Hoofdstuk 12 Leeftijdgenoten Flashcards
12.1 De rol van leeftijdgenoten
Bij leeftijdgenoten gaat het niet noodzakelijk om dat zij exact dezelfde leeftijd hebben, maar op hetzelfde sociaal, emotioneel en cognitief niveau functioneren.
12.2. Kenmerken van vriendschappen
Waar wordt een vriendschap door gekenmerkt?
Wat is het verschil tussen wederkerige en unilaterale vrienden?
Waar sluit de homophily hypothesis bij aan?
Wat veronderstelt de interpersoonlijke theorie van ontwikkeling van Sullivan?
Wat veronderstelt de theorie van interpersoonlijk perspectief nemen van Selman?
Wat is het verschil tussen jongens en meiden vriendschappen?
12.3 Effecten van vriendschap
Wat zijn effecten van vriendschappen? Hier is onderzoek naar gedaan.
Positieve effecten op sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling Echter, kan het ook tot negatieve effecten leiden.
Wat is self-disclosure?
12.4 Vriendengroepen
Vriendengroepen zijn vaak horizontaal, gebaseerd op conformiteit en sommige adolescenten hebben meerdere vriendengroepen (20a30% van de adolescenten heeft dit).
De invloed van vriendengroepen wordt door twee factoren bepaald. Welke zijn dit?
Wat is deviantietraining?
In nederland zijn twee aspecten belangrijk bij vriendschappen tussen andere etniciteiten. Welke zijn dit?
12.5 Groepsprocessen
Twee processen kunnen onderscheiden worden binnen elke groep:
1. Sociale acceptatie, leg uit
2. Sociale verwerping, leg uit
Wat is sociale status?
Newcomb en Bukowski onderscheiden vijf sociale statusgroepen op school:
1. Populaire adolescenten
2. Verworpen adolescenten
3. Genegeerde adolescenten
4. Controversiële adolescenten
5. Gemiddelde adolescenten.
De verworpen adolescenten kan nog in twee subgroepen worden verdeeld. Welke zijn dit? Zie samenvatting Aniek
12.5.3. Pesten
Bij welke leeftijd komt pesten het meest voor?
Hoeveel % wordt gepest en hoeveel % pest er?
Welke rollen zijn er nog meer naast dader en slachtoffer?
Er is onduidelijkheid over causaliteit bij pesten, omdat het meerdere oorzaken kan hebben.
12.6 Ouder-adolescentrelatie
Harris stelt dat ouders geen invloed op de lange termijn hebben en ervaringen binnen school en vriendengroepen invloed hebben op socialisatie en ontwikkeling.
Er zijn twee invalshoeken die worden belicht.
1. Benadrukt verschillen in functie en betekenis van ouders en leeftijdgenoten
2. Legt nadruk op overeenkomsten
Interpersoonlijke theorie van Sullivan (al eerder voorgekomen). Hierin bieden verschillende relaties verschillende contexten voor ontwikkeling
- Sociale behoeften vervullen
- Adolescenten streven naar toenemende mate van autonomie en eigen identiteit ontwikkelen
Gehechtheidstheorie (tweede invalshoek). bieden de vroege ouder-kindrelaties de basis voor het begrip dat kinderen/adolescenten hebben va sociale relaties en dus hun vriendschappelijke relaties
Bowbly (zie samenvatting Aniek)
- Wat is veilig gehecht?
- Wat is onveilig gehecht?
Sociale interactie of coercive model van Dishion veronderstelt dat delinquentie primair wordt beinvloed door ouders als vrienden.