Hoorcollege 4 Flashcards

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leefstijl

A

alles wat je doet in jouw leven, kan positief of negatief zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fysieke activiteit

sedentary lifestyle

A

mensen minder fysiek activitiet nodig omte overleven of te werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

fysieke activiteit in nederland

A

geen enkele leeftijdscategoei egreik de nrom, 55 - 65 jaar bereikt de norm het vaakts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fysieke inactiviteit gelinkt aan

A

vroegtijdige door
- obisitas
- cholesterol
- diabestes en onstekkingen
- hart en vaatziekte
- kanker
- ouderdom: hoog risico op vallen en herstel langer
- verminderde stemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Fysieke activiteit is stress

A

beweging/ sporten activieert de fyisiologische korte-termijn stress respons (acute stress) het is gunstig om de stress response klaar te houden voor fighr of fligt

verbeter ant-tumor immuniteit (3x per week sporten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fysieke activiteit kan stressvol zijn

A
  • als je niet van sporten houd
  • intense langdurige beweding kan leiden tot chornische blootstelling aan stress, lijf tijd nodig om te herstellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fysieke activiteit kan stress laten afnemen

A
  • als je van sporten houd
  • psychosociale stress status moeten worden afgestomd op het type lichaamsbeweing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stress heeft effect op fysieke activiteit

A
  • zowel korte termijn als chronische geassocieer met lagere fysieke activiteit
  • mensen die van sporten houde effecten positief
  • mensen die beginnen met sporten en niet van houden effecten negatief
  • onderliggende mechnismes meet onderzoek nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hyperfagie

A

meer eten vanwege stress, 2/3 doet dat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

energie opslag en vrijlating

PNS

A

zorgt voor opslag van voeding/energie, de voedingstoofen worden opgeslagen in spieren en vetcellen
–> hier zorgt insuline voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

energie opslag en vrijlating

SNS

A

zorgt voor vrijlating van energie, zodat het ui de vetcellen en/of spieren wordt gehaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Proteine opslag en vrijlating

A

In je bloed: aminozuren
Opgeslagen: proteine
Gemobilseerd: aminozuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Zetmeel, suikers en koolhydraten opslag en vrijlating

A

In je bloed: Glucose
Opgeslagen: Glycogeen
Gemobilseerd: Glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vet opslag en vrijlating

A

In je bloed: verzuren en glycerol
Opgeslagen: triglycerides
Gemobilseerd: vetuzren, glycerol en ketone bodies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

energievrijlating stressor

SNS

A
  • insuline afscheiding omlaag, flucose blijft in bloed
  • glucocoticoiden gaan omhoog, effect insuline wordt tegegegaan
  • hormonen (glucocoticoiden, glucagon, epinephrine en norephineprine) omhoog, triglyceride afbreken vrijkomen in circulatoire systeem
  • dezelfde hormonen verminderen gycogeen naar glucose wat in bloedbaan komt
  • proteine die spieren niet nodig hebben worden aminozuren
  • aminozuren –> lever –> glucose –> meer energie
  • energie voornamelijk voor spieren
17
Q

addison disease

A

vermoeidheid, verlies lichaamshaar, prikkelbaarheid, gewichtsverlies, lage bloeddruk, verlangen naar zout

aandoening effect op stressrespons, beperking in energievrijlating

tekort aan glucocoricoiden

18
Q

shy-drager syndrome

A

bloedruk, hart ritme, blaas, motorisch systeem

aandoening effect op stressrespons, beperking in energievrijlating

ineadequate werking van adrenaline en noradrenaline

19
Q

Chronisch vermoeidheidsyndroom

A

stressrespons kan niet geactiveerd worden, kan zijn omdat we in onze maatschapij stress respons niet meer nodig hebben hij word lui

aandoening effect op stressrespons, beperking in energievrijlating

20
Q

eetlust

Glucocorticoiden

A

effect op eetlust, is langzaam, het wordt minder snel afgebroken dan CRH dus het is langer aanwezig heeft invloed op de eetlust

21
Q

adaptief stressrespons

eetlust onderdrukking

A

hoge levels CRH + lage levels glucocorticoiden (start stressor)

22
Q

adaptief stressrespons

stimulatie eetlust

A

lage levels van CRH + hoge levels glucocotioden (herstel)

23
Q

individuele verschillen stress

A
  • persoonlijkheid: andere perceptie
  • fysiologie: elke lichaam een andere sensiviteit van de organen om te werken met hormonen
24
Q

Hyperfagisch

A
  • hypersecretie van glucocorticoiden
  • verlangen naar zoetigheid
  • beperkende eters
  • emotionele eters
25
Q

Hypofagisch

A
  • niet volgen van dieet
  • normale glucocotoidesecretie tijdens stress
  • gezonde eetlust na stress
  • geen emotie-eter
26
Q

Visceraal vet

negatieve uitkomsten syndroom x

A

appeltje, glucocorticoiden hoog, insuline hoog –> hersteldase: buikvet

27
Q

Gluteaal vet

A

Peer, glucocortide hoog, insuline laag –> midden van stressor, geen opslag van energie

28
Q

Slaap belangrijke aspecten

A
  • herstellen van energie in het brein
  • misschien voor afname tempratuur in het brein
  • misschien om te dromen
  • probllemoplossingen te faciliteren
  • geheugen consolideren

als je niet in slaap kunt komen worde je flucocorioiden niveuas hoog

29
Q

slow wave sleep / diepe slaap

A
  • PNS actief
  • glucocortoide levels gaan omlaag
30
Q

REM slaap

A
  • SNS actief
  • glucocortioiden levels gaan omhoog
31
Q

slaapdeprivatie

A

stimuleert glucocortioidestrectie, nieveuas hoog blijven en energie van het brein afgrebroken wordt, effect op geheugen

32
Q

slaap rol als mediater tussen stress en…

A
  • geheugen
  • vruchtbaarheidsproblemen
  • cardiocasculaire ziektes
  • lage immuniteit
  • kanker
  • dood