Hoofdstuk 7 Flashcards

1
Q

wat zijn de 4 basiselementen dat experimenten moeten bevatten?

A
  1. manipulatie
  2. meting
  3. vergelijking
  4. controle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de experimentele onderzoeksstrategie

A

This research strategy aims to establish a true relationship between the Independent variable and the dependent variable by providing high controls on extraneous variables.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het derde-variabele probleem?

A

Toevallig i.p.v. causaal

=relatie tussen 2 variabelen is geen causale relatie en er is dus mogelijk een derde variabele verantwoordelijk voor de geobserveerde relatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het probleem van directionaliteit?

A

Wat veroorzaakt wat?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke twee basiselementen zijn onderscheidend voor experimentele onderzoeksstrategieen?

A

manipulatie en controle zijn uniek voor experimentele onderzoeksstrategieën en helpen ons verschillende experimentele onderzoeksstrategieën te onderscheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de twee doelen van manipulatie?

A

DOEL 1: De richting van de relatie bepalen (lost probleem van directionaliteit op)
o Om dit te doen manipuleer je een van de variabelen en kijkt of het een invloed heeft op de andere
variabele – als de manipulatie van de variabele een invloed heeft op de andere dan heb je de richting.

DOEL 2: Invloed van andere variabelen controleren (lost (deels) probleem van derde variabele op)
o Actief onafhankelijke variabele manipuleren i.p.v. passief onafhankelijke variabele meten – je bent dan
dus zelf verantwoordelijk voor de verandering i.p.v. de onzekerheid dat er een derde variabele is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het doel van controle?

A

Laten zien dat de geobserveerde relatie tussen de twee variabelen niet beïnvloed wordt door andere variabelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

NIET ELKE BIJKOMENDE VARIABELE IS EEN STORENDE VARIABELE - leg uit

A

Alleen een storende variabele als het een effect heeft op de afhankelijke variabele

Alleen een storende variabele als het systematisch varieert met de onafhankelijke variabele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de 3 methoden om bijkomende variabelen (die potentieel storende variabelen kunnen zijn) te controleren?

A
  1. Variabele constant houden
  2. Matching
  3. Randomiseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Variabele constant houden als methode om bijkomende variabelen (die potentieel storende variabelen kunnen zijn) te controleren.

A
  • Hiermee elimineer je het effect.
  • Variabelen die niet variëren hebben geen effect.
  • Kan ook met range i.p.v .volledig constant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Matching als methode om bijkomende variabelen (die potentieel storende variabelen kunnen zijn) te controleren.

A
  • Niveaus van de bijkomende variabelen matchen over de condities heen
  • Hiermee kan je contrabalanceren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Randomiseren als methode om bijkomende variabelen (die potentieel storende variabelen kunnen zijn) te controleren.

A

o Participanten random toewijzen aan condities en dan gaat men ervan uit dat de participant karakteristieken ook random verdeeld zijn
o Hiermee kan je contrabalanceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarvoor hebben we controlecondities?

A

ze dienen als baseline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de twee soorten controle condities

A
  1. geen-behandeling controle condities
  2. placebo controle condities
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

placebo

A

niet werkzame stof/medicatie die een effect teweegbrengt omdat de participant dat effect verwacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn manipulatiechecks?

A

Bijkomende meting om na te gaan hoe de participanten de manipulatie waarnemen en interpreteren of om het succes van de manipulatie na te gaan.

17
Q

Wat zijn de twee manieren om manipulatiechecks te doen?

A

i. Expliciete meting van de onafhankelijke variabele
ii. Vragenlijst die peilt naar perceptie/interpretatie participanten van de manipulatie

18
Q

wat is het belang van manipulatiechecks

A
  • Succes na te gaan van manipulaties die de participant beïnvloeden
  • Na te gaan of participanten subtiele manipulaties hebben opgemerkt
  • Na te gaan of participanten geloven in de effectiviteit van een placebo bij experimenten met een placebo conditie
  • Na te gaan of een studie die een “echte wereld situatie” wil simuleren succesvol was
19
Q

simulatie

A

the creation of conditions within an experiment that simulate or closely duplicate the natural environment

20
Q

twee soorten simulatie

A

mundane realism
experimental realism

21
Q

mundane realism

A

The extent to which the experimental situation resembles a real-life event

22
Q

experimental realism

A

How much the research study places people in the appropriate psychological state and gets them involved in the research in a manner that results in meaningful behaviour.

23
Q

field study

A

Research conducted in a place hat the participant perceives as a natural environment.

24
Q

wat is het doel van randomiseren?

A

The goal of randomization is to disrupt any systematic relation between extraneous variables and the independent variable

25
Q

Wat zijn de nadelen van matching en variabelen constant houden?

A
  1. the two active methods of control (holding constant and matching) require some extra effort or extra measurement and, therefore, are typically used with only one or two spe- cific variables identified as real threats for confounding.
  2. the disadvantage of limiting generalization (external validity).
26
Q

Wat is het voordeel van randomization

A

randomization has the advantage of controlling a wide variety of variables simul- taneously

27
Q

wat is het nadeel van randomization

A

randomization is not guaranteed to be successful