Hoofdstuk 8 Identiteitsontwikkeling Flashcards

1
Q

8.1
Wat is de belangrijkste vraag bij identiteit?

Wat is zelfconcept?

Wat is zelfwaardering?

Wat is baseline?
-Wat is barometer zelf?

Wat is zelfrepresentaties?
- Wat voor zelfpresentaties kunnen kleine kinderen maken? (8.2.2.)
- Wat voor zelfpresentaties kunnen adolescenten maken?

Wat bedoeld Erikson met ego identity? Wanneer ontwikkel je deze volgens Erikson?

Wat betekent identity capital?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

8.2

Wat is de looking glass theory van Cooley?
Wat is een ingebeeld publiek?
Wat is de reflected appraisals model?

Wat is het verschil tussen bovenstaande en onderstaande theorie?

Wat is het competentiemodel? Waar gaat deze vanuit?
Wat is self-efficacy volgend Bandura?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

8.3

De autoritatieve opvoedstijl leidt tot de meest positieve uitkomsten van zelfwaardering. Dit hangt samen met inductieve discipline, ofwel de waarom uitleggen.

Wat zijn de negen stadia van de ego-ontwikkelingstheorie van Loevinger? Wat staat centraal binnen deze theorie?
1. Presociale en symbiotische stadium
2. Impulsieve stadium
3. Zelfbeschermende stadium
4. Conformistische stadium
5. Zelfbewuste stadium
6. Verantwoordelijkheidsstadium
7. Individualistische stadium
8. Autonome stadium
9. Geïntegreerde stadium

Welke stadia kunnen met de zinnenaanvullijst in kaart worden gebracht en omschreven?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

8.4 identiteitstheorie

Binnen de identiteitstheorie van Erikson wordt het ontwikkelen van een identiteit als belangrijke taak tijdens de adolescentie beschouwd. Erikson zijn ideeën zijn door Marcia uitgewerkt.

Wat is identiteit?
Wat houden de vier statussen volgens marcia in?
1. Identity achievement status
2. Foreclosure status
3. Moratorium status
4. Identity diffusion status

Wat is een kritiekpunt op Marcia haar theorie, die Erikson wel ondervangt.

Meeus onderscheidt twee soorten exploratie, leg uit.
- Exploratie in de breedte
- Exploratie in de diepte

Volgens het contextueel ontwikkelingsmodel van Luyckx, Goossens en Soenens zijn er twee cycli
- Eerste cyclus: Formatie van bindingen, komen exploratie in de breedte en aangaan van binding voor.
- Tweede cyclus: evaluatie van bindingen komen exploraties in de diepte voor en identificatie met binding

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

8.5 Ontwikkeling van identiteitsvorm

Er vindt een ontwikkeling plaats van identity diffusion (geen binding) of moratorium stadium (verkennende bindingen) naar achievement status.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly