Inleiding Flashcards

1
Q

gezondheidspsychologie

A

Wetenschappelijk onderzoek naar mentale, psychosociale en biologische processen en
het gedragsmatig functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dualisme

A

ontstaan door wet revolutie/renaissance

Het idee dat lichaam en geest twee afzonderlijke mechanismen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Biomedisch ziektemodel

A

Gezondheid als afwezigheid van ziekte (deficit model)
Diagnose-recept model

Reductionistisch perspectief -> terugbrengen tot neurale, cellulaire of biochemische processen

Revolutie voor moderne geneeskunde!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Biopsychosociaal model

A
  • Aanvulling op het biomedisch model!
  • Verwerping van dualisme
  • Biologische, psychologische & sociale factoren die samen bepalen of iemand ziek te noemen is of zich ziek voelt
  • Nadruk op subjectieve beleving
  • Strengths-based model (positieve gezondheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Definitie Wereldgezondheids Organisatie

A

Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, psychisch en sociaal welzijn… het is niet enkel de afwezigheid van ziekte of invaliditeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Positieve gezondheid

A
  • Oorsprong in positieve psychologie → Mensen zijn meer dan hun beperking
  • Uitgaan van wat wel nog mogelijk is; i.p.v. focus op deficits of beperkingen
  • Gezondheid als vermogen om eigen regie aan te voeren en om te gaan met fysieke,
    emotionele en sociale uitdagingen van het leven
  • Combinatie feitelijk en subjectief functioneren over 6 dimensies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dimensies positieve gezondheid

A
  1. lichaamsfuncties
  2. mentaal welbevinden
  3. zingeving
  4. kwaliteit van leven
  5. meedoen
  6. dagelijks functioneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bauman onderscheidt drie manieren van kijken naar gezondheid

A
  1. Gezondheid als gevoel van ‘welzijn’
  2. Gezondheid als afwezigheid van symptomen van ziekte
  3. Gezondheid als de handelingen waar een gezond persoon toe in staat is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fenomenalisme

A

bepaald teken of geluid wordt in verband gebracht met ziekte, maar weinig begrip van oorzaak en gevolg (bv. ”verkoudheid is als je veel moet niezen”)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ziekte volgens kinderen 3-7j

A
  • onbegrip
  • fenomenalisme
  • ‘aangestoken’ worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ziekte volgens kdn 8-11j

A
  • besmetting
  • internalisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Epidemiologisch onderzoek

A

Grootschalig statistisch onderzoek gericht op het bestuderen van bepaalde ziektepatronen op populatieniveau; en de relatie met andere factoren (bv. gedrag, attitudes).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Mortaliteit

A

Mortaliteit: sterftecijfer; aantal sterfgevallen in gegeven populatie en/of in een
gegeven jaar toegeschreven aan bepaalde aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Morbiditeit

A

Morbiditeit: verhouding tussen aantal lijders aan een bepaalde aandoening en totale populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

prevalentie

A

aantal mensen met de ziekte op een bepaald moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

incidentie

A

aantal nieuwe voorvallen binnen een afgebakend tijdskader en een bepaalde populatie

17
Q

Premature mortaliteit

A

overlijden voor de leeftijd waarop dit normaal wordt verwacht

18
Q

Quality of Life (QoL)

A

Subjectieve tevredenheid met kwaliteit van leven, met de lichamelijke en geestelijke gezondheid

19
Q

Disability-adjusted life years (DALY’s)

A

het aantal (kwaliteitsvolle) levensjaren verloren door bepaalde aandoening of beperking

20
Q

Psychosomatische geneeskunde

A

Oorsprong in psychoanalyse
Psychologische interpretaties van ziekteveroorzaking
(bv. migraine, maagzweren, chronisch vermoeidheidssyndroom)
Dualisme -> onderscheid organische en psychogene ziekten
Mogelijk stigmatiserend

21
Q

Gedragsgeneeskunde

A
  • Oorsprong in behaviorisme en gedragstherapeutische benaderingen
  • Basisassumptie: ziekte heeft vaak te maken met aangeleerde slechte gewoonten
  • Technieken uit gedragsleer (bv. operante/klassieke conditionering)
    toegepast op preventie en revalidatie
    Bv. biofeedback
  • Multidiciplinaire aanpak
22
Q

Medische sociologie

A
  • Gezondheid en ziekte plaatsen binnen breder sociaal perspectief
  • Onderzoeken relaties tussen mens en omgeving (bv. gezin, familie, woonplaats,
    cultuur, …)
  • Bestuderen van historische sociale evoluties (bv. in medicalisering of gezondheidszorg)
  • Aandacht voor bredere sociaal-economische factoren
23
Q

Bewegings- en sportpsychologie

A
  • Focus op sport, fysieke activiteit en beweging
  • Bevorderen actieve of sportieve levensstijl
  • Positieve effecten van sport & fysieke activiteit
  • Optimaliseren sportieve prestaties
  • Niet noodzakelijk aandacht voor bredere gezondheidsthema’s
24
Q

Klinische psychologie

A
  • Focus op geestelijke gezondheid
  • Vaak vanuit medisch perspectief
  • Traditioneel focus op diagnostiek & behandeling (DSM)
  • Klinische psychologen vaak werkzaam binnen bredere gezondheidszorg