Hoorcollege 11: Coaching en Teams Flashcards
Wat is een coach? En wat is het doel van een coach?
Een coach is een oefenmeester/trainer/begeleider die:
* spelers traint voor goede prestaties
* instructies geeft tijdens wedstrijden
* als doel heeft om anderen te beïnvloeden om hun doelen te bereiken.
Wat zijn de centrale taken van een coach?
- Geven van training
- Wedstrijden begeleiden
- Organisatie van zaken daaromheen
- Wat is de Great-man theory of leadership?
- Waarom is deze theorie niet houdbaar?
- De theorie dat mensen worden geboren met bepaalde eigenschappen die maken dat ze goede leiders zullen zijn.
- Omdat het bleek dat de persoonlijkheden van deze typische leiders zodanig van elkaar verschilden dat je niet kan zeggen dat een bepaalde persoonlijkheid leidt tot het zijn van een leider.
Als niet de persoonlijkheid van een persoon bepaalt of iemand een leider (of coach) is, wat blijkt dan wel centraal te staan voor het bepalen van iemand zijn potentie om leider te zijn?
Het gedrag van de leider/coach. Dit beïnvloedt vervolgens het gedrag van de gecoachte individuen.
- Wat is het algemene doel van coachen?
- Wat houdt effectief coachen in?
- Het algemene doel van coachen is het beïnvloeden van het gedrag van sporters.
- Effectief coachen is het behalen van goede prestaties met behoud van positieve psycholische ervaringen (zoals plezier).
Wat is het multidimensionale model van leiderschap (van Chelladurai)?
Het model stelt dat het gedrag van de coach afhangt van de situatie, de eigenschappen van de coach en de eigenschappen van de sporters. Dit samen bepaalt welk gedrag van de coach vereist is, welk gedrag de coach in het moment zelf vertoont en welk gedrag van de coach door de sporters gewenst is. De mate waarin deze drie factoren met elkaar overeenkomen, bepaalt de tevredenheid over en de prestatie van de coach.
Welke vraag staat centraal in het multidimensionale model van leiderschap (van Chelladurai)?
Of er een match is tussen het vereiste, actuele en gewenste gedrag van de coach.
Uit het multidimensionale model van leiderschap (van Chelladurai) is een vragenlijst ontwikkelt om het gedrag van coaches in kaart brengen, genaamd de LeiderschapsSchaal voor Sport (LSS). De vragenlijst wordt gegeven aan sporters waarin hun wordt gevraagd naa hun ervaringen en meningen over hun coach.
De LSS bestaat uit 5 onderdelen:
1. Training en instructie
2. Democratisch gedrag
3. Autocratisch gedrag
4. Sociale steun
5. Positieve feedback
Wat wordt in deze onderdelen beoordeelt?
- Training en instructie: of sporters onder begeleiding van de coach verbeteren.
- Democratisch gedrag: of sporters betrokken zijn bij het nemen van beslissingen.
- Autocratisch gedrag: of de coach alleen beslissingen maakt, waarbij de mening van sporters niet belangrijk is.
- Sociale steun: of de coach betrokken is met de sporters, of de coach een fijne sfeer kan creëeren en of/en welke persoonlijke relaties er zijn.
- Positieve feedback: of goede prestaties worden erkend en/of beloond.
Welk coachgedrag lijkt op basis van de LeiderschapsSchaal voor Sport (LSS) geassocieerd te worden met een hoge tevredenheid bij sporters?
Democratisch gedrag, veel training en instructie om te helpen met het verbetering van prestaties, veel (sociale) steun en positieve feedback.
Algemene opmerking: er is tot nu toe weinig onderzoek gedaan naar de invloed van het coachgedrag op de sportprestatie.
Wat is het Mediatiemodel van leiderschap (van Smith & Smoll)?
Het model stelt dat het coachgedrag beïnvloedt hoe spelers de coach waarnemen en herinneren. Dit bepaalt weer hoe de spelers reageren op de coach en dit heeft vervolgens weer invloed op hoe de coach de spelers waarneemt. Uiteindelijk heeft dat ook weer invloed op het gedrag van de coach.
Het Mediatiemodel van leiderschap (van Smith & Smoll) is later nog aangevuld met drie andere factoren. Welke factoren lijken invloed te hebben op het originele opgezette model?
- Dat de eigenschappen van de coach het coachgedrag (en de waarneming van de spelers door de coach) ook beïnvloeden.
- Dat de eigenschappen van spelers beïnvloeden hoe de spelers de coach waarnemen en herinneren en hoe ze op de coach reageren.
- Dat er situationele factoren aanwezig kunnen zijn die bijv. het coachgedrag, de waarneming en herinnering door de speler en de reactie van de speler kunnen beïnvloeden.
Aan de hand van het Coaching Behavior Assessment System (CBAS) is er veel onderzoek gedaan bij jeugdcoaches en de waarnemingen van hun gedragingen door jeugdige spelers.
Wat waren de belangrijkste bevindingen hiervan?
Het meeste plezier/de leukste coach was wanneer:
* Er positieve feedback werd gegeven
* Er aangemoedigd werd en instructies werden gegeven na fouten
* Er een nadruk lag op plezier, inzet en persoonlijke verbetering (i.p.v. winnen).
Vice versa, werd er gevonden dat bestraffend en afwijzend gedrag een negatieve invloed had op de psychologische reacties van sporters.
Aan de hand van het Coaching Behavior Assessment System (CBAS) is er veel onderzoek gedaan bij jeugdcoaches en de waarnemingen van hun gedragingen door jeugdige spelers. Wat is een belangrijke kanttekening bij de coaches die hiervoor werden beoordeelt?
Dat de coaches nauwelijks bewust waren van hun eigen gedragingen en de consequenties daarvan.
Waarop is het motivatiemodel coach-sporter relatie (van Mageau & Vallerand) gebaseerd?
Op de self-determination theory (de drie psychologische basisbehoeften: competentie, verbondenheid, autonomie). Deze behoeften bepalen de motivatie.
- Welke drie factoren bepalen volgens het motivatiemodel coach-sporter relatie (van Mageau & Vallerand) het gedrag van de coach?
- Het gedrag van de coach kan vervolgens weer onderverdeeld worden in drie componenten. Benoem deze.
- Waarop heeft het coachgedrag invloed?
- Waartoe leidt het coachgedrag uiteindelijk?
- De persoonlijke eigenschappen van de coach, de context en de waarneming, het gedrag en de motivatie van sporters.
- Het gedrag van de coach kan onderverdeeld worden in: de structuur die de coach aanbrengt, de autonomie die de coach wel/niet aanmoedigd en de betrokkenheid van de coach.
- Het coachgedrag heeft invloed op de waarneming van competentie, autonomie en betrokkenheid van de coach door de spelers.
- Uiteindelijk leidt dit tot de intrinsieke en extrinsieke motivatie van de sporters.