hulpmiddelen Flashcards

1
Q

doelstellingen van hulpmiddelen

A
  1. functie
    - tonusregulerend
    - secundaire problemen voorkomen
    - correcte/mooie positionering
  2. andere
    - therapie mogelijk maken
    - functionaliteit verbeteren
    - zelfstandigheid verhogen
    - gangpatroon ondersteunen
  3. nadelen
    - ROM beperking vb: rolstoel
    - belemmeren evenwichtsreacties
    - belemmeren ADL functies
    - contracturen
    - esthesisch nadeel/stigma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

types hulpmiddelen

A
  1. orthese
    - nachtorthese
    - orthese voor OL, BL of romp
    - zit- of stahulpmiddelen
  2. mobiliteit
    - loophulpmiddelen
    - fietsen
    - rolwagens
  3. hulpmiddelen ADL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zachte zit

A
  1. indicatie
    - meer comfort
    - minder motorische mogelijkheden
  2. doelgroep
    - volledig hypotoon
    - veel spasticiteit
    - ernstige misvormingen
    - volwassenen met zelfde problematiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

harde zit

A
  1. indicatie
    - minder comfort
    - meer actieve zithouding
  2. voordelen
    - proprioceptieve info door harde schaal
    - correctief vb: scoliose
    - montage op onderstel & (rol)stoel
  3. fixatie materiaal
    - zitbroek
    - borst/bekkengordel
    - schouderbandjes
    - kniesteuntjes
    - hoofdsteun bij onvoldoende hoofdcontrole
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

voordelen sta-apparaten

A
  1. algemeen = mogelijkheid van staan idpv zitten
  2. bevordering
    - bloedsomloop
    - spijsvertering
    - ademhaling
  3. preventie
    - osteoporose
    - contracturen = flexie-patroon vermijden
    - decubitus
  4. therapeutisch
    - tonusregulatie = stimulatie extensoren
    - alignement
  5. andere
    - sociaal aspect = communicatie op zelfde niveau
    - visuele stimulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

types sta-apparaten

A

= progressief meer actieve controle

  1. rugligstabilisator
    - standingtable voor verticalisatie
    - volledige rugschelp
    - hele lichaam ondersteund & gefixeerd
    - indicatie = geen hoofdoprichting & erg hypotoom
    - nadeel = stimulatie naar flexie
  2. voorligstabilisator
    - facilitatie oprichting = stimulatie naar extensie
    - inclinatie mogelijk voor opbouw
    - volledige schelp of afzonderlijke segmenten
    - mogelijkheid tot verplaatsing = runner met voeten op de grond
  3. parapodium
    - vaste steun aan OL
    - geen steun romp = stimulatie activiteit romp, heupen & knieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

totale nachtorthese

A
  1. lig matras
    - alle houdingen = rug/zij/buik
    - op maat gemaakt = vacuüm matras
    - combinatie met ligkussen vb: bij reflux
  2. effecten
    - positionering = post-op of dreigende heupluxatie
    - antalgisch
    - contractuurpreventie
    - houding behouden indien onmogelijkheid van blijven liggen
  3. heupproblemen
    - vaak zitten = onvolledig gevormd acetabulum
    - spasticiteit
    - houding herstellen tijdens nacht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

orthese voor OL

A
  1. preventie
    - standafwijkingen van de voet door correctie
    - spierverkortingen
    –> ook therapie hiervan
  2. opvangen
    - parese OL
    - gevolgen spasticiteit OL
    - verbeteren stappatroon
  3. types
    - FO = Foot-orthosis
    - AFO = ankle-FO
    - (semi-)orthopedische schoenen = mineure motorische problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

FO & AFO

A
  1. FO
    - steunzolen
    - SMO supramalleolaire orthese met extra steun
    –> open of gesloten
  2. AFO dag
    - gangpatroon ondersteunen
    - betere voetplaatsing
    - betere oprichting bij stappen
  3. AFO nachtspalk
    - verkeerde houding
    - preventie contractuur & spitsstand
  4. verschillen AFO = met/zonder
    - scharnier in enkel = meestal zonder
    - veer
    - rijglaars
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

nachtspalken of post-op

A
  1. kniestrekkers
    - niet functioneel
    - geen gebruik in ADL
    - combinatie met AFO = gastrocnemius verkorting
  2. abductie-exorotatie stang
    - monteren op kniestrekkers
    - benen in neutrale houding houden
    - na multi-level operatie = CI van beweging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ortese voor BL

