hoofdstuk 8 Flashcards
Automatische bewegingen worden bestuurd door
de centrale patroongeneratoren (CPG).
Een reflex is het gevolg van
spiercontracties die door rechtstreekse koppeling tussen de zintuiglijke prikkel en het motorische commando worden opgewekt.
spinale reflexen
wanneer de koppeling van sensorische input aan motorische output over het ruggenmerg loopt,
excretorische of seksuele responsen worden gestuurd door
spinale reflexbogen
kniepeesreflex
een eenvoudige terugtrekreflex, die wordt veroorzaakt door de spinale verbindingen tussen sensorische en motorische neuronen.
Bij complexe, bewuste bewegingen zorgen de hersenen voor de initiatie en de integratie van de spiercontracties.
- de laterale,
- en de ventromediale groep.
De laterale groep bestaat uit twee banen die uit de motorische cortex ontspringen,
- de tractus corticospinalis,
- en de tractus corticobulbaris,
piramidale systeem
speelt een centrale rol in bewuste, complexe bewegingen.
reciproque circuit
dat wil zeggen dat impulsen vanuit de cortex naar de basale ganglia gaan en weer terugkeren (corticostriatale lus).
De ziekte van Parkinson wordt veroorzaakt door
de degeneratie van de dopaminerge neuronen in de substantia nigra
de ziekte van Huntington wordt veroorzaakt door
neurodegeneratie in het striatum.
De belangrijkste cel van de cerebellaire cortex is
Purkinje-cel, een neuron met een uitzonderlijk groot aantal vertakte dendrieten.
Het cerebellum bestaat uit twee hemisferen
- een centraal gebied (vermis)
- en een zogenaamde flocculonodulaire kwab.
Een skeletspier is opgebouwd uit parallelle bundels, die bestaan uit lange, spoelvormige cellen
spiervezels
via ….. en …. zijn dwarsgestreepte spieren bevestigd aan de beenderen van het skelet.
bindweefselbladen (aponeurosen) en pezen
Elke spiervezel wordt slechts door x aantal motorneuronen bezenuwd,
1
sarcolemma
Het celmembraan van een spiervezel
sarcoplasma.
het cytoplasma
Het postsynaptische membraan, de zogenaamde motorische eindplaat, bevat
icotinische acetylcholine receptoren.
contractie
De calciumionen in het sarcoplasma zorgen ervoor dat myosine en F-actine in elkaar schuiven en de spier korter wordt
Wanneer een spier samentrekt
schuiven de dikke filamenten (myosine) en het dunne F-actine (G-actine, tropomyosine en troponine) in elkaar. I
in rust
blokkeren draden van tropomyosine en troponine de bindingsplaatsen op het G-actine, waardoor interactie tussen G-actine en de kopjes van het myosine onmogelijk is.