HOOFDSTUK 8 Flashcards

mineralen en spoorelementen

1
Q

minerale elementen

A

= anorganisch materiaal dat achterblijft na verassing van de organische matrix van een voedingsmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

minerale behoefte

A

= meer dan 100 mg/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sporenelementen behoefte?

A

= enkele µg tot mg/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

essentiële mineralen en sporenelementen

A

= anorganische elementen die een essentiële fysiologische functie in het lichaam vervullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

mineralen?

A

calcium, magnesium, natrium, kalium, fosfaat, sulfaat en chloor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sporenelementen

A

ijzer, zink, koper, selenium, jood, Cobalt, mangaan, chroom, fluor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

functies van mineralen?

A

handhaving van lichaamshomeostasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

functies van sporenelementen?

A

katalysator van enzymsystemen
stabilisator van celmembranen
specifieke functies voor specifiek spoorelement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

belang van absorptie

A

= hoeveelheid nutriënt dewelke wordt geabsorbeerd en aangewend voor normale lichaamsfuncties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

alkalimetalen:
- voorkomen
- oplosbaarheid
- absorptie

A

ion
hoog
hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

halogenen:
- voorkomen
- oplosbaarheid
- absorptie

A

ion
hoog
hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aardalkalimetalen:
- voorkomen
- oplosbaarheid
- absorptie

A

ion/ anorganisch zout gebonden
variërend
variërend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

fosfor/seleen
- voorkomen
- oplosbaarheid
- absorptie

A

gebonden/ oxy-anionen
P = variërend en Se = goede oplosbaarheid
P = variërend en Se = goede absorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

transitiemetalen:
- voorkomen
- oplosbaarheid
- absorptie

A

gebonden
lage oplosbaarheid
lage absorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

extrinsieke (voedings)factoren

A
  • synergistische effecten
  • antagonistische effecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

synergistische effecten?

A

= bepaald component in voedsel zal de opname van het mineraal/sporenelement bevorderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

antagonistische effecten?

A

= tegenwerken
- kan door complexvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

deficiëntie definitie?

A

= toestand waarbij een tekort bestaat aan het essentieel element, waardoor bepaalde elementafhankelijke functies niet optimaal kunnen worden uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Natrium
- wat?
- behoefte
- ADH
- waar zit het in?

A

= zout = belangrijk extracellulair kation (<-> extracellulair anion is Cl)
- behoefte zout = onder 500 mg/dag
- ADH Na = 600 - 2000 mg
- weinig in natuurlijke voedingsmiddelen <-> rijkelijk in industrieel bereide producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

kalium
- wat?
- functies
- ADH

A

= belangrijkste intracellulair kation (<-> intracellulair anion = HPO42-)
- ADH 3 - 4 g/dag
- functies = handhaven osmotische druk in lichaamsvloeistoffen + anabolisme + hartfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

toxiciteit van hyperkaliëmie?

A

Kalium verlies uit de cel stijgt
Kaliumexcretie thv de nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hypokaliëmie?

A

= zelden nutritioneel, eerder pathologie
- tgv diuretica, tgv stijging in renaal verlies
- tgv diarree
- lichte tot matige hypokaliëmie = asymptomatisch
- spierzwakte, moeheid, spiernecrose, hartritmestoornissen

23
Q

Magnesium
- waar?
- functie?
- ADH
- toxiciteit

A
  • 50% gebeente, 25% spieren, rest in zenuwstelsel en organen
  • co-factor van aantal enzyymsystemen
  • ADH vrouw = 300mg, man = 350 mg
  • hypermagnesmie = Mg-bevattende geneesmiddelen en nierinsufficiëntie
24
Q

deficiëntie magnesium?

A

zeldzaam bij gezonde volwassenen
soms bij oudere, chronisch zieke patiënten
- vaak samen mt hypokaliëmie, hypocalcemie
- spierkrampen
- hartritmestoornissen

25
Q

fosfor
- wat?
- waar?
- functies?
- ADI HGR
- ADH
- deficiëntie

A

= intracellulaire anion = H2PO4
- 80 - 85% zit in skelet, tanden = fosforcalciumzouten
- skeletopbouw, zuurbase-evenwicht, opbouw nucleïnezuren, opbouw energierijke verbindingen
- inname van 1 - 1,5 g/dag
- ADH = 800 mg/dag
- deficiëntie = leidt tot osteomalacie

26
Q

Calcium
- waar?
- ADH
- absorptie

A
  • 99% van lichaamscalcium zit in het bot
  • ADH = 950 mg/dag (zeker 60+ers, zwangeren, post-menopauze)
  • verteringsfase +absorptiefase
27
Q

verteringsfase

A

= Ca2+ moet verteerd zijn en in oplossing

28
Q

absorptiefase

A

= actieve en passieve route
- paracellulair
- transcellulair

29
Q

paracellulair route van Ca

A

= transport van Ca2+ tussen de cel
- langs gehele darm, geen regulatie, electrochemische gradiënt, passief, belangrijkste route bij zuigelingen

30
Q

transcellulaire route van Ca

A

= transport van Ca2+ doorheen de cel
- duodenum en jejunum
- regulatie van vitamine D, verzadigbaar
- actief proces
- bij pasgeborenen minder van belang

31
Q

calciumhomeostase

A
  • geregeld door hromonen
  • te lage concentratie in serum = parathyroïdehormoon wordt gesecreteerd = vrijstellen van Ca in verschillende routes
  • te hoge concentratie in serum = calcium calcitonine = remming van osteoclasten, meer Ca uitscheiden
32
Q

osteoporose?

