DCD Flashcards

1
Q

DCD

A
  1. developmental coordination disorder
    - te weinig herkend = te weinig gediagnosticeerd
    - 5-6% van kinderen tussen 5-11j
    - 2-3% = ernstige gevolgen in ADL & school
  2. manifestatie
    - problemen stapelen op bij ouder worden
    - door hogere complexiteit omgeving bij ouder worden
    - belang vroegtijdig ingrijpen
  3. comorbiditeiten = 50% hebben ook
    - ADHD
    - ADD
    - ASS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kader van DCD

A
  1. aandoening
    - neuro-ontwikkelingsstoornis
    - aantasting in hersenen
    - gebieden nog niet gekend
    - genetische bepaald
  2. gevolg hersenen
    - integriteit
    - maturiteit
    - capaciteit
  3. gevolg functie
    - fysiek
    - cognitief
    - emotioneel
  4. gevolg ADL
    - fysiek & sociale omgeving minder exploreren
    - voorwaarde voor leren
    - gedaalde ontwikkeling van andere functies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

DCD criteria

A
  1. A motorische vaardigheden onder niveau
    - verwacht via leeftijd
    - leren & uitvoeren van vaardigheden beperkt
    - rekening houden wat kind in verleden heeft gehad
    –> beperkingen ondanks mogelijkheid aanwezig was
  2. B significante belemmering bij ADL
    - door motorische vaardigheid
    - invloed op school, beroep & vrije tijd
    - moeilijk om vast te stellen
  3. C exclusie = geen beter verklaring door andere pathologie
    - verstandelijke-ontwikkelingsstoornis
    - visusstoornis
    - neurologische aandoeningen
  4. D begin symptomen
    - vroege ontwikkelingsperiode
    - wilt niet zeggen dat hier al diagnose moet zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bevestigen van criteria

A
  1. EACD
    - european academy of childhood disability
    - veranderd volgorde van bevestiging
    - D = arts = eerst context van kind & kalender leeftijd evalueren
    - C = arts = uitsluiten van mogelijke oorzaken
    - B & A = kinesitherapeut = zie verder
  2. betrokken personen
    - EACD = niet altijd arts betrokken
    - nedelands richtlijnen = arts is noodzakelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bevestigen van criteria A

A
  1. typische kenmerken
    - houterige beweging
    - vaak vallen
    - trage uitvoering
    - onnauwkeurige uitvoering
  2. test
    - M-ABC-2
    - 3-16j
    - <P5 bij subschaal
    - <P15 bij volledige schaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

percentiel & standaardscores

A
  1. percentiel scores
    - horizontaal verdeeld = niet normale distributie
    - niet in onderzoek kunnen gebruiken
  2. standaard scores
    - scores op voorhand bepaald
    - vb: IQ & VMI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bevestigen van cirterium B

A
  1. anamnese & onderzoek
    - activiteiten leeftijdsadequaat
    - invloed op ADL
  2. test
    - vragenlijsten
    - DCD-daily
    - SOS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vragenlijsten DCD

A
  1. leerkrachten
    - VMVK vragenlijst voor leekrachten over motorische vaardigheden van kleuter
    - GMO Groninger Motoriek Observatie schaal
  2. ouders
    - CVO coördinatievragenlijst voor ouders
    - DCD-daily-Q
    - little DCD-Q = normering voor België
  3. kind
    - CBSK competentie-belevingsschaal voor kinderen
    - CBSA voor adolescenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bevestigen van criterium D

A
  1. jonge leeftijd
    - vaak al kwalitatief dingen te zien
    - vanaf 6m zien ouders al iets
  2. diagnose op 3-5j
    - MABC niet betrouwbaar voor 5j
    - pas zekerheid bij ernstige motorische beperking als MABC < P5
    - 2x uitvoeren in 3m tijd
    - grote variatie normale motorische ontwikkeling op jonge leeftijd
  3. gevolg
    - voor 5j = “mogelijke” DCD diagnose
    - echter mag na 3j wel al interventie gestart worden
    - pas op 5j echte diagnose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

klinisch redeneren met DCD

A
  1. gebruik van 2 kaders
    - ICF
    - dynamische systeemvisie op motorische controle
    - integratie van beide
  2. dynamische systeemvisie
    - interactie individu, taak & omgeving
    - ook bepaald door tijd & leeftijd
  3. mentaal beeld
    - opstellen van hypothese voor onderzoek
    - leeftijd
    - beperkingen van DCD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

evaluatie van het kind

A
  1. onderzoek & anamnese
    - thuis & gezin
    - telefonisch/vragenlisjt naar school
    - vrijetijd
  2. activiteiten
    - ADL = zelfredzaamheid, schrijven, …
    - vragenlijsten
    - foto-interview voor kind zelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

