Hoorcollege 5: Morele cognitie Flashcards
Psychopaten
Verminderd emotioneel functioneren: verschil zien tussen conventionele regels vs. de docent slaan –> zien het verschil niet.
Cima et al. 2010; hoe reageren psychopaten op morele dilemma’s
Impersoonlijke dilemma’s: hendel overhalen (niet persoonlijk)
Persoonlijke dilemma’s: iets met mensen doen.
- Bij de persoonlijke dilemma’s zeggen alle drie de groepen minder vaak ja dan bij de impersoonlijke dilemma’s.
- Geen significante verschillen tussen psychopaten en ‘normale’ participanten = psychopaten beseffen het verschil tussen goed en kwaad, het enige verschil is dat ze er in het echte leven niet zo veel van aantrekken, boeit ze niet.
Morele ontwikkeling
Emoties: schuld en schaamte
Motivatie: waarden, ethiek
Redeneren
Moreel oordelen: cognitieve distorsies
Normale morele ontwikkeling (Kohlberg)
Morele ontwikkeling in 6 fasen
0) Premoraliteit; goed is wat plezierig is, wat pijn doet of angst inboezemt is slecht.
1) Preconventioneel niveau
1. Het kind is geheel en al op de externe autoriteit gericht. Iets is vanzelfsprekend goed omdat een autoriteit dat zegt.
2. Ten opzichte van anderen wordt een weegschaalmodel gehanteerd (ik doe iets voor jou, dus jij doet iets voor mij, balans) –> eigenbelang). Psychopaten blijven in het preconventioneel niveau.
2) Conventioneel niveau
3. Goed is wat de anderen goed vinden; geen rekening houden met eventuele negatieve gevolgen, niet anders willen zijn dan de anderen.
4. Goed is wat de eigen groep normaal vindt; groepsnorm volgen (collectivistische maatschappij).
3) Postconventioneel niveau; adolescentie en later
5. Goed is wat in overleg is overeengekomen; afspraken moeten gerespecteerd worden; rechten van de mens.
6. Iets is goed omdat het niet tegen de eigen principes ingaat; persoonlijke geweten weegt het zwaarst en heeft de doorslag, rechten van het individu (westerse maatschappijen).
Een goede ontwikkelde moraliteit zit ergens tussen 3-6, hoe hoger hoe beter.
Moreel oordelen en delinquentie
Gaat samen, hoe lager je moreel redeneren / oordelen, hoe meer delinquentie; afhankelijk van een aantal factoren:
- geslacht; jongens
- leeftijd; vanaf 15 jaar
- intelligentie
- psychopathische trekken (CU traits)
- geïnstitutionaliseerde jongeren, alleen maar negatieve rolmodellen.
Moreel gedrag door zelfregulatie via
- Self-monitoring; hoe doe ik het?
- Oordeel: goed / niet goed
- REactie
Moral Disengagement model (Bandura)
Morele ontkoppeling = slecht of stout gedrag goedpraten, zodanig dat je je niet meer schuldig / beschaamd voelt.
maakt de weg vrij om nog meer antisociaal gedrag te vertonen.
- Herconstrueren immoreel gedrag
- Persoonlijke verantwoordelijkheid verdoezelen
- Nadelige gevolgen op een andere manier representeren
- Het slachtoffer de schuld geven
Herconstrueren immoreel gedrag
- Morele rechtvaardiging = persoonlijk en sociaal acceptabel maken van je immoreel gedrag door het te verbinden aan sociale of morele doelen –> eer / reputatie / religie = meest problematisch (trots en eer uit je antisociale gedrag)
- Eufemistisch labelen = verbloemen, je gaat iets minder erg voorstellen dan dat het is. Activiteit of een andere manier benoemen, waardoor het minder erg wordt.
- Positieve vergelijking = negatief antisociaal gedrag reduceren tot iets wat weinig gevolgen heeft door een erger scenario te schetsen dan wat jij hebt gedaan.
Persoonlijke verantwoordelijkheid verdoezelen
- Verleggen verantwoordelijkheid: het was niet jouw fout.
- Diffuse verantwoordelijkheid: verantwoordelijkheid verdelen , vaak bij pesten, gewapende overal waar iedereen een taak heeft.
Nadelige gevolgen op een ander emanier representeren
- Verstoren consequenties = leed dat je aandoet minimaliseren, nadelige effecten minimaliseren / kleiner maken dat dat ze zijn.
Het slachtoffer de schuld geven
- Ontmenselijking: menselijke attributen wegnemen, persoon als dier wegzetten, stuk stront, het zijn geen mensen met gevoelens meer. We kunnen veel harder zijn dan.
- Attributie van schuld: schuld attribueren naar het slachtoffer
Meten morele cognities
- Moral Disengagement Questionnaire
- How i think Questionnaire
- Morele dilemma’s; filmpjes en vragen
Relatie morele cognities en antisociaal gedrag
Koele - niet emotionele persoonlijkheidstrekken; kil / geen emoties –> leidt tot meer morele ontkoppeling, maar wel gemixte bevindingen.
- mensen met CU en psychopaten hebben al minder morele emoties ( schuld/schaamte), dus geen morele ontkoppeling nodig.
- Mensen die mishandelt zijn geweest gaan wel meer morele ontkoppelin gdoen en daarvoor meer crimineel gedrag vertonen.
Rol van de omgeving
Interactie tussen omgeving en individuele kenmerken hebben invloed op morele ontkoppeling en dat weer op antisociaal gedrag.
Je hebt dan minder schuld en schaamte en maakt de weg vrij om je antisociale gedrag voort te zetten:
- Ouders
- Peers
- Buurt
- Media
Invloed van ouders
-
Kochanska
Ouderschap: empathie / weinig machtsvertoon –> internalisatie van gedrag –> ‘morele’ individuen (maar let op de paardenbloemen/orchideeën). -
Hyde, Shaw & Moilanen
Afwijzend ouderschap: arme buurt –> minder empathie –> meer morele ontkoppeling –> meer antisociaal gedrag.