Hoofdstuk 1 Adolescentie in de levensloop Flashcards

1
Q

1.2 Adolescentie: een beschrijving

Wat betekent adolescentie?

Binnen de adolescentie wordt er om praktische redenen over leeftijdsgrenzen gesproken. Welke zijn dit?
-Wat is de vroege adolescentie?
-Wat is de midden adolescentie?
-Wat is de late adolescentie?

Wat betekent identiteit? Volgens welke psycholoog is dit de belangrijkste ontwikkelingstaak?

Wat is emerging adulthood?
Wat is quarterlife crisis?

A

Volledig: 10 - 23 jaar
Vroege adolescentie: 10-13 jaar
Midden adolescentie: 14-18 jaar
late adolescentie: 19-23 jaar

Emerging adulthood: letterlijke betekenis=ontluikende volwassenheid ofwel verlengde adolescentie. Dit zorgt voor een quarterlife crisis
Quarterlife crisis: moeite hebben om een plek binnen de volwassenwereld te vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

1.3 puberteit en adolescentie

Wat betekent puberteit?

Binnen de adolescentie wordt er vaak gezegd: ‘adolescentie begint in de biologie en eindigt in de cultuur’. Wat wordt hiermee bedoeld?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

1.4 Een moeilijke leeftijd?

Wat is storm and stress? Komen adolescenten hier goed doorheen?

Wat zijn volgens Steinberg drie aandachtspunten om te kunnen inschatten of er sprake is van een stoornis?
- Wat is life-course persistent?
- Wat is adolescence limited gedrag?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

1.5 Een ontwikkelingspsychologisch uitgangspunt

Welke fases worden karakteristiek voor de adolescentie gezien?

Wat zijn ontwikkelingstaken?

Spanjaard en slot maken onderscheid tussen verschillende ontwikkelingstaken. Noem er verschillende.

Binnen de ontwikkeling van de adolescent wordt er gesproken over continuïteit en discontinuïteit. Wat wordt hiermee bedoeld? Onderzoek Garmezy. (paragraaf 1.5.2.)
-Wat betekent plasticiteit?

Wat zijn life trajectories?

Waar kijkt de stroming ontwikkelingspsychopathologie naar? (paragraaf 1.5.3.)
Wat is dynamisch interacitonisme?

Caspi en Shiner onderscheiden drie manieren waarop kenmerken van de persoon samenhangen met de omgeving. Zij spreken van persoon-omgeving interactie. (paragraaf 1.5.4.) Welke zijn dit?
- Passieve interactie
- Evocatieve interactie
- Actieve interactie

Wat doet de epigenetica?
Binnen de epigenetica wordt bestudeerd hoe de werking van de genen kan veranderen, bijv onder invloed van de omgeving
-Wat is methylering?
aan-uitzetten van genen, zonder dat de structuur verandert.

Wat wordt er met diathesis-stress model bedoeld? En hoe verhoudt dit zich tot differential sesceptibility (individueel verschillende vatbaarheid)? Paragraaf 1.5.4.
- Wat is mediatie?
-Wat is moderatie?

A

continuïteit. vroegere ervaringen voorspellen het latere functioneren
Discontinuïteit. treden op als er sprake is van koerswijzigingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly