Hoorcollege 8: Psychopathie deel 1 Flashcards

1
Q

Prevalentie psychopathie

A

Algemene populatie: <1-6%, erg zeldzaam
Forensische psychiatrische klinieken: 12.5%
Gevangenissen: 15-35%
Vaak daklozen / mensen met hoge rang (topfuncties); psychopathische kenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Traditionele definitie psychopathie

A

Deficieten in 3 clusters:
- Affect: emotioneel afgevlakt , kil, hard, gebrek aan: empathie / angst / schaamte / spijt / geweten
Moraliteit: bewust en begrip van morele norm, maar onverschillig.
- Interpersoonlijk: hoogdravend, egoïstisch, dwingend, manipulatief.
- Gedrag: impulsief, risicovol, gewelddadig (crimineel gedrag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Recente definitie psychopathie

A

Nadruk op persoonlijkheidstrekken:
1. Disinhibitie; zwakke impulscontrole, directe behoeftebevrediging
2. Meanness: voor zichzelf zorgen op agressieve en egoïstische wijze
3. Boldness (stoutmoedigheid): avonturisme, sensatiebelust, geen anst

Kern psychopathie = gebrek aan schuld & empathie, kil gebruiken van anderen, geen normale emotioneliteit, ze vertonen callous-unemotional traits (CU).
Een van de eerste stoornissen die beschreven werd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Psychopathie meten

A
  • Cleckley: systematische analyse (16 criteria): een van de eerste. Mensen met psychopathische trekken –> op het eerste gezicht normale mentale gezondheid, maar daarachter schuilt een zware stoornis.
  • **Hare: (PCL-R) **psychopathy checklist-revised: Gouder standaard die nogsteeds wordt gebruikt.

Mensen met psychopathische trekken hoeven niet altijd delicten te plegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Conceptualisatie Antisociale Persoonlijkheidsstoornis

A

Psychopathie en APS als apart concept ontwikkeld, maar werden inwisselbaar gebruikt tot en met de DSM-IV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

DSM-IV ASP

A

categoriaal perspectief op psychopathologie (je hebt het of je hebt het niet). Kwalitatief verschil, veel comorbiditeit door categoriaal persepctief en veel verschillende uitingen van de stoornis ; heterogeniteit.
Multi-axiaal systeem (meerdere assen):
AS I: klinische stoornis; ego-dystoon
ASII: 10 persoonlijkheidsstoornissen; egy-syntoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Clusters persoonlijkheidsstoornissen DSM-IV

A

A. Zonderling-excentriek; gestoorde interpersoonlijke beleving:
- Paranoïde , Schizoïde en Schizotypische PS
B. Theatraal-emotioneel: ‘ik’ centraal beleefd:
- Antisociaal, Borderline, Theatrale en Narcistische PS
C. Bezorgd-bevreesd; klemtoon op negatieve emotionaliteit:
- Ontwijkende, Afhankelijke en Obsessief-Compulsieve PS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

DSM-V veranderingen

A

Alles uit DSM-IV; categoriaal + dimensioneel perspectief, assen verdwenen, PS clusters verdwenen.
Dimensionele visie : persoonlijkheidsstoornissen= extreme variant van algemene persoonlijkheidstrekken
Kwantitatief verschil tussen normaal en disfunctioneren.

Ipv 10, 6 overige persoonlijkheidsstoornissen, gevormd door combinatie van de 25 trekken uit de Personality inventory for DSM-5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Algemene criteria dimensionele diagnostiek PS DSM-V

A

A. Matige of ernstige beperkingen in persoonlijkheidsfunctioneren: zelf (identiteit/zelfdirectief gedrag) & interpersoonlijk (intimiteit en empathie).
B. Eén of meerdere pathologische persoonlijkheidstrekken
C. Relatief inflexibel en pervasief, en tot uiting komend in een brede range van persoonlijke en sociale situaties.
D. Relatief stabiel over de tijd, startend in de adolescentie/vroege volwassenheid
E. Wordt niet beter verklaard door andere stoornissen/ middelen misbruik / fysiologische effecten

A –> Level of Personality functioning Scale
B –> Personality Inventory for DSM-5 (25 maladaptieve persoonlijkheidstrekken in 5 domeinen, gelinkt aan big 5)

Antagonisme / negatief affect / disinhibitie –> antisociaal ps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Antisociale persoonlijkheidsstoornis DSM-V sectie II (DSM-IV)

A

A. Pervasief patroon van onverschilligheid voor en schending van de rechten van anderen sinds de leeftijd van 15 en gekenmerkt door 3 (of meer) van de volgende:
1. Niet in staat zich te gedragen conform maatschappelijke norm
2. Bedrog
3. Impulsiviteit
4. Irriteerbaarheid
5. Roekeloze onverschilligheid
6. Weinig verantwoordelijkheidszin
7. Gebrek aan spijt
B. Minstens 18 jaar zijn
C. Evidentie voor gedragsstoornis die startte voor het 15e levensjaar
D. Het antisociaal gedrag komt niet uitsluitend voor tijdens beloop van schizofrenie of bipolariteit.
–> Dit patroon werd bij DSM-IV ook gezien als Psychopathie (zelfde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Antisociale persoonlijkheidsstoornis DSM V sectie III

A

A. Matige of ernstige beperkingen in persoonlijkheidsfunctioneren, met moeilijkheden in 2 of meer van de volgende 4 gebieden
1. Identiteit: egocentrisme, identiteit hangt op aan macht
2. Zelf-directiviteit: doelen stellen gebaseerd op persoonlijk voordeel, geen prosociale standaarden
3. Empathie: geen medeleven voor gevoelens, noden en lijden van anderen, geen spijt
4. Intimiteit: incapabel tot intieme relaties, enkel uitbuiting, bedrog, dwang, intimidatie en dominantie
B. Eén of meerdere pathologische persoonlijkheidstrekken (6 of meer)
1. Manipulatie
2. Kilheid
3. Bedrog
4. Vijandigheid
5. Risico’s nemen
6. Impulsiviteit
7. Onverantwoordelijkheid
Individu is minstens 18 jaar
Antagonisme / negatief affect / disinhibitie
Specificeer –> ‘met psychopathische kenmerken’:
- Lage angst (stress immuniteit component = emotionele stabiliteit / veerkracht).
- Lage teruggetrokkenheid
- Hoog op aandachtzoeken (beiden bij sociaal vaardige component: assertiviteit/dominantie). –> = Bold interpersonal style: kan maladaptief gedrag maskeren (fraude)
Dus volgens DSM-V sectie III; APS is niet Psychopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Differentiatie psychopathie en APS

A

Tot en met DSM-IV als aparte concepten uitgewerkt
DSM-IV: psychopathie = APS
DSM-V: psychopathie is niet APS; specifier
Tijdens de DSM-IV ziet men empirische data voor assymetrische relatie = niet helemaal hetzelfde –> APS 2/3x vaker in forensische populaties.
- Bijna iedereen die psychopathie heeft, heeft ook APS, maar andersom is dat niet zo (maar klein deel heeft ook psychopathie).
- Antisociaal = gedragsmatig
- psychopathie = psychisch

Dit is de reden volgens onderzoekers van de assymetrische relatie / of verschillende cut-offs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

APS en psychopathie; hoe differentiëren? –> BIg five
Gelijkenissen en verschillen

A

Ze hebben veel gemeenschappelijk, maar ook unieke eigenschappen.
Meta-analyse Decuyper et al. 2009: meta-analysis of psychopathy – antisocial PD and FFM-associations.
Gelijkenissen:
- beiden laag op altruïsme / consciëntieusheid / hartelijkheid
- beiden hoger op ergernis / impulsiviteit / avonturisme

Verschillen psychopathie:
- minder angst!
- veel minder altruïsme / oprechtheid / inschikkelijkheid / bescheidenheid (allemaal A)

Verschillen psychopathie (Hicklin):
- minder angst / schaamte / kwetsbaarheid / bescheidenheid / medeleven.

DSM-V-specifier: lager angst + bold interpersonal style

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bold Interpersonal Style

A

Functionele kant van psychopathie, goed funcitoneren in de samenleving en lijken succesvol
- zelfverzekerd
- charmant
- dominant
- emotioneel onaangedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly