Hoofdstuk 7 Flashcards

1
Q

Autocratisch leiderschap

A

de medewerkers worden niet betrokken bij de besluitvorming. de autocratische leider neemt de beslissingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

participerend leiderschap

A

de leider geeft de werknemers de ruimte (bijv werkoverleg) bij het nemen van beslissingen en het uitvoeren daarvna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

democratisch leiderschap

A

er is geen leider. de beslissingen worden door de groep genomen, waarbij de verschillende groepsleden een gelijkwaardige positie innemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

instruerende stijl

A

een leider geeft zeer specifieke en gedetaileerde instructies en controleert nauwgezet of deze worden uitgevoerd. er is een hoge mate van taakgerichtheid en een geringe mate van relatiegerichtheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

overtuigende stijl

A

lijkt op instruerende stijl, maar biedt meer ruimte aan de werknemers. de leider stuurt nog steeds strak op basis van instructies maar hij licht deze wel toe en past ze evt aan als hij dat nodig vind van evt op- en aanmerking van de werknemer.er is een hoge mate vaan taakgerichtheid en relatiegerichtheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

overleggende stijl

A

biedt de medewerker nog meer ruimte. beslisingen worden genomen in overleg tussen de leider en de werknemer. hierbij is er relatief weinig taakgerichtheid maar daarentegen veel relatiegerichthei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

delgerende stijl

A

de verantwoordelijkheid voor het nemen van beslissingen en de wijze waarop het beoogde resultaat behaald wordt (bijna) geheel aan de werknemer zelf overlaten. Hierbij is er een hoge mate van taak- en relatiegerichtheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

forming

A

de groep start als een verzameling van losse individuelen dir aarzelend proberen een groep te vormen. hierbij ontstaan er interactiepatronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

storming

A

de groepsleden beginnen zich te realiseren hoeveel werk er te verzetten valt en dat kan leiden tot paniekreacties. Er worden nu gesprekken gevoerd over wat de taakverdeligng precies inhoudt, maar er is nog weinig sprake van echte samenwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

norming

A

de groepsleden beginnen te wennen aan de samenwerking. de weerstand is weg, ze beginnen elkaar aan te vullen en er is sprake van echte samenwerking ipv strijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

performing

A

de onderlinge verhoudingen en verwachtingen zijn in deze fase gevestigd en er wordt gepresteerd. De groep is nu een echt team en er is duidelijke voruitgang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vermijden

A

Weinig nadruk gelegd op zowel andermans als eigen belang. Kan effectief zijn bij een gebrek een informatie of onbelangrijke beslissingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Domineren

A

Weinig nadruk gelegd op andermans belang en veel nadruk op eigen belang. Effectief wanneer weinig tijd voor overleg en bepaalde resultaten beslist moeten worden gehaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Toegeven

A

Wordt veel nadruk gelegd op andermans belang en weinig nadruk op het eigen belang. Vaak voorkomen bij personenecultuur waarin professionals werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Samenwerken

A

Wordt veel nadruk gelegd op zowel andermans als eigen belang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Brainstorming

A

Iedereen mag roepen wat hij wil, hoe gek, raar of onrealistisch het ook lijkt. Pas in een latere fase wordt gekeken naar de haalbaarheid ervan.

17
Q

Lateraal denken

A

Denken op een andere wijze dan normaal. Bestaande ideeën, werkwijzen, denkwijzen en paradigma’s worden zoveel mogelijk verlaten om langs nieuwe paden op verrassende inzichten en ideeën te komen.

18
Q

Beslissingsboom

A

Een model waarin verschillende scenario’s in chronologische volgorde worden uitgewerkt. Bij elk scenario hoort een te verwachten uitkomst.

19
Q

Besslingsmatrix

A

Biedt de mogelijkheid om verschillende alternatieven met elkaar vergelijken op basis van een aantal criteria. Aan elke wordt een wegingsfactor toegekend.