Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Wat zijn de verschillende methoden om kennis te vergaren?

A
  1. Vasthoudendheid
  2. Intuïtie
  3. Autoriteit
  4. Rationalisme
  5. Empirie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is Vasthoudendheid (Method of Tenacity)?

A
  • Met deze methode ga je ervan uit dat iets waar is omdat het altijd zo is geweest of omdat bijgeloof die informatie ondersteunt.
  • Deze methode is gebaseerd op gewoonte of bijgeloof.
  • Habit leads us to continue believing something we have always believed. (= Belief perseverance).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is Intuïtie (Method of Intuition) en wat zijn de beperkingen?

A
  • Met deze methode ga je ervan uit dat informatie waar is omdat het ‘juist aanvoelt’.
  • Deze methode is gebaseerd op buikgevoel, voorgevoel of instinct.
  • De methode wordt vaak gebruikt als we over geen enkele informatie beschikken.
  • Many ethical decisions or moral questions are resolved by the method of intuition.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is Autoriteit (Method of Authority) en wat zijn de beperkingen?

A
  • Met deze methode ga je ervan uit dat informatie waar sis omdat de informatie afkomstig is van een expert rond dat onderwerp.
  • Deze methode is gebaseerd op het vertrouwen in een autoriteit of expert.
  • Voor veel (onderzoeks)vragen is deze methode een goed startpunt omdat het vaak de snelste en makkelijkste manier is om informatie te verkrijgen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is Rationalisme (The Rational Method) en wat zijn de beperkingen?

A
  • Met deze methode ga je ervan uit dat iets waar is of zoek je antwoorden op een vraag door logisch te redeneren.
  • Deze methode is gebaseerd op logica.
  • We vertrekken van een stel gekende feiten of assumpties (=premissen) en gebruiken logica om tot een conclusie of antwoord te komen.
  • De rationale methode start pas na de premissen!!!
  • Je probeert niet daadwerkelijk alle mogelijkheden uit, maar je overweegt de mogelijkheden en consequenties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is Empirie (The Empirical Method) en wat zijn de beperkingen?

A
  • Met deze methode gaan we ervan uit dat iets waar is of we zoeken antwoorden door directe observatie of directe sensorische ervaringen.
  • This method is a product of the empirical viewpoint in philosophy, which holds that all knowledge is acquired through the senses.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de gelijkenissen tussen Vasthoudendheid, intuïtie en autoriteit?

A
  1. Niet-kritische technieken.
  2. Nuttig voor het beantwoorden van vragen die geen belangrijke consequenties hebben indien een fout antwoord geaccepteerd wordt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de gelijkenissen tussen rationalisme en empirie?

A
  1. Stellen meer eisen aan de info en antwoorden die ze produceren.
  2. Cruciale componenten van de wetenschappelijke methode.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de wetenschappelijke methode?

A
  • Manier om kennis te vergaren waarbij specifieke vragen geformuleerd worden en er vervolgens systematisch naar antwoorden gezocht wordt.
  • Bevat verschillende elementen van de niet-wetenschappelijke methoden.
  • Deze combinatie tracht beperkingen van individuele methode te vermijden.
  • Doel = zo accuraat mogelijke antwoorden bekomen
  • Bevat verschillende stappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de verschillende stappen van de wetenschappelijke methode?

A

Stap 1: observatie van gedrag of andere fenomenen

Stap 2: Hypotheses vormen

Stap 3: Predicties vormen

Stap 4: Evalueer de predictie met behulp van systematische geplande observaties

Stap 5: Gebruik de observaties om de hypothese te ondersteunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de drie belangrijke principes van de wetenschappelijke methode?

A
  1. Wetenschap is empirisch.
  2. Wetenschap is openbaar.
  3. Wetenschap is objectief.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de pseudowetenschap?

A

Pseudowetenschap = A system of ideas often presented as science but actually lacking some of the key components that are essential to scientific research.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wetenschap vs pseudowetenschap

A

W = A theory is scientific if it can specify how it could be refuted.
P = Negative results that don’t support the theory are discounted.

W = Science demands an objective and unbiased evaluation of all the available evidence.
P = Pseudoscience tends to rely on subjective evidence such as testimonials and anecdotal reports of success.

