HOOFDSTUK 1 + 2 + 3 Flashcards
voedselleer?
= het onderzoek van de levensmiddelen zelf (samenstelling)
voedingsleer
wat ons lichaam met de voedselcomponenten doet
nutriënten
= voedselcomponenten en voedingsstoffen die door het lichaam kunnen opgenomen worden en nodig zijn voor de groei en het leven/metabolisme
waarvoor zijn de levensmiddelen essentieel?
- structurele aanpassingen en groei
- energie-voorzieningen
- metabolisme
genotmiddelen
= niet noodzakelijk om de mens in leven te houden
essentiële nutriënten?
= nutriënten die de mens zelf niet kan aanmaken
macro-nutriënten
= energie leveren
= nutriënten die we in grote maten aanvoeren elke dag
- koolhydraen
- lipiden
- proteïnen
- waterm
micro-nutriënten
= leveren geen energie
= nutriënten die in veel kleinere hoeveelheden in de voeding aanwezig zijn
- vitamines
- mineralen
- spoorelementen
micro-nutriënten en energievorming?
Micro-nutriënten gaan we niet rechtstreeks verbranden voor energie-vorming. Ze worden omgevormd tot cofactoren die belangrijk zijn in biochemische pathways voor de vorming van energie
nevenbestanddelen
= voedingsmiddelen waaraan additieven aan toegevoegd zijn
= geen nutrionele rol
HGR?
= hoge gezondheidsraad
-> maken voedselaanbevelingen
AR?
= average requirement
= gemiddelde behoefte
ADH
= aanbevolen dagelijkse hoeveelheid
RDA
= recommended dietary allowance
PRI
= population reference intake
LTI
= lowest threshold intake
= minimumniveau, als je hieronder zit ga je de homeostase niet meer in stand kunnen houden
wat is de energie-inhoud?
1 kcal = 4184 kJ
energiebalans
Einname = Everbruik
energiebehoefte
de hoeveelheid energie die voldoende is om het lichaam te voorzien in verbruik bij ‘gezonde’ lichaamsomvang en lichaamsbouw, met voorziening voor economische en sociale lichaamsactiviteit.
het instant houden van het lichaam en de werk en niet-werk activiteiten daarrond
BMI
= body mass index
= gewicht vd persoon in kg/lengte²
BMI < 18,5
ondergewicht
BMI tussen 18,5 - 24,9
streefgewicht
BMI tussen 25 - 29,9
overgewicht
BMI > 30
BMI > 40
obesitas
morbide obesitas
diepvisceraal vet
= abdominaal vet
= vet specifiek thv de buik
= hoger gezondheidsrisico dan wanneer vet verspreid wordt over het hele lichaam
rustmetabolisme
= basal metabolic rate
= 60 - 75% van totaal energieverbruik
= energie die een persoon nodig heeft om het lichaam normaal te laten functioneren
lean body mass
= vetvrije massa
= spiermassa
= actieve celmassa
LBM (berekening)
gewicht - vetfractie
postprandiale thermogenese
= 7 - 13%
= de energie nodig voor voedsel te transporteren, vertering en verwerking van voeding
thermic effect of activity
= de energie nodig om de fysieke activiteit te kunnen doen dalen
= hangt af van dag tot dag
= variabel: 15 - 30%
wat omvat het energie-verbuik
- basaalmetabolisme
- postprandiale thermogenese
- energie fysieke activiteit
- energie verbruik door weefselsynthese en melkproductie
totale energiebehoefte voor een dag
EN = PAL x BMR
PAL = physical activity level
= totale energiebehoefte/BMR
BMR = basaalmetabolisme rate
streefwaarde voor PAL volgens WHO
= 1.75
belang van de energiebalans? (op lange termijn)
- overmaat van 50 kcal/dag
= niet direct een probleem - na 10 jaar = 27 kg toename
perifere controle van gastro-intestinaal stelsel
- positieve feedback
-> orosensorische stimuli
-> voedselinname stijgt
-> Ghreline - negatieve feedback
-> verzadigingsgevoel
-> cholecystokinine
Ghreline
= eetlustopwekkend
= preprandiaal stijgen van plasmaspiegels
eetlust stijgt, voedselinname stijgt
cholecystokinine
= in de darm
= chemoreceptoren stimuleren
= zorgt voor verzadigingsgevoel
= voedselinname daalt
perifere controle van de pancreas
- negatieve feedback
-> vrijgave glucagon, insuline, amyline
= voedselinname daalt
perifere controle van vetweefsel
leptine = adipokine
= centraal verzadigingsgevoel opwekken
centrale controle
- orexigene peptiden
= stimuleren voedselinname
= NPY, AgRP - anorexigene peptiden
= inhiberen voedselinname
= (alfa-MSH)
NPY
AgRP
= neuropeptide
= Agouti-related protein
alfa-MSH
= alfa-melanocyte-stimulating hormone
controle voedselinname bij obesitas
- negatieve feedbacksysteem werkt niet optimaal
- obesitas heeft al veel insuline/leptine
- sterke orosensorische positieve feedback
cognitieve verzadiging
= ontwikkelen van nieuwe controlemechanismen
= gelegenheid, samen eten, ervaringen met de keuken, decor, restaurant
oro-sensorische verzadiging
= smaak, geur, textuur, aanblik,..p
post-prandiale verzadiging
signalen uit maagdarmkanaal na voedselinname
postabsorptieve verzadiging
= insuline en leptine
energie aanbreng van voedsel
= verschil tussen beschikbare hoeveelheid energie van een levensmiddel en bruikbare hoeveelheid energie
nutritionele energie
= metaboliseerbaar
= hoeveelheid energie die dat levensmiddel werkelijk aan het lichaam geeft
experimentele energie
= beschikbaar
= het voedingsmiddel steek je in de Bom calorimeter en kijk wat je over hebt
hoeveelheid kcal/g eiwit
4 kcal/g
hoeveelheid kcal/g vet
9 kcal/g
hoeveelheid kcal/g beschikbare koolhydraten
4 kcal/g
hoeveelheid kcal/g voedingsvezel
2 kcal/g
hoeveelheid kcal/g alcohol
7 kcal/g
hoeveelheid kcal/g polyolen
2,4 kcal/g
hoeveelheid kcal/g organische zuren
3 kcal/g