Hoorcollege 16 (niet klaar) Flashcards

1
Q

fermentatie

A

voedingsstoffen opname uit ‘niet-verteerbare’ stoffen door symbiose met micro-organismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

onverteerbaar plantaardig deel

A

cellulose en hemicellulose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waarom zijn deze delen niet verteerbaar?

A

beta-D-glucose geeft starre binding, cellulase enzym om deze verbinding te knippen hebben hogere dieren niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voordelen symbiose voor micro-organismen (4)

A

geschikte leefomgeving
aanvoer van voedsel
tijd (langzame stroom)
afvoer van afvalproducten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voordelen symbiose voor dieren

A

afvalproducten van micro-organismen
micro-organismen zelf (alleen bij symbiose in voormagen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

microbiota per die wisselend afhankelijk van (5)

A

omgeving
voeding
genetica
pH, cel-oppervlakte etc.
medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

probiotica

A

micro-organismen met gunstige werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

prebiotica

A

voedingscomponenten die de groei van gunstige micro-organismen bevorderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

protozoa functies (3)

A

stabilisatie van ecosysteem
eten van bacteriën
dempen van schommelingen in de fermentatie bij krachtvoergift door opslag van zetmeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Eindproducten fermentatie anaeroob

A

lactaat, 2 ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Eindproducten fermentatie aeroob

A

vvz (acetaat, propionaat en butyraat), H2, CH4, CO2 en 4 ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

fermentatie anaeroob vormt … lactaat en vervolgens ….

A

2 lactaat –> proprionaat en acetaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

fermentatie aeroob vormt uit glucose … pyruvaat, pyruvaat vormt vervolgens of 2 …. of 2 ….

A

2 pyruvaat –> 2 acetyl coA of 2 succinaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

2 acetyl coA vormen

A

2 acetaat OF 1 butyraat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

2 succinaat vormt

A

2 propionaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Structuur acetaat

A

C2

17
Q

Structuur butyraat

A

C4

18
Q

Structuur propionaat

A

C3

19
Q

doel acetaat

A

ATP of vetzuursynthese

20
Q

doel butyraat

A

ATP of vetzuursynthese

21
Q

doel propionaat

A

via krebscyclus tot malaat naar de glycolyse

22
Q

Voordeel pregastrische fermentatie (2)

A

langere, efficiëntere fermentatie
dode bacteriën ook gefermenteerd

23
Q

Nadeel pregastrische fermentatie

A

verteerbare stoffen worden ook gefermenteerd

24
Q

Voordeel postgastrische fermentatie

A

normaal verteren van verteerbaar voedsel

25
Q

Nadeel postgastrische fermentatie (2)

A

kortere, minder efficiënte fermentatie
biomassa verloren in feces

26
Q

hoe meer hindgut, hoe….

A

… rijker het voedsel

27
Q

kwaliteit van micro-organismen

A

kunnen ammoniak (ureum) gebruiken om eigen eiwitten (NH4+) te maken

28
Q

Fermentatie gerelateerde ziekten (4)

A

pensacidose
tympanie
meteorismus
flatulentie/winderigheid