontplooiingskansen / veiligheid Gemandateerde voorziening verantwoordelijk + organiseert hulpverlening ‘Hulpverleningsplan’ (evaluatie elke 6 maand)
32
De gerechtelijke jeugdhulp
= De hulpverlening wordt verplichtend opgelegd door een jeugdrechter In geval van: - een verontrustende situatie / MaNo (zie hiervoor) - acute crisissituatie - ouders komen plichten niet na - jongere heeft een jeugddelict gepleegd
33
Verloop - gerechtelijke jeugdhulp
Sociale dienst jeugdrechtbank voert maatschappelijk onderzoek uit Jeugdrechter legt een maatregel op
34
Doel Clientoverleg
Doel: in complexe situaties de ondersteuning en hulpverlening afstemmen + continuïteit bewaken Wanneer hulpverlening zelf niet meer in staat is te coördineren, wanneer verwachtingen hulpvragers niet voldaan, wanneer hulpaanbieder eenzijdig wil stoppen Neutrale, externe voorzitter
35
Functies cliëntoverleg
Cliëntoverleg Bemiddeling (stopzetten, verder lopen, aanpassen) Rondetafels voor jongvolwassenen Uitkomst = werkplan (gedeelde verantwoordelijkheid)
36
Crisisjeugdhulp
Doel: cliëntsysteem versterken door hen in de crisis te ontmoeten en van daaruit verder te helpen
37
Crisisnetwerken - organisatie
1. Centraal permanent meldpunt (24/7) – protocol ‘vraagverheldering’ 2. Ambulante of mobiele crisisinterventie 3. Ambulante of mobiele crisisbegeleiding 4. Crisisopvang
38
De vier werven
Werf 1: 1 gezin 1 plan Werf 2: noden van jonge kinderen en hun context Werf 3: Actieplan jongvolwassenen Werf 4: Decreet jeugddelinquentierecht
39
1G1P doel
Afstand tussen brede instap (en andere basisvoorzieningen) en RTJ-aanbod korter maken De extra capaciteit d.m.v. deze vorm van samenwerken sneller bij de hulpvraag brengen Door versterkte regionale samenwerking de mazen van het net dichten, ook in crisissituaties en bij verontrusting
40
1G1P Focus/Opdrachten
snelle inzetbaarheid van het aanbod, afgestemd georganiseerd in één operationeel samenwerkingsverband:
41
Eerste lijnspsycholoog heeft drie grote opdrachten
- Laagdrempelige, kortdurende en vlot toegankelijke zorg verstrekken (cfr supra) - Nauwe samenwerking met zorgverleners verzekeren en uitbouwen van een lokaal netwerk van actoren binnen en buiten de zorgsector - Ondersteunen van de partners binnen en buiten de zorgsector om psychologische problemen te leren herkennen
42
Doel - noden van jonge kinderen
Doel: onmiddellijk aanbod Pleeggezin In een voorziening (ifv werken met het gezin)
43
evaluatie van het decreet - pro's
1. meer kracht- en netwerkgericht werken 2.principe van de subsidiariteit beter gerealiseerd 3. verhoogde continuïteit en flexibiliteit 4. Meer aandacht voor participatie 5. Meer duidelijkheid door invoering toegangspoort, gemandateerde voorzieningen en crisismeldpunt
44
evaluatie van het decreet - cons
- Nefaste gevolgen van te lang inzetten op minder ingrijpende hulpverlening - Participatief werken blijft aandachtspunt
45
Organisaties binnen de integrale jeugdhulp
1. JAC/CAW 2. CLB 3. opgroeien KenG 4. CGG 5. VAPH 6. BJB (opgroeien jongerenwelzijn)
46
HOEKsteen
>> bijzondere jeugdzorg aanvankelijk ingezet als HOEKsteen van een sterk uitgebouwd sociaal beleid, dat er op gericht is om ongelijkheden ingevolge ongelijke sociale participatie (onderwijs, arbeidsmarkt) bij te sturen
47
SLUITsteen
geleidelijk aan verworden tot een SLUITsteen van het sociaal beleid: nl. een ultiem correctiemechanisme op zowel de opvoedingsverantwoordelijkheid van de ouders als op de algemene jeugdzorg
48
Vereenvoudiging van de organisatie (van twee naar één toegangspoort)
één procedure – vroeger verschillende toegangspoorten voor BJB en VAPH
49
Afweging tussen 2 perspectieven op ‘hulp vragen’
1. recht op jeugdhulp 2. interventierecht