evaluatie van motoriek

A
  1. algemeen
    - mijlpalen
    - basis motorische vaardigheden
    - gespecialiseerde vaardigheden
    - bepaalt geen doelen van therapie!
  2. tests
    - M-ABC-2 = diagnose
    - PDMS-2
    - Beery VMI
    - BOT-2
    - WRITIC writing readiness inventory tool in context
    - SOS-2VL
  3. functies
    - enkel indien onderliggend probleem voor activiteiten zijn
    - hypotonie
    - coördinatie
    - evenwicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

algemeen therapie

A
  1. buiten kine interventie
    - vaak bij DCD doorverwijzing nodig
    - vaak coaching & motivatie van omgeving nodig
  2. heterogene aandoening
    - vooral fijne motoriek
    - vooral grove motoriek
    - zowel fijne & grove motoriek
    - vooral balans
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

principes van therapie

A
  1. algemene principes
    - geen genezing
    - maatrelen samen met school op stellen
    - tips compensaties & hobby’s
    - afhvankelijk van draagkracht omgeving
  2. behandeling + ondersteuning
    - niet alleen motorische ontwikkeling stimuleren
    - educatie omgeving
    - coaching omgeving
    - pedagogische/psychologische zorg kind
  3. individueel
    - individuele behandeling niet altijd noodzakelijk
    - indivdueel extra ondersteuning wel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

toenemen van klachten doorheen leeftijd

A
  1. algemeen
    - toenemde complexiteit
    - hogere invloed op pyschisch welzijn
  2. aanpak
    - bespreken van DCD met kind
    - veel succes ervaringen = goed doen voelen door beweging
    –> psychomotoriek
    - realistisch zelfbeeld vormen
    - leren omgaan met motorische beperkingen = coping + compensaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

modellen voor DCD

A
  1. opties
    - in kaart brengen wat sterkte punten zijn = hier gebruik van maken
    - rekening houden met IQ
    - of kind openstaat voor groepstherapie
  2. principes met evidentie
    - goal-plan-do-check methode = interventie afstellen afh van kind
    - taak-specifieke training = subtaken
    - NTT neuromotor task training
    - CO-OP cognitive orientation to daily occupational performance
    - motor imagery training = promising
17
Q

CO-OP

A
  1. cognitive orientation to daily occupational performance
    - voor geen intelectuele beperkingen
    - cognitieve vaardigheden gebruiken voor motoriek te verbeteren
    - compensatie voor slechte automatisatie
  2. gemeenschappelijke kenmerken NTT
    - keuze van doelstellingen door kind = 3
    - opdelen in kleine stappen
    - goal, plan, do & check methode
    - ouders betrekken
  3. verschil met NTT
    - didactische principes
    - attributie stijl herkenen & beïnvloeden
    - werken vanuit ABC voor motivatie
18
Q

goal plan do check

A
  1. algemeen
    - cognitieve leerstrategie
    - methode van Meichenbaum
  2. toepassen
    - hoe staat dit gewricht tijdens deze beweging
    - probeer eens wat het beste is voor jou
    - keuze tussen 2 mogelijkheden
19
Q

tips tijdens interventie

A
  1. video’s
    - uitvoering van zichzelf bij taak
    - eigen demonstratie van taak
    - vergelijken & uitleg geven
  2. taak analyse
    - aan kind tonen van elementen van wat fout gaat
    - oefenen van specifieke subtaken
    - voor elke subtaak = probleem-oplossend denken door kind
20
Q

training van balans & handshrift

A
  1. balans
    - level B evidentie
    - actieve video games
  2. handshrift
    - eerst op handshirift werken
    - indien echt niet mogelijk = overschakelen naar toetsenbord
21
Q

impliciet vs expliciet leren

A
  1. impliciet
    - onbewust
    - geen verbale kennis
    - geen belasting werkgeheugen
    - zoveel mogelijk toepassen maar niet mogelijk voor alles
    - vb: zeggen met voeten samen springen maar bal tussen steken
  2. expliciet
    - bewust
    - verbale kennis
    - belasting werkgeheugen
22
Q

evaluatie van therapie

A
  1. algemeen
    - kinderen evalueren altijd door ontwikkeling
    - onderscheid met therapie maken
    - ook zorgen dat doelen op kortere termijn zijn
  2. goal attainment scale
    - goede manier van evaluatie
    - andere kunnen ook
  3. gestandaardiseerde tests
    - te grote standaard fout
    - spontane ontwikkeling is onbekend
    –> grotere afwijking bij toenemde leeftijd
    - niet specifiek voor geoefende taak
23
Q

