7. Stressmanagment Flashcards

1
Q

Verschillende denkfouten

A
  1. Catastrofaal denken
  2. Overmatig generaliseren
  3. Arbitraire inferentie
  4. Selectieve abstractie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

5G model

A
  1. Gebeurtenis
  2. Gedachten
  3. Gevoelens
  4. Gedrag
  5. Gevolg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ontspanninsvaardigheden

A
  1. Progressieve spierontspanning
  2. Ademhalingsoefeningen
  3. Biofeedback
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 fasen om ontspanningsvaardigheden aan te leren:

A
  • Aanleren van elementaire ontspanningsvaardigheden
  • Registreren van spanning in dagelijkse leven
  • Toepassen van ontspanning in tijden van stress
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cognitieve interventies - manieren

A
  1. Zelfspraak of zelf-geprogrammeerde instructie
  2. Cognitieve herstructurering
  3. Stress mindset interventies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Functies doelbewuste zelfspraak

A
  1. Geruststelling en herinneren dat persoon eerder effectief het hoofd heeft geboden aan gevoelens van stress
  2. Geheugensteuntjes voor coping
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cognitieve herstructurering

A
  1. Oppervlakte cognities
  2. Dieperliggende (onbewuste) schema’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stress mindset

A

= algemene impliciete overtuigingen over de aard van stress (versus
situatie-specifieke appraisals)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stress-as-enhancing-mindset

A

overtuiging dat stress positieve gevolgen kan hebben op prestaties, gezondheid & welzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stress-as-debilitating-mindset

A

overtuiging dat stress negatieve gevolgen kan hebben op prestaties, gezondheid & welzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Stressinoculatietraining

A

Evidence-based methode om een brede waaier aan stress- en angst-gerelateerde
aandoeningen te behandelen

Stressmanagementtraining door individu bloot te stellen aan beperkte vormen van stressvolle situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stressinoculatietraining - fases

A
  1. Educatiefase
  2. Acquisitie en oefen fase
  3. Applicatie fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aanleren van mindfulness vaardigheden

A
  • Zelfregulering aandacht = doelgericht richten van aandacht op specifieke gedachten, gevoelens of sensaties (bv. ademhaling, ‘body scan’, eten, bewegen, dankbaarheid)
  • Openheid en acceptatie = registreren van opkomende gedachten en deze laten
    passeren op niet-veroordelende wijze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beperkingen stressmanagementtraining

A
  • Stressmanagementtraining = commercieel product
  • Stressmanagementtraining vaak beperkt in bereik
  • Legt verantwoordelijkheid bij individu i.p.v. omgeving
    (mogelijk stigmatiserend)
  • Noodzaak om ook structurele oorzaken van stress te
    verminderen (systeem-gerichte aanpak!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stressoren binnen organisaties kunnen vele oorzaken hebben:

A
  1. Interpersoonlijk
  2. Intrapersoonlijk
  3. Werk - gerelateerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Aanleren van mindfulness vaardigheden

A
  1. Zelfregulering aandacht = doelgericht richten van aandacht op specifieke gedachten, gevoelens of sensaties (bv. ademhaling, ‘body scan’, eten, bewegen, dankbaarheid)
  2. Openheid en acceptatie = registreren van opkomende gedachten en deze laten
    passeren op niet-veroordelende wijze
17
Q

2e generatie cognitief-gedragsmatige therapieën

A

Aanname dat ’irrationele’ of ‘foutieve’ gedachten aan de basis liggen van stress en
negatieve emoties

Interventies (mede) gericht op veranderen van inhoud van irrationele of niet-
werkzame gedachten

18
Q

Catastrofaal denken

A

een gebeurtenis als volledig negatief beschouwen en
mogelijk rampzalig

19
Q

Overmatig generaliseren

A

een algemene conclusie trekken op basis van één enkel incident

20
Q

Arbitraire inferentie

A

een algemene conclusie trekken zonder voldoende bewijs

21
Q

selectieve abstractie

A

concentreren op één detail dat uit zijn context wordt gehaald

22
Q

Gebeurtenis

A

Oorzaken identificeren en aanpakken

23
Q

Gedachten

A

Irrationele gedachten proberen waarnemen en veranderen

24
Q

Gevoelens

A

Arousal proberen verminderen via ontspannings- vaardigheden

25
Q

gedrag

A

Gedrag veranderen door bepalen en repeteren van alternatieve gedragsmatige reacties

26
Q

Basisprincipes ademhalingsoefeningen

A
  • Vertragen van de ademhaling (<10 cycli/minuut)
  • Langer uitademen dan inademen
27
Q

Biofeedback

A

Ontspanning gekoppeld aan visualisatie fysiologische processen

Bewustzijn verhogen over fysiologische impact van stress

28
Q

educatie fase

A
  • Hulpvraag duidelijk krijgen
  • Opbouwen therapeutische relatie
  • Psychoeducatie rond aard en impact stress respons
29
Q

Acquisitie en oefen fase

A
  • Gebruik cognitieve herstructurering
  • Aanleren adaptieve coping vaardigheden (bv. ontspanning, zelfspraak, adaptief gedrag)
  • Inoefenen van adaptieve gedragsmatige responsen
30
Q

Applicatie fase

A
  • Toepassen coping vaardigheden en gedragsmatige
    responsen in de ‘echte wereld’
  • Graded exposure aan stelselmatig toegenomen
    stressvolle ervaringen
31
Q

3e generatie cognitief gedragsmatige therapieën

A

Aanname dat niet-helpende gedachten deel uitmaken van menselijke ervaring en
dat het veranderen van deze gedachten zeer moeilijk of onmogelijk is

Focus op het leren accepteren van stressvolle of onaangename ervaringen en realisatie dat veel angsten overdreven zijn