W = Science actively tests and challenges its own theories and adapts the theories when new evidence appears.
P = Pseudoscience tends to be stagnant through the years.

W = Scientific theories are grounded in pas science.
P = Pseudoscience tends to create entirely new disciplines and techniques that are unconnected to establish theories and empirical evidence.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is kwantitatief onderzoek?

A
  • Onderzoekt variabelen die typisch variëren in kwantiteit.
  • Data zijn meestal numerieke scores die samengevat, geanalyseerd, geïnterpreteerd kunnen worden met statistische procedures.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is kwalitatief onderzoek?

A
  • Data zijn meestal meer narratief van aard
  • Observatie, interviews, etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de verschillende stappen van de empirische cyclus?

A

STAP 1: Ontwikkelen van een onderzoeksidee: Selecteer een thema en review wetenschappelijke literatuur om een onbeantwoorde vraag te vinden.
= Tijdens dit proces zal je ook kennis verwerven omtrent de variabelen die binnen dit thema onderzocht worden en hoe we gerelateerd zijn aan elkaar

STAP 2: Vorm een hypothese
= Op basis van jouw onderzoeksvraag en de relevante wetenschappelijke literatuur; geeft een voorlopig antwoord op je onderzoeksvraag.

STAP 3: Bepaal hoe je jouw variabelen zal definiëren en meten
= Kan gebaseerd zijn op wetenschappelijke literatuur.
= Eens de variabelen gedefinieerd zijn: hypothese vertalen in predicties.

STAP 4: Identificeer de participanten, beslis hoe ze worden geselecteerd en houd ethiek in gedachten
= Als je stap 3 en 4 hebt gedaan, dan heb je een specifiek onderzoek gecreëerd dat de hypothese uit stap 2 gaat testen.

STAP 5: Selecteer een onderzoeksstrategie
= Algemene aanpak om je hypothese te evalueren
= De onderzoeksstrategie wordt bepaald door 2 factoren:
1.Het type vraag
2.Ethiek en andere beperkingen zoals “equipment availability”

STAP 6: Selecteer een onderzoeksdesign
= Specifieke methodes en procedures
= Welke/hoeveel condities heb je nodig
= Binnen-groep design of tussen-groep design?

STAP 7: Voer de studie uit (dataverzameling)

STAP 8: Evalueer de data
= Gebruik van statistische methodes

STAP 9: Rapporteer de resultaten

STAP 10: Verfijn of herformuleer je onderzoeksidee
= Onderzoek genereert vaak meer vragen dan dat het beantwoordt

(i) Hypothese bevestigd:
1.Onderzoek de grenzen van het resultaat: Geldt dit nog steeds met een andere doelgroep/met andere bijkomende variabelen/etc.?
2.Verfijn de onderzoeksvraag: Wat veroorzaakt mijn resultaat/ Wat is het onderliggende mechanisme? /etc.
(ii) Hypothese weerlegd: Premissen bijstellen

17
Q

Wat zijn de beperkingen van vasthoudendheid?

A
  1. De informatie die we hiermee verwerven is niet altijd juist.
  2. Er is geen methode om deze uitspraken te corrigeren.
  3. Zelfs als er bewijs is van het tegendeel, is het heel moeilijk om het algemeen aanvaardde ‘geloof’ te veranderen.
18
Q

Wat zijn de beperkingen van intuïtie?

A
  1. Er is geen enkele manier om accurate en foutieve informatie te onderscheiden.
19
Q

Wat zijn de beperkingen van Autoriteit?

A
  1. Deze methode levert niet altijd accurate informatie op.
  2. Experts kunnen biased zijn.
  3. De informatie kan een subjectieve opinie reflecteren.
  4. Expertise wordt amper in vraag gesteld.
  5. Mensen geloven de experts heel vaak en dus wordt deze methode ook vaak de ‘Methode van Geloof’ genoemd.
  6. Niet alle experts zijn echte experts.
  7. Wij gaan er vaak vanuit dat expertise in één gebied kan worden gegeneraliseerd naar andere onderwerpen.
20
Q

Wat zijn de beperkingen van rationalisme?