schrijven in school systeem

A
  1. 2-3e kleuterklas
    - voorbereidend schrijven
    - grafomotoriek
  2. 1-2e leerjaar
    - aanvankelijk schrijven
    - leren van vormen letters
  3. na 2e leerjaar = voortgezet schrijven
    - niet meer nadenken over vorm maar inhoud
    - verdwijnen van schoonschrift
24
Q

schrijven ICF

A
  1. functies = voorwaarden voor schrijven
    - in hand manipulaties
    - schrijfhouding
    - voorkeurshand
    - bewegingen
  2. activiteiten
    - drukletters = 3e kleuterklas
    - schrijfpatronen = krullen = 3e kleuterklas
    - krulletters = 1e leerjaar
    - hoofdletters = 2e leerjaar
    - woorden & zinnen
  3. participatie
    - tekst met inhoud schrijven
    - hoofdletters niet belangerijk = indien niet lukken gewoon drukletters gebruiken
25
Q

bewegingen & voorkeurshand

A
  1. voorkeurshand = vaak moeilijk bij zwakke motoriek
  2. bewegingen
    - insciprtie bewegingen = letters vormen met vingers
    - kleine progressie = polsbewegingen voor meerdere letters
    - grote progressie = abductie/exorotatie in arm voor zinnen
  3. toepassen
    - sequentieel = apparte bewegingen
    - vaak ook samen = moeilijke coördinatie
26
Q

pengreep bij schrijfhouding

A
  1. volledige pengreep
    - open webspace
    - 2-deling van hand
    - top van duim & wijsvinger
    - laatste kootje van middelvinger
    - stabilisatie met andere 2 vingers
  2. variatie
    - 2/3 volwassenen andere houding ≈ manier van letters schrijven
    - gebruik van meer vingers = tot alle 5 gebruiken
    - duim over pen = laterale 3 vinger-greep
  3. minimale voorwaarde voor pengreep
    - dynamische pengreep
    - beweging met vingers in alle richtingen mogelijk
27
Q

2-deling van hand

A
  1. inhoud
    - 3 vingers voor pen = beweging
    - 2 vingers voor stabilisatie
    - moet aanwezig zijn voor begin met schrijven
  2. knippen
    - zelfde functies van vingers
    - indien kind met volledige hand open/toe beweegt
    –> eerst dit inoefenen
28
Q

hand schrijfhouding

A
  1. hand onder lijn van schrijven
    - meestal onder deze manier
    - bijna altijd rechts handig
    - pols in 30° DF & pronatie = meest efficiënt
  2. hand oven lijn van schrijven
    - meer bij links handigen
    - sterke PF & supinatie
    - krampen bij lang schrijven
  3. blad
    - altijd licht scheef op tafel
    - ondersteund natuurlijke DF
    - stabiliseren met andere hand
29
Q

rest van lichaam schrijfhouding

A
  1. pols & onderarm
    - gesteund
    - indien niet = stukje karton als skateboard gebruiken
    –> moet tussen tafel blijven & gaat mee met pols
    - elleboog net van tafel
  2. algemene houding
    - niet veel belang
    - enkel indien kinderen veel problemen hebben met schrijven
    - indien hypotonie = extra steun wel toestaan
30
Q

in hand manipulaties

A
  1. types
    - rotaties
    - shift = duim schuift tov. vingers
    - translatie = opnemen van voorwerpen & naar handpalm brengen
    - stabilisatie = voorwerp in handpalm houdn
  2. oppakken van pen
    - oppakken in pincet greep
    - correct positioneren = jonge kinderen met andere hand
    –> matuur = middelvinger
    - dan shift voor juiste hoogte
31
Q

aanleren van schrijven kleuterklas

A
  1. schrijfpatronen
    - krullen tekenen
    - niet over stippenlijnen = niet nadenken over eigen vorm
    - niet over hele blad = nooit bij schrijfen
    –> kinderen met slechte motoriek hebben juist probleem van alles te dicht op elkaar te zetten
  2. betere oefening krullen
    - zelf 3 krullen tekenen
    - vinger er tussen houden
32
Q

aanleren van schrijven lagere school

A
  1. vorm van letters
    - expliciet
    - met stappen plannetjes & pijlen
    - zorgt voor veel moeite DCD
  2. 4 lijntjes
    - huisje met woonkamer, zolder & kelder
    - romp letters = tussen middelste
    - lus & stok letters
  3. problemen
    - letters die opelkaar lijken = samen aanleren
    - onnauwkeurigheid = lijnen dikker maken = meer succes ervaringen
    - lusjes maken = rond 3 puntjes