A

= botontkalking
= demineralisatie van bot = lage botmassa en verstoring samenhang van het bot
= vanaf 45j, vrouwen, botresorptie > botvorming

33
Q

osteoporose
- suppletie van vitamine D/Ca in preventie/behandeling

A

ADI vitamine D = 20 µg/dg of 800 eenheden
ADI calcium = 950 mg/dag

34
Q

toxiciteit van calcium?

A

= meer dan 2,5 g
= hypercalciëmie, nierproblemen

35
Q

ijzer
- aangerade hoeveelheid?
- in plasma
- voedselbronnen?

A
  • 4 - 5 mg ijzer voor volwassenen
  • in plasma = transferrine (30 - 40% saturatie)
  • dierlijkebronnen + plantaardige bronnen
36
Q

redoxsysteem van Fe?

A

oxidatie = Fe2+ -> Fe3+
reductie = Fe3+ -> Fe2+
Fe3+ = ferri-ijzer
Fe2+ = ferro-ijzer

37
Q

transcellulaire absorptie?

A
  • actief proces
  • opname van haem
  • opname van niet-haem
  • opslag in cel = ferritine
  • passage celmembraan via transporteiwitten en binding aan transferrine
38
Q

paracellulaire absorptie?

A
  • passieve diffusie
  • bij hoge intraluminale concentratie = niet zo van belang behalve bij hoge concentratie
39
Q

DMT 1

A

= divalent metaal transporter 1 eiwit
= neemt Fe2+ op
- vormt ferritine
- gaat naar basolaterale membraan

40
Q

Dcyt b

A

= duodenaal cytochroom B
= specifiek membraaneiwit dat Fe3+ reduceert tot Fe2+

41
Q

Fe-absorptie

A

= transcellulaire route
= verschil tussen heem en niet-heem ijzer

42
Q

ADH ijzer
- man
- vrouw

A

man = 9 mg
vrouw = 15 mg (post-menopausaal = 9mg)

43
Q

deficiëntie Fe

A

ferriprieve anemie = komt regelmatig voor
- fase 1 = sideropenie
- fase 2 = latent Fe-gebrek
- fase 3 = anemie

44
Q

toxiciteit ijzer?

A

= sterke toename = vrij sterk = toxisch
- UL = veilige inname voor gezonde volwassenen = 45 mg/dag
- Ca2+ kan ook interfereren met absorptie van ijzer

45
Q

zink
- regeling?
- hoeveelheid?

A

= goed homeostatisch geregeld qua opname = geen voorraadplaats aanwezig
- 1,5 - 2,5g Zn in volwassenen

46
Q

Zink: ADH vrouw en man?

A

voruw = 8 mg
man = 11 mg
= zinkstatus is efficiënt geregeld thv absorptie en excretie

47
Q

deficiëntie zink?

A

fase 1 = marginale deficiëntie
fase 2 = deficiëntie
fase 3 = ernstge deficiëntie

48
Q

toxiciteit van Zink?

A

> 50 mg/dag = daling erythocytair SOD
100 - 300 mg/dag = serum Cu-gehalte daalt en HDL daalt

MTI = 25 mg/dag

49
Q

koper
- functies
- ADH

A

co-factor van verschillende oxidatie-enzymen + vorming bindweefsel, bot en bloedvaten + ijzermetabolisme

ADH man = 1,7 mg, vrouw = 1,2 mg

50
Q

interacties met metaalionen (koper)

A

= antagonisme Cu-Zn
- Zn-inname stijgt sterk
- inductie an Cu-deficiëntie
- Zn/Cu verhouding = 10/1
- extra Cu aanvoeren

51
Q

jodium
- hoeveelheid
- functies
- ADH

A
  • 15 - 20mg volwassenen (75 - 80% in schildklier)
  • essentieel in de structuur van schildklierhormonen en trijodothyronine
  • ADH = 150 µg/dag
    -> zwangeren = +200 µg/dag
52
Q

jodium deficiëntie?

A

minder T4 = stimulatie van thyroïd
- goiter, hypothyroidie
- toename in foetale mortaliteit en kindersterfte
- daling in vruchtbaarheid
- cretinisme = irreversibele mentale retardatie
- adequate joodvoorziening = hersenontwikkeling !!!!!!!!!

53
Q

seleen
- hoeveelheid
- functies
- vorm van voorkomen
- ADH

A
  • 30 mg in volwassenen
  • cofactor van glutathionperoxidase
  • in voedsel = anorganisch Se (SeO32- en SeO42-)
  • ADH = 70 µg/dag