Hoorcollege 3: Interpersoonlijke communicatie Flashcards

1
Q

Symbolisch interactionisme/Symbolic interactionism

A

“Zolang genoeg mensen denken dat het bestaat, dan bestaat het.”

  • Betekenis (meaning) wordt gecreëerd door interactie met anderen en door interactie
    met jezelf.
  • Symbolen vormen de essentie van deze theorie:
  • Mensen leren betekenis van symbolen
  • Passen de symbolen toen in interacties
  • Creëren daarmee met elkaar een symbolische wereld / een eigen realiteit
  • En vormen menselijk gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Thema symbolic interactionism: Mind

A

Het belang van betekenis (meaning) voor menselijke gedrag via communicatie
A. Mensen handelen op basis van de betekenis die ze anderen toedichten
Filmpje uit de slides: theorie is goed te zien, mensen kennen haar een bepaalde betekenis toe en handelen daar naar.
B. Betekenis wordt gecreëerd in sociale interactie (=shared field of experience)
Hoe je over iemand denkt en hoe je je moet gedragen
C. Betekenis wordt gewijzigd via een interpretatief proces.
Betekenis wordt eerst zelf bepaald (communicatief met zelf) en daarna gecheckt in sociale situaties
→ mogelijk door taal: symbolen waar we ongeveer dezelfde betekenis aan hechten

A. Language & mind
a. Language: een gedeeld systeem van verbale en non-verbale
symbolen
b. Language depends on significant symbols: symbolen met een
gedeelde betekenis
c. Door het gebruik van taal en interacties met anderen ontwikkelen we
mind
B. Mind creërt de sociale wereld en reflecteert erop
a. Mind → thought: inner conversation (intrapersonal)
b. Thought → role-taking: iets vanuit het perspectief van een ander bekijken (perspective taking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Thema symbolic interactionism: Self

A

Het belang van het zelf-concept
A. Identiteit wordt gecreëerd door interactie met anderen
Wat is eigen identiteit? individueel vs sociaal
B. Identiteit drijft gedrag → door self-interaction → self-fulfilling prophecy
Door: Roletaking, Looking glass self, Generalized other, pygmalion effect
C. The Pygmalion effect: mensen behandelen je op een bepaalde manier (op basis van wie ze denken dat je bent) en dan ga je je er naar gedragen (self-fulfilling prophecy). Die behandeling beïnvloed je identiteit (je gaat dit
geloven en past je daar aan).
→ Self: je voorstellen hoe je overkomt op anderen
A. Betekenis geef je door interactie met jezelf (thought) dit gebeurt door:
a. Role taking, Looking glass effect, Pygmalion effect, Generalized other
B. Mensen denken wat ze denken dat anderen denken. En handelen daarnaar.
C. Self heeft drie principes:
I. Nadenken voer hoe we overkomen op een ander;
II. Nadenken over iemand anders’ oordeel over ons
III. Ons goed en slecht voelen op basis daarvan
D. We leren onszelf kennen door de manier waarop anderen ons zien, behandelen en beoordelen
E. Self is een combinatie van I vs me: spontaan, impulsief, creatief (I) vs
reflectief, sociaal bewust (Me)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Thema symbolic interactionism: Society

A

De relatie tussen het individu en de maatschappij
A. Mensen worden beinvloed door de maatschappij, die gecreeerd wordt door
sociale interactie.
B. Identiteit ←→ Cultuur/maatschappij (dit heeft een interactie met elkaar).
→ Society: The web of social relationships that humans create
A. Individuen participeren in de maatschappij door vrijwillige bewuste
gedragingen
B. De maatschappij bestaat uit een web van gedragingen dat individuen continu
aanpassen
C. De maatschappij bestaat uit individuen
a. Particular others: individuen die belangrijk voor ons zijn
b. Generalized other: attitude van de sociale groep als geheel (geeft
informatie over rollen, regels en gedeelde attitudes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Coordinated Management of Meaning (CMM)

A

→ Persons-in-conversation construct their own social realities.
Gebaseerd op sociaal constructivisme: Realiteit wordt door mensen geconstrueerd…
→ zo worden ook sociale situaties door mensen geconstrueerd

Assumpties:
A. Mensen leven in communicatie
B. Conversatiepartners construeren hun eigen werkelijkheid door communicatie,
geven betekenis aan de interactie
C. Communicatie wordt gevoerd op basis van:
1. Personal meanings: dat wat je meebrengt
2. Interpersonal meanings: geconstrueerde werkelijkheid waar beide
partners het over eens zijn
D. Communicatie vindt plaats op basis van regels
E. Betekenis is hiërarchisch georganiseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

CMM hiërarchie

A

A. Content: symbolen (raw data) omzetten in
betekenis
B. Speech act (uiting): Boodschap die deel is van
een interactie
1. Kleinste betekenisvolle analyse-eenheid,
geeft intentie en betekenis weer
C. Episode: communicatieroutine met begin,
midden en eind (context)
D. Relationship: overeenkomst over relatie, hoe
mensen tegen elkaar zouden moeten praten
1. Mogelijkheden en grenzen
2. Begrip en gedeelde kennis over
kernconcepten
E. Life script (identiteit): huidige en eerdere episodes die
communicatieroutines beïnvloeden
vb. Attitudes, Eerdere ervaringen, Waarden
F. Cultural pattern: gedeelde betekenis vanuit (sub)cultuur
vb. Normen, regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

CMM loops

A

wederkerigheid tussen verschillende niveaus, die bepaalt of de interatie
soepel verloopt. (Vicieuze cirkel, repetitief, stuck)
A. Charmed loop: Regels en betekenisgeving zijn consistent in de loop, Tussen
de conversatiepartners en in de hiërarchie
B. Strange Loop: Regels en betekenisgeving veranderen in de loop, Tussen de
conversatiepartners en, De hiërarchie, Geen consistentie in de loop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

CMM regels

A

De coördinatie proberen mensen samen betekenis te geven aan een reeks
boodschappen (een episode) - Coördinatie bereik je door regels
A. Constitutve rules: Regels op hogere lagen (moreel, persoonlijk),
Organiseren communicatie in een bepaalde context, Helpen
conversatiepartners betekenis te geven
B. Regulative rules Specifieke regels voor gedrag gebonden aan episode,
Bepalen hoe conversatie verloopt
C. Conversatiepartners zijn het niet altijd eens over de regels
Regels bevinden zich op alle lagen, Is ook niet altijd nodig en kan ook niet
volledig bereikt worden. Soms nemen beide regels mee die niet handig zijn
oplossen is een uitdaging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

CMM conclusie

A
  • Conversatiepartners construeren hun eigen werkelijkheid door communicatie
    → zij geven betekenis aan de interactie
  • Betekenis is hiërarchisch georganiseerd: content, speech act, episode,
    relationship, identiteit, cultuur
  • Deze beïnvloeden de conversatie
  • Communicatie wordt geleid door regels
  • Theorie lijkt op SIT, maar is: Procesmatig, Praktisch, Kritisch
  • Dit model is om te kijken op welk niveau de communicatie misgaat en
    waarom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly