Hoorcollege 7 Flashcards

1
Q

3 functies van speeksel

A

verteringsenzymen
bescherming, lubricatie en buffer
hormonen voor regulatie darmactiviteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 fase

A

cefale fase
gastrische fase
intestinale fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

cefale fase

A

voorbereiden op voedsel
feedforward via nervus vagus naar speekselklieren en de maag
100% aanmaak van het speeksel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gastrische fase

A

voedsel bevind zich in de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

intestinale fase

A

voedsel bevind zich in de darmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

2 soorten cellen en functies voor speekselproductie

A

acinaire cellen –> isotoon vloeistof maken
ductus cellen –> hypotoon speeksel maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ductus cellen functie

A

resorberen Na+ en Cl-, uitscheiden van HCO3- en K+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

secretiesnelheid ductus cellen effect

A

hoe hoger de secretiesnelheid, hoe isotoner het speeksel blijft, omdat er minder tijd is om Na+ en Cl- te resorberen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Regulatie speeksel productie

A

autonome zenuwstelsel, 100% cefale fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Regulatie speeksel afgifte

A

sympaticus, maar vooral parasympaticus stimuleren afgifte.
Sympathicus excitatoire, nier perse inhibitatoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Samenstelling speeksel (3 componenten)

A

mucines
enzymen
ionen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

functie mucines speeksel

A

zacht maken van voedsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

functie enzymen speeksel

A

lysozyme –> antibacterieel effect
vertering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

functie ionen speeksel

A

pH regulatie, vooral door aanwezigheid van buffers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cellen voor maagsapsecretie/productie (6)

A

slijmnapcellen, parietaalcellen, ECL-cellen, hoofdcellen, D-cellen, G-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

slijmnapcellen

A

mucus en HCO3-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

parietaalcellen

A

HCl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ECL-cellen

A

histamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoofdcellen

A

pepsinogeen/pepsine in de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

D-cellen

A

somatostatine

21
Q

G-cellen

22
Q

belangrijkste component maagsap

A

HCl (en H20)

23
Q

proces in parietaalcel

A

opname van H20 en CO2 uit het bloed om HCO3- en H+ te maken. H+ gaat naar het lumen, Cl- gaat tegenover HCO3- naar het lumen, H20 volgt de gradiënt en K+ gaat via de ATP pomp telkens in een cirkel. H+ en Cl- vormen HCl-

24
Q

functie HCl

A

denaturatie van eiwitten
toegankelijk maken voor pepsine
onschadelijk maken van micro-organismen

25
regulatie maagsapsecretie
neuraal endocrien paracrien
26
Neurale regulatie maagsapsecretie
ENS --> stimulatie parasympaticus, n. vagus (Ach) --> stimulatie
27
Endocriene regulatie maagsapsecretie
gastrine --> stimulatie
28
Paracrien
Histamine --> stimulatie Somatostatine --> remming
29
2 typen gastrine
G17 --> in de maag gemaakt , kleine halvewaardetijd G34 --> in het duodenum gemaakt, halvewaardetijd 40 minuten
30
Maagsapsecretie cefale fase
via zintuigelijke stimuli De Ach van N. vagus activeert de parietale cellen en G-cellen. De Ach en gastrine stimuleren de ECL-cellen. Deze produceren histamine, welke ook de pariëtaal cellen verder stimuleren.
31
Maagsapsecretie gastrische fase
via het vagovagale reflex wordt het ENS gestimuleert. Ook de aanwezigheid van nutriënten stimuleert de G-cellen. De Ach en gastrine stimuleren weer de ECL-cellen. Ook de aanwezigheid van aminozuren en peptiden stimuleren de G-cellen.
32
Maagsapsecretie intestinale fase
de aminozuren en peptide in de chymus in de darm stimuleren de G-cellen. De aminozuren en peptiden in het bloed stimuleren direct de pariëtale cellen.
33
Enterogastronen
stofjes ter voorkoming van maag- en duodenumzweren, stimuleren D-cellen
34
Feedback mechanisme te veel H+
Bij te veel H+ wordt de D-cel geactiveerd. Deze gaat stomatostatine produceren. Dit stofje remt de G-cel en ECL-cel, waardoor de gastrine en histamine dalen.
35
Receptor voor Ach
M3
36
Receptor voor gastrine
CCKb
37
Receptor voor histamine
H2
38
Receptor voor somatostatine
ST2
39
Receptoren op G-cel (2)
M3, ST2
40
Receptoren op ECL-cel (3)
M3, CCKb, ST2
41
Receptoren op D-cel (1)
CCKb
42
Receptoren op pariëtaal cel (4)
M3, CCkb, H2, ST2
43
S-cellen
secretine afgifte door lage pH in duodenum
44
Secretine
Remt maagzuursecretie en maaglediging stimulatie HCO3- secretie
45
K-cellen
GIP afgifte bij koolhydraten en vetzuren in duodenum
46
GIP
remmen zuursecretie + lediging maag
47
I-cellen
CCK afgifte bij vetten en eiwitten in duodenum
48
CCK
remmen zuursecretie en lediging maag stimulatie acinaire cel pancreas en galblaas contractie