Hoorcollege 4: Rest & Recovery + Keerzijde van sport Flashcards

1
Q

Noem voorbeelden van fysieke en mentale belastingen waar sporters te maken kunnen hebben.

A

Anticiperen
Uitvoeren van taken
Focus, precisie, reactie
Tactiek
Omgaan met pijn
Waargenomen druk
Conflict
Emotionele arbeid
Omgaan met winst/verlies
Sfeer in groep
Negatieve feedback
Vormgebrek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Herstel is een essentieel aspect van trainen en presteren. Herstel is fysiek/fysiologisch en psychologisch. Waar heeft psychologisch herstel mee te maken?

A

Het gaat over de gedachten, gevoelens en gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het doel van herstel op de prestatie?

A

Een vermindering van de belasting/stress van de sport.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benoem redenen/voorbeelden waarom er te weinig focus ligt op rust en herstel in de sportwereld.

A
  • Het belang krijgt meer aandacht (geld is een belangrijk belang in de sport)
  • Hierdoor worden er steeds meer wedstrijden gespeeld die dichter op elkaar zitten.
  • Daarmee zitten er steeds kortere periodes tussen wedstrijdseizoenen.
  • Er is een overvloed aan online trainingsschema’s zonder adequate begeleiding (disbalans tussen acute en chronic sport load)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het supercompensatie effect?

A

Door training daalt je prestatievermogen. Op het moment dat je in herstel gaat stijgt deze weer (i.c.m. optimale load). Hierdoor stijgt je prestatievermogen boven ‘baseline’, dit houdt het supercompensatie effect. Na de supercompensatie fase daalt je prestatievermogen weer tot ‘baseline’. Voldoende tijd is hierbij cruciaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurd er op het moment dat je onvoldoende herstelt en weer gaat sporten?

A

Het prestatievermogen daalt. Het kost extra inspanning om een nieuwe/zelfde prestatie te leveren en door de extra inspanning ontstaat er een nog groter behoefte voor herstel (dit wordt ook wel het scissor model genoemd waarbij de ‘scharen van herstel’ steeds groter worden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem drie aspecten van hoe je echt kan ontspannen.

A
  • Actief ontspannen
  • Loskomen (d.m.v. afleiding, positieve emoties, andere activiteiten)
  • Matig intensieve beweging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het effect van piekeren en negatieve emoties op herstel?

A

Piekeren en negatieve emoties leiden tot een aanhoudende stressreactie, wat de fysiologische reactie ook verlengd en daarmee herstel langer duurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de herstelparadox?

A

Hoe meer stress, hoe minder je kan loskomen (ontspannen, bewegen, slapen). Dus terwijl je bij het ervaren van stress juist de behoefte hebt om los te komen, zullen de meesten bij stress juist het loskomen/ontspannen vermijden dan er iets mee te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Herstel vereist zelfregulatie. Wat houdt dit in?

A

Dat je bewust moet zijn van het feit dat je lichaam behoefte heeft aan herstel (zelf-monitoring), je je cognitie en emotie moet reguleren hiervoor en dan zelf moet besluiten om actief te gaan herstellen (zelf-controle/initiatie van gedrag).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt ego depletion in en hoe heeft dit effect op de zelfregulatie voor herstel?

A

Ego depletion houdt in dat wilskracht en zelfregulatie beperkte bronnen zijn. Bij het herhaaldelijk toepassen van zelfregulatie, raken deze bronnen uitgeput. Hierdoor wordt het moeilijker om nieuwe uitdagingen aan te gaan die zelfbeheersing vereisen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat beschrijft het stress-blessuremodel van Williams en Andersen, en welke factoren spelen hierbij een rol?

A

Het stress-blessuremodel van Williams en Andersen beschrijft hoe psychologische factoren het risico op sportblessures beïnvloeden. Het model benadrukt dat een potentieel stressvolle sportsituatie kan leiden tot een stressreactie, die vervolgens blessures kan veroorzaken. De stressreactie wordt beïnvloed door factoren zoals persoonlijkheid, stresshistorie en coping-mogelijkheden. De fysiologische en aandacht-veranderingen door stress verhogen het blessurerisico. Interventies kunnen helpen om de stressreactie te verminderen en blessures te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Volgens het stress-blessuremodel zijn persoonlijkheid, stresshistorie, coping mogelijkheden en interventies factoren die de stressreactie kunnen beïnvloeden.

Leg aan de hand van voorbeelden uit hoe deze factoren de stressreactie kunnen beïnvloeden.

