HOOFDSTUK 4 Flashcards

1
Q

vetten
- aggregatietoestand
- rijk aan …
- smeltpunt

A
  • vast bij 15°C
  • verzadigde vetzuren
  • hoog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

oliën
- aggregatietoestand
- rijk aan …
- smeltpunt

A
  • vloeibaar bij 15°C
  • onverzadigde vetzuren
  • laag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

triglyceriden zijn …

A

esters van glycerol met 3 vetzuren

  • vetzuren = variërende ketenlengte: tussen 4 - 24 C’tjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

palmitinezuur

A

C16:0
verzadigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oliezuur

A

C18:1
omega-9
mono-onverzadigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

linolzuur

A

C18:2
omega 6, 9
poly-onverzadigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

alfa-linoleenzuur

A

C18:3
omega 3, 6 en 9

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

archidonzuur

A

C20:4
omega 6
poly-onverzadigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

EPA

A

C20:5
omega 3
poly-onverzadigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

DHA

A

C22:6
omega 3
poly-onverzadigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

essentiële vetzuren

A

= we kunnen deze zelf niet synthetiseren. We zijn wel instaat om vanuit deze vetzuren anderen om te vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

elongase-enzymen

A

= ketenverlenging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

desaturase enzymen

A

= bijkomende dubbele bindingen invoeren richting carbonzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

semi-essentiële vetzuren

A

= we kunnen deze synthetiseren indien de juiste essentiële vetzuren aanwezig zijn

= AA, EPA, DHA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

fosfolipiden

A

= glycerolbackbone met 2 vetzuurstaarten en polaire kop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

functies van lipiden

A
  • energievoorziening
  • structuur
  • energie-opslag
  • metabole processen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

PUFAs

A

= beïnvloeden van cholesterolspiegels, minder verzadigde vetzuren

= positief effect op LDL (daalt)
= onverzadigde vetzuren zijn beter in het voorkomen van hart- en vaatziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

essential fatty acids

A
  • prostaglandinemetabolisme
  • membraanfluïditeit
  • structureel membraanneuronen

=> toediening bij zwangerschap, zuigelingen, prematuren

18
Q

belang van precursoren van eicosanoïden

A

= moleculen die in het lichaam gevormd worden en die een belangrijke mediator zijn en een signaal-rol kunnen spelen in verschillende processen

19
Q

COX

A

= cyclooxygenase enzyme

20
Q

LOX

A

= lipooxygenase enzyme

21
Q

functie van COX en LOX

A

=> onze vetzuursubstraten omzetten naar eicosanoïden
(= prostaglandines, leukotrienen en tromboxanen)

22
Q

uit linolzuur door:
COX ->
LOX ->
TXA2 ->

A

COX = prostaglandines
LOX = leukotrienen
TXA2 = tegen vormen van stolsel

23
Q

eicosanoïden uit omega 3

A

= anti-inflammatoir, anti-aggregatie en vasodilatatie
= BD verlagen

24
Q

eicosanoïden uit omega 6

A

= pro-inflammatoir, pro-aggregerend en vasoconstrictie

25
Q

essentie van mediterraan dieet?

A

beweging
water
3x fruit
400g groenten
volle graanproducten
handje noten
olijfolie

26
Q

wat zijn transvetzuren

A

= onverzadigde vetzuren waarvan minstens 1 dubbele binding in de trans-configuratie staat

27
Q

industrieel gevormde trans-vetzuren

A
  • hydrogenatie-reactie van plantaardige oliën
  • dubbele bindingen - enkele bindingen
  • volledige hydrogenatie = alle dubbele bindingen omzetten naar enkele bindingen
28
Q

hoe meer transvetzuren aanwezig zijn, …

A

hoe groter het effect

LDL stijgt
HDL daalt

= verhoogd risico op hart- en vaatziekten

29
Q

wat is het peroxidatiegetal?

A

= getal dat een maat is voor de kwaliteit van de olie

30
Q

peroxidatieproces bestaat uit 3 reacties

A
  • initiatie
  • propagatie
  • terminatie
31
Q

wat gebeurt er in de initiatiestap?

A
  1. CH2 verliest een H’tje aan HO* (radicaal)

Het gevormde radicaal in het vetzuur kunnen we stabiliseren via de dubbele binding -> peroxidatie met O2

  1. Door de aanwezigheid van zuurstof => peroxylradicaal = radicaal kan reageren met intacte vetzuren
32
Q

wat gebeurt er in de terminatiestap?

A

Peroxylradicaal kan weg-reageren met andere actieve methyleen in dezelfde molecule
=> cyclische endoperoxide = niet erg stabiel => gaat fragmenteren
= vetzuur valt uiteen: in ketonen en aldehyden

33
Q

E nummer van anti-oxidanten?

A

300 - 399

34
Q

BHT
BHA

A

= butylhydroxytolueen
= butylhydroxyanisol

35
Q

linguaal lipase

A

= mond en slokdarm

36
Q

wat doen galsappen?

A

galsappen = fosfolipiden
= emulgatoren

37
Q

exogeen transport

A

vetten worden aangevoerd vanuit voedsel richting de lever

38
Q

endogeen transport

A

vetten van lever naar perifere weefsels

39
Q

totale bloedscholesterol

A

= 1,3(2S - P) + 1,5Z

S = verzadigde vetzuren
P = poly-onverzadigde vetzuren
Z = √(voedingscholesterol )

40
Q

cholesterol-excretie =

A

= voedingscholesterol + endogene cholesterol

41
Q

Te hoge LDL?

A

= cholesterol afzetten
= bloedvatverkalking

42
Q

voedingsaanbeveling voor vet?

A

20 - 30% van energiebehoefte = vet

43
Q

voedingsaanbeveling voor verzadigde vetzuren?

A

minder dan 10% van totale energiebehoefte