A
  1. Alles valt op de juistheid van de premissen.
  2. Alles valt of staat bij de juistheid van het logisch redeneren.
21
Q

Wat zijn de beperkingen van empirie

A
  1. Onze waarneming en interpretatie zijn niet altijd correct. (bv. Visuele illusies)
  2. Invloed van voorkennis/verwachtingen/gevoelens op perceptie.
  3. Misinterpretatie van sensorische ervaring
  4. Kost tijd (trial-and-error methode)
  5. Kan gevaarlijk zijn (bv. Testen of iets giftig is)
22
Q

Leg stap 1 van de wetenschappelijke methode uit.

A

Stap 1: observatie van gedrag of andere fenomenen
- Observaties maken van de wereld rondom je. Iets kan dan je aandacht trekken en roept vragen op.
- Vaak informeel, niet gepland en niet systematisch.
- Vaak worden observaties gegeneraliseerd; op basis van een paar specifieke observaties wordt er een algemene conclusie bereikt = Inductie

23
Q

Leg stap 2 van de wetenschappelijke methode uit.

A

Stap 2: Hypotheses vormen
- Identificatie van variabelen die geassocieerd zijn met je observatie.
- Je observaties kunnen beïnvloed worden door verschillende variabelen en deze kunnen de observatie deels verklaren.
- Een mogelijke verklaring voor je observatie evalueren in een wetenschappelijke studie; hypothese vormen.

24
Q

Leg stap 3 van de wetenschappelijke methode uit.

A

Stap 3: Predicties vormen
- Hypothese toepassen op een specifieke, observeerbare situatie.
- Een hypothese kan aanleiding geven tot verschillende predicties.
- Een predictie kan gemeten en geobserveerd worden.
- Predicties moeten toetsbaar zijn; moet mogelijk zijn om predicties te ondersteunen of weerleggen met observaties.

25
Q

Leg stap 4 van de wetenschappelijke methode uit.

A

Stap 4: Evalueer de predictie met behulp van systematische geplande observaties
- Hier vindt het eigenlijke onderzoek of dataverzameling plaats
- Een fair en niet-gebiaste test van de onderzoekshypothese door te observeren op de predictie correct is.
- Los van subjectieve interpretatie en verwachtingen.

26
Q

Leg stap 5 van de wetenschappelijke methode uit.

A

Stap 5: Gebruik de observaties om de hypothese te ondersteunen
- Vergelijk de observaties met de predicties gebaseerd op de hypothese.
- “To what extent do the observations agree with the predictions?”
- Vanaf hier kan je eventueel terug naar STAP 2 om je hypothese te hervormen.

27
Q

Variabelen

A

Karakteristieken of condities die variëren binnen en/of tussen verschillende personen.

28
Q

Hypothese

A

Een mogelijke verklaring voor je observatie evalueren in een wetenschappelijke studie; Geen definitieve, maar een mogelijke, voorlopige verklaring die getest en kritisch geëvalueerd moet worden

29
Q

Inductie

A

Op basis van een paar specifieke voorbeelden kunnen we een algemene conclusie bereiken.

30
Q

Deductie

A

Op basis van een algemene stelling bereiken we conclusies over specifieke voorbeelden.

31
Q

Leg het eerste belangirjke principe uit van de wetenschappelijke methode (Wetenschap is Empirisch).

A

= We zoeken antwoorden door gebruik te maken van gestructureerde en systematische observaties.

32
Q

Gestructureerde observatie

A

Observaties zijn duidelijk gestructureerd dat ze oftewel ondersteuning of weerlegging van de hypothese bieden.

33
Q

Systematische observatie

A

Observaties zijn systematisch in de zin dat ze uitgevoerd worden in een set van condities zodat we onze vraag accuraat kunnen beantwoorden.

34
Q

Leg het tweede belangirjke principe uit van de wetenschappelijke methode (Wetenschap is openbaar).

A

= Observaties zijn beschikbaar voor de evaluatie van andere.
a. Stap-voor-stap proces kan gerepliceerd worden door andere wetenschappers.
b. Gedetailleerde beschrijving van de methode.
c. Verzekert verifieerbaarheid.
d. Peer review

35
Q

Leg het derde belangrijke principe uit van de wetenschappelijke methode (Wetenschap is objectief).

A

a. Overtuigingen en biases hebben geen invloed op de resultaten van de studie.
b. Soms gebruik van blinde procedures; waarbij onderzoekers die observaties verzamelen blind zijn voor de details van de studie