A
  1. types
    - funcitonele spalken = ADL
    - statische spalken
    - nachtspalken
  2. algemeen
    - doel = housingscorrectie
    - nadeel = geen tactiele prikkels
  3. spalken voor hand
    - polspalk = met/zonder lepel aan binnenzijde
    –> behoud neutrale houding
    - vlinderspalk = duim in neutrale houding
    –> vaak adductor hypertonie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

orthese romp

A
  1. harde orthese
    - secundaire problemen corrigeren/voorkomen
    - hyperlordose
    - scoliose
    - 23u per dag dragen
  2. neopreen = drukorthese
    - druk op romp
    - axiale tonus verbeteren
    - bij hypotonie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

correctie gipsen

A
  1. algemeen
    - voet in gecorrigeerde positie
    - vooral mobiliteit kuit bevorderen
    - ook valgus/varus herstellen
    - vaak samen met correctie zool
  2. gebruik
    - 3-6w
    - indicatie = myogene contractuur
    - te kort voor collagene contractuur = wel collagene creep
    - na gebruik = intensief oefenen voor nieuwe ROM te leren gebruiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

loophulpmiddelen

A
  1. anterior steun
    - flexie in de hand werken = niet willen
    - indien motorische mogelijkheden zwakt zijn
    - looprek of rollator
    - vaak ondersteunende orthesen
  2. krukken
    - ellebogen of onderarm
    - 3 of 4-puntsteun
    - weinig bij CP
    - meer bij SB
  3. andere
    - Kaye-walker
    - NF-walker
    - Horse = op zadel zitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kaye-walker

A
  1. algemeen
    - meest gebruikt België
    - CP & SB
    - rollator met 4 wielen
    - steun achteraan bekken
  2. voordelen
    - zelfstandigheid
    - rompoprichting & heupextensie
    - abductie/exorotatie armen = uit spastisch patroon
  3. afstelling noodzakelijk
    - indien te hoog = geen steun aan bekken
    - moeilijker kracht zetten met armen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

fietsen

A
  1. types actief
    - lage instap fiets
    - orthopedische driewieler
    - handbike
    - duofiets
    - tandem = cogntieve beperking
  2. types passief
    - (aankoppelbaar) rolstoelfiets
    - vanvoor zitten
17
Q

orthopedische driewieler

A
  1. indicatie
    - voldoende ROM
    - voldoende spierkracht
    - mogelijkheid transfer op & af
  2. voordelen
    - Qc
    - fysieke fitheid & alle voordelen
    - psychologisch
  3. aanpassing
    - zadel
    - rugsteun
    - fixatiegordel & voetfixatie
    - krukkenhouder
    - rem
    - katrolsysteem
18
Q

rolwagens

A
  1. verschillen
    - manueel of elektrisch
    - manier van besturing
  2. aanpassingen
    - rug/hoofd/voeten steun
    - fixatie riemen voeten
    - fixatiebeuel bekken
    - abductieklos = bovenbenen niet naar adductie laten gaan
    - armsteun
    - anti-decubitus kussen
    - zitschep
    - dienblad
19
Q

manuele rolwagen

A
  1. types
    - ADL rolwagen
    - sportrolwagen
    - elektrische ondersteuning
  2. elektrische rolwagen
    - te weinig activiteit mogelijk
    - meestal aansturing met joystick
    - niet mogelijk bij dyskinetische CP
    - nieuwe aansturing met hoofd & PF voet = wel mogelijk
    –> fixatie armen door onwillekeurige bewegingen
20
Q

ADL hulpmiddelen

A
  1. omgevingsbediening
    - toestel in omgeving sturen met 1 afstandsbediening
    - alle rolstoel functies = rijden & houding
    - GSM, tv, …
  2. tiltoestel
    - voor transfers
    - tilliften
  3. corner seat = abductie stoeltje
    - bij axiale hypotonie
    - te veel motorische mogelijkheden voor op maat gemaakte zitschelp
  4. stoelen
    - badstoel
    - toiletstoel
  5. eet ondersteuning
    - arm die ondersteuning van bewegingen geeft
    - bij tremor of dyskinesie
21
Q

communicatie hulpmiddelen

A
  1. algemeen
    - niet kunnen praten of niet verstaanbaar
    - afh van cognitieve mogelijkheden
  2. types
    - weinig cognitie = papieren pictogrammen
    - scherm = typen van zinnen of met eye-tracker = sterke vooruitgang voor dyskinetische CP