Hoorcollege 7: Emoties en persoonlijkheid Flashcards

1
Q

Wat is het doel van persoonlijkheidspsychologie?

A

Om unieke eigenschappen van een persoon te beschrijven en te verklaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom staat gedrag centraal in persoonlijkheidspsychologie?

A

Omdat a.d.h.v. gedrag er wordt gekeken naar welke persoonlijke kenmerken iemand heeft die dat gedrag kunnen verklaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn persoonlijkheidstrekken?

A

Persoonlijkheidstrekken zijn stabile gedragsdisposities en vormen samen de persoonlijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is altijd de eerste stap in persoonlijkheidspsychologie?

A

Het observeren van gedrag en het daarbij opmerken van individuele verschillen en gelijkenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kan je persoonlijkheidstrekken direct observeren?

A

Nee. Dit moet je afleiden uit gedrag. Als iemand bijvoorbeeld altijd gespannen is tijdens toetsmomenten, kan je deze spanning toewijzen aan een gedragstrek. Maar je kan niet door eenmalig te observeren deze conclusie trekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hebben persoonlijkheidstrekken altijd een biologische basis?

A

Nee, dit verschilt per persoon en per persoonlijkheidstrek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt er bedoeld met ‘hoe specifieker de persoonlijkheidstrek, hoe meer het lijkt op gedrag’?

A

Dat als iemand specifiek angst heeft tijdens sportwedstrijden, dit dus ook om specifiek gedrag gaat dat komt kijken bij het spelen van wedstrijden. Terwijl als iemand over het algemeen angstig is voor prestaties, je ook spreekt van ‘breder’ gedrag zoals plankenkoorts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het Big Five Personality Factor-model beschrijft het bestaan van 5 dimensies van persoonlijkheid die ook wel de ‘Big 5’ worden genoemd. De dimensies zijn: openness: conscientiousness, extraversion, agreeableness en neuroticism. Leg uit wat deze dimenties inhouden.

A

De Big 5 zijn:
* Openness: het openstaan voor nieuwe ervaringen (origineel vs. conventioneel, creatief vs. niet-creatief, vernieuwend vs. behoudend).
* Conscientiousness: consciëntieus/zorgvuldig (voorzichtig vs. roekeloos, nauwgezet vs. slordig, plichtbesef vs. gemakzuchtig).
* Extraversion: de mate en manier waarop een persoon zich richt op de buitenwereld (extravert vs. introvert, sociaal vs. teruggetrokken, stimulatie vs. rustige omgeving, actie vs. rustig).
* Agreeableness: de mate van meegaandheid (goed overweg kunnen en willen met anderen vs. weinig betrokkenheid bij anderen, geloof in goedheid van anderen vs. achterdochtigheid, onbaatzuchtig vs. zelfzuchtig).
* Neuroticism: de emotionele stabiliteit (stressgevoelig vs. stressbestendig, zorgelijk vs. kalm, kwetsbaar vs. gehard).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem nadelen van het gebruik van het Big Five Personality Factor-model.

A
  • Globale beschrijving
  • De uitkomst kan afhankelijk zijn van de situatie. Als je in een bepaalde situatie hoog scoort op neuroticisme, wilt dat niet zeggen dat je ook op het gebied van sport per se hoog scoort op neuroticisme.
  • Weinig tot geen correlatie tussen persoonlijkheidstrekken en het niveau van sport.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Persoonlijkheidstrekken kunnen op verschillende manieren variëren. Benoem op welke aspecten persoonlijkheidstrekken kunnen verschillen.

A
  • Verklaringen/oorzaken van de persoonlijkheidstrek zoals of dit komt door biologische factoren, of het aangeleerd is of wordt beïnvloedt door de manier waarop iemand informatie verwerkt.
  • Het aantal situaties waarin de persoonlijkheidstrek tot uiting komt (veel of weinig situaties)
  • Of de persoonlijkheidstrek specifiekere of meerdere gedragingen beschrijft (een persoonlijkheidstrek zoals extravert zijn heeft invloed op vele gedragingen terwijl assertiviteit in een minder aantal gedragingen terug te zien is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een persoonlijkheidstrek die vaak voorkomt in de sport?

A

Perfectionisme (het stellen van extreem hoge doelen en streven naar perfectie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ondanks dat perfectionisme bijna een voorwaarde is voor topsport, wat is de kanttekening van deze persoonlijkheidstrek?

A

Dat perfectionisme ook kan leiden tot overdreven kritisch zijn tegenover je eigen gedrag en je negatief reageert op fouten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Perfectionisme als persoonlijkheidstrek kan nog beschreven worden in 5 dimensies. Hiervan is de eerste dimensie positief om te hebben, terwijl de anderen 4 dimensies dat niet zijn.

Benoem en beschrijf deze dimensies.

A
  • Persoonlijke standaarden: het stellen van extreem hoge doelen en hieraan willen voldoen.
  • Zich zorgen maken over fouten: (over)bezorgdheid over mogelijke fouten en negatief reageren op gemaakte fouten.
  • Verwachtingen van ouders: (over)gevoeligheid voor de (veronderstelde) eisen van anderen.
  • Kritiek van ouders: (over)gevoeligheid voor oordelen van anderen.
  • Twijfel over eigen acties: twijfelen over de kwaliteit van eigen prestatie in combinatie met het onbestemde gevoel dat de prestatie nooit af is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  • Wat gebeurd er als je hoog scoort op neurotisch perfectionisme?
  • Wat gebeurd er als je hoog scoort op normaal perfectionisme?
A
  • Als je hoog scoort op neurotisch perfectionisme heb je meer kans op een burn-out, meer angst tijdens sportwedstrijden, negatieve reacties op fouten, negatieve gevoelsreacties, kwaadheid als er fouten worden gemaakt op belangrijke momenten tijdens de wedstrijd, slechte (leer)prestaties.
  • Als je hoog scoort op normaal perfectionisme heb je meer zelfvertrouwen, een kleinere kans op een burn-out en betere (leer)prestaties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gevoelens kunnen gedefinieerd worden als een subjectieve ervaring die op twee dimensies kunnen variëren. Zo kan de hedonistische toon en intensiteit van de emotie verschillen. Wat wordt hiermee bedoeld?

A

Dat elke emotie (bijv. boos, blij, verdrietig of tevreden) ingedeeld kan worden op basis van deze twee dimensies:
* Hedonistische toon: of je iets prettig of onprettig vindt.
* Intensiteit: of je er opgewonden of kalm van wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beantwoord welk verschil er is tussen stemming en emotie op basis van de volgende vragen:
* duur
* totstandkoming
* intensiteit van gevoel
* uiterlijk zichtbaar
* fysiologische reactie
* tot stand gebracht door
* bewust van de oorzaak
* controle
* gevolgen

A
  • duur: een emotie is van korte duur, stemming kan langer duren.
  • totstandkoming: een emotie ontstaat meteen en een stemming betrekkelijk langzaam.
  • intensiteit van gevoel: emotie is intens, stemmig gematigd.
  • uiterlijk zichtbaar: emotie is vaak zichtbaar, terwijl stemming minder zichtbaar is.
  • fysiologische reactie: actieve betrekking van het lichaam bij emotie.
  • tot stand gebracht door: emotie ontstaat door specifieke gebeurtenissen, terwijl stemming een globale oorzaak heeft.
  • bewust van de oorzaak: bewustwording van emotie is mogelijk, voor stemming vaak niet.
  • controle: stemming is beter controleerbaar dan emoties, emoties zijn vaak niet te controleren
  • gevolgen: emotie leidt tot specifieke gedragingen, stemming meer algemeen.
17
Q

Wat houdt de theorie van Frijda in met betrekking tot emoties?

A

Deze theorie stelt dat hoe je een bepaalde situatie interpreteert bepaald welke emotie je voelt/uit. De inschatting van de situatie staat dus centraal in welke emotie naar voren komt. En daarbij bepaalt het belang van de situatie, de heftigheid van een emotie.

18
Q

Een bepaalde gebeurtenis kan leiden tot een bepaalde emotie en daaropvolgend gedrag. Om vat te krijgen op zo’n gebeurtenis, zal je als eerst een inschatting proberen te maken van de situatie. Noem factoren op die de manier van inschatting van de situatie kunnen beïnvloeden.

A
  • Hoe je een situatie interpreteert kan de inschatting van de situatie beïnvloeden. Zo interpreteer je een situatie bijvoorbeeld anders wanneer je vermoeid bent.
  • Je eigen normen en waarden.
  • Eerdere gebeurtenissen
  • Stemming
  • Persoonlijke inschatneiging.
19
Q

Noem drie onderdelen van emotie.

A
  • De fysiologische reactie
  • De gevoelsreactie
  • De actietendens
20
Q

Wat wordt er bedoeld met de bijbehorende actietendens van emotie?

A

Dat bepaalde emoties geassocieerd zijn met bepaalde acties. Zoals:
* Vreugde kan tot een actietendens leiden zoals dansen, springen of omhelzen.
* Verliefdheid tot het zoeken van de nabijheid van je geliede of het aanraken van je geliefde.
* Kwaadheid leidt tot slaan of schoppen.

21
Q

Wat houden de Individuele Zones van Optimaal Functioneren (IZOF) in?

A

Het is te vergelijken met de dose-response curve in toxicologie. Zowel te veel van iets is niet goed, maar ook te weinig van iets is niet goed. Er bestaat dus een middenweg hiertussen waarin wij optimaal kunnen functioneren.

22
Q

Hoe kan je de Individuele Zones van Optimaal Functioneren (IZOF) relateren aan emotie?

A

Dat de functionaliteit van emoties niet gelijk staan aan het plezier van emoties. En dat dit eerder afhankelijk is van het individu.

23
Q

Noem positieve en negatieve effecten van de emotie ‘kwaadheid’.

A

Positief:
* Toenemen concentratie
* Toenemen motivatie
* Positieve gevoelens (fysiek beter voelen, meer ontspannen)

Negatief:
* Afname concentratie
* Afname motivatie
* Afname vertrouwen
* Negatieve gevoelens (gespannen, zich fysiek onplezierig voelen, trillen)

24
Q

Noem positieve en negatieve effecten van de emotie ‘vreugde’.

A

Positief:
* Toename concentratie
* Toename motivatie
* Toename vertrouwen
* Toename ontspanning
* Risico’s nemen waar dat functioneel is

Negatief:
* Te veel zelfvertrouwen
* Te ontspannen
* Te veel risico nemen waar dat niet kan