A
  • Persoonlijkheid: de persoonlijkheid van de sporter beïnvloedt hoe stressvol situaties worden ervaren en hoe er op wordt gereageerd. Als je bijvoorbeeld perfectionistisch bent, kan dit de stressreactie versterken.
  • Stresshistorie: eerdere ervaringen met stress (bijv. trauma’s of eerdere blessures) beïnvloeden hoe de sporter met toekomstige stressvolle situaties omgaat. Sporters met stresshistorie zijn geneigd om meer gestressed te reageren in nieuwe situaties.
  • Coping mogelijkheden: dit gaat over de strategieën die sporters hebben om om te gaan met stress. Als je een effectieve strategie hiervoor hebt, zal je minder stress ervaren in zulke situaties.
  • Interventies: kunnen helpen bij het reguleren van stress en het voorkomen van blessures. Mentale trainingstechnieken op het verbeteren van copingstrategieën kunnen helpen om de stressreactie te verminderen en daarmee het blessurerisico omlaag te brengen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Volgens het stress-blessuremodel wordt het risico op blessure vervolgens bepaald door de risicobeoordeling, fysiologische verandering en aandachtsverandering.

Leg aan de hand van voorbeelden uit hoe deze factoren het blessurerisico kunnen beïnvloeden.

A
  • Risicobeoordeling: dit gaat over hoe de sporter de situatie kan inschatten. Als de sporter de situatie als stressvol ervaart, zal de stressreactie groter zijn en daarmee de kans op blessure ook.
  • Fysiologische verandering: verwijst naar de fysieke reactie van het lichaam op stress. Verhoogde spierspanning of verminderde motorische coördinatie als gevolg van stress verhoogd daarmee de kans op blessure.
  • Aandachtsverandering: verwijst naar hoe stress de waarneming of focus van de sporter kan beïnvloeden. Verandering in waarneming of focus door stress, kan de prestatie en blessurerisico beïnvloeden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Naast dat blessures voornamelijk gaan over het fysieke aspect, zijn er ook psychologische gevolgen na het hebben van een (ernstige) blessure. Beschrijf wat deze gevolgen inhouden.

A

Bij ernstige blessures kunnen reacties optreden als angst, depressie, kwaadheid, ontkenning, frustratie, hopeloosheid, eenzaamheid en andere negatieve gevoelens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen geweld en agressie?

A
  • Geweld gaat over acties die met grote kracht worden uitgevoerd en als doel hebben veel schade toe te brengen.
  • Agressie gaat over het gedrag dat de bedoeling heeft anderen schade toe te brengen (fysiek of psychisch) maar is niet per definitie gewelddadig.
17
Q

Er bestaan drie kerntheorieën over agressief gedrag:
- psychodynamische theorieën
- frustratie-agressiehypothese
- theorie van het sociaal leren
Leg uit wat de psychodynamische theorieën inhouden.

A

Deze theorieën stellen dat agressie een aangeboren, instinctieve drift is die onderdeel is van de menselijke natuur. Hier wordt agressief gedrag gestuurd door interne krachten, zoals driften, impulsen en instincten, die op gezette tijden tot uiting moeten worden gebracht. Sport kan gebruikt worden om agressie te kanaliseren.

Note: er is nauwelijks empirisch bewijs voor deze theorie.

18
Q

Er bestaan drie kerntheorieën over agressief gedrag:
- psychodynamische theorieën
- frustratie-agressiehypothese
- theorie van het sociaal leren
Leg uit wat de frustratie-agressiehypothese inhoudt.

A

Deze hypothese stelt dat frustratie leidt tot een vorm van agressie. Oorspronkelijk werd er gezegd dat frustratie altijd leidt tot agressie. Dit is herschreven naar dat frustratie leidt tot de bereidheid tot agressie.

Note: weinig empirisch bewijs (soms zelfs omgekeerd effect)

19
Q

Er bestaan drie kerntheorieën over agressief gedrag:
- psychodynamische theorieën
- frustratie-agressiehypothese
- theorie van het sociaal leren
Leg uit wat de theorie van het sociaal leren inhoudt.

A

Deze theorie stelt dat (agressief) gedrag wordt geleerd door middel van observatie en imitatie van anderen, in plaats van enkel door directe ervaringen. Zo wordt agressief gedrag niet aangeboren, maar aangeleerd. Als kinderen bijv. zien dat agressie effectief kan zijn in bepaalde situaties, zullen ze het gedrag overnemen. De beloning van het agressieve gedrag kan worden gekenmerkt door operante conditioning.

20
Q

Noem factoren die agressie kunnen beïnvloeden.

A
  • Emoties
  • Persoonskenmerken
  • Morele ontwikkeling
  • Doeloriëntatie
  • Sfeer in team
  • Coach
  • Publiek
  • Spelregels