Hoofdstuk 7 Flashcards

1
Q

Side note: Wij zijn visuele wezens. Onze ogen zijn onze primaire toegangspoort tot het waarnemen en begrijpen van de fysieke wereld waarin we overleven. We zeggen ‘ik begrijp’ om ‘ik begrijp het’ te bedoelen, en als we aan een bewering twijfelen, zeggen we: ‘ik zou het moeten zien om het te geloven’. Ons visuele systeem geeft ons zulke rijke, heldere, solide ogende en over het algemeen bruikbare waarnemingen van de fysieke wereld dat het gemakkelijk voor ons is om te vergeten dat de fysieke wereld en ons zicht erop niet hetzelfde zijn.

In werkelijkheid zijn onze visuele waarnemingen subjectieve, psychologische ervaringen die onze hersenen creëren op basis van aanwijzingen in de lichtpatronen die door objecten worden gereflecteerd. De machinerie die ten grondslag ligt aan ons vermogen om dergelijke percepties te produceren, is ongelooflijk complex. Hersenwetenschappers hebben geschat dat ergens tussen de 25 en 40% van het menselijk brein uitsluitend of voornamelijk is gewijd aan de analyse van input van de ogen (Gross, 1998; Sereno et al., 1995). Het is geen wonder dat visie de zin is waaraan psychologen de meeste aandacht hebben besteed.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe helpen het hoornvlies om beelden op het netvlies te vormen?

A
  • De hoornvlies helpt om het licht dat er doorheen gaat te focussen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe helpt de lens om beelden op het netvlies te vormen

A

Achter de iris bevindt zich de lens, die bijdraagt ​​aan het focusproces dat door het hoornvlies is begonnen. In tegenstelling tot het hoornvlies is de lens verstelbaar; het wordt bolvormiger wanneer wordt scherpgesteld op objecten dicht bij het oog en vlakker wanneer wordt scherpgesteld op objecten die verder weg zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe helpt de iris om beelden op het netvlies te vormen?

A

De iris is ondoorzichtig, dus het enige licht dat het binnenste van het oog binnenkomt, is het licht dat door een gat gaat dat de pupil wordt genoemd, het zwart lijkende centrum in de iris. Spiervezels in de iris maken het mogelijk om de diameter van de pupil te vergroten of te verkleinen om meer of minder licht binnen te laten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In visie (zicht) is transductie de functie van?

A

de fotoreceptorcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In elk oog zijn miljoenen fotoreceptorcellen gerangschikt, mozaïekachtig, in een dunne laag van het meerlagige netvlies. Deze cellen zijn van twee soorten:

A
  1. kegels

2. staafjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doen kegels in fotoreceptorcellen? (fotoreceptor)

A

die scherp gefocust kleurenzicht mogelijk maken bij fel licht

zijn het meest geconcentreerd in de fovea (centrale focus), het gebied ter grootte van een speldenknop van het netvlies dat zich in de meest directe gezichtslijn bevindt, dat gespecialiseerd is voor hoge gezichtsscherpte (het vermogen om kleine details te onderscheiden). De concentratie van kegeltjes neemt sterk af met toenemende afstand tot de fovea

6 miljoen kegeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn staafjes in fotoreceptorcellen?

A

die zicht mogelijk maken bij weinig licht.

Staafjes daarentegen komen overal in het netvlies voor, behalve in de fovea, en zijn het meest geconcentreerd in een ring op ongeveer 20 graden van de fovea

120 miljoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het transductieproces; Het buitenste segment van elke fotoreceptor bevat een fotochemische stof - een chemische stof die reageert op licht. De fotochemische stof van de staafjes wordt, genoemd?

A

rodopsine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurd er (het transductieproces) bij fotochemische stof van de staafjes, rodopsine?

A

Wanneer ze door licht worden geraakt, ondergaan rodopsinemoleculen een structurele verandering die een reeks chemische reacties in het membraan van de staaf veroorzaakt, wat op zijn beurt een verandering in de elektrische lading over het membraan veroorzaak

Het transductieproces voor kegeltjes is vergelijkbaar met dat voor staafjes, maar het verschil is dat er drie soorten kegeltjes bestaan, die elk een andere fotochemische stof bevatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe verschillen kegelzicht en staafzicht?

A

Kegelzicht, ook wel fotopisch zicht of helder lichtzicht genoemd, is gespecialiseerd voor hoge scherpte (het vermogen om fijne details te zien) en voor kleurwaarneming.

Staafzich, ook wel scotopisch zicht of dimlichtzicht genoemd, is gespecialiseerd voor gevoeligheid (het vermogen om te zien bij zeer weinig licht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Side note: Kegels en staafjes vormen de uitgangspunten voor wat kan worden beschouwd als twee afzonderlijke maar op elkaar inwerkende visuele systemen in het menselijk oog.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kwam Kegelvisie tot stand door natuurlijke selectie?

A

, om ons in staat te stellen fijne details te zien bij daglicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kwam staafvisie tot stand door natuurlijke selectie?

A

om ons in staat te stellen op zijn minst de vage contouren van objecten ‘s nachts te zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Side note: Bij zeer weinig licht kun je objecten het beste zien als je er niet direct naar kijkt - omdat, zoals eerder opgemerkt, de fovea (het deel van het netvlies in de directe gezichtslijn) geen staafjes bevat. Je kunt dit in een donkere kamer of op een donkere nacht demonstreren door een object te identificeren om naar te kijken. Het object verdwijnt als je er recht naar kijkt, maar verschijnt weer als je je blik een beetje opzij richt.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de chemische basis voor donkeradaptatie?

A

De geleidelijke toename in gevoeligheid die optreedt nadat u een verduisterde kamer binnengaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de chemische basis voor lichtadaptatie?

A

de snellere afname in gevoeligheid die optreedt nadat u een felle lamp aandoet of in zonlicht stapt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Side note: De iris draagt ​​bij aan deze adaptieve processen door de pupil te verwijden (verwijden) bij weinig licht en te vernauwen bij fel licht. Een volledig verwijde pupil laat ongeveer 16 keer zoveel licht door als een volledig vernauwde pupil.

De belangrijkste bijdrage aan de aanpassing aan donker en licht komt echter van de verschillende gevoeligheden van staafjes en kegeltjes.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer zie je in kegeltjes?

A

In zonlicht zie je dus volledig met je kegels, en zelfs in een typische kunstmatig verlichte kamer zie je meestal met je kegels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoelang duurt het ongeveer voordat rodopsine (staafjes) volledig zijn geregenereerd.

A

Het duurt ongeveer 25 minuten (lichte kamer naar donker)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoelang duurt het ongeveer voordat rodopsine (staafjes) volledig zijn afgebroken

A

Binnen ongeveer 5 (Donkere kamer naar licht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke van de klassieke theorieën over kleurenzicht stelt dat het zien van kleuren veroorzaakt wordt door de gecombineerde activiteit van drie verschillende typen receptoren die elk gevoelig zijn voor een verschillende verzameling golflengtes?

A

De trichromatische theorie (trichromatic theory)

Er zijn drie receptoren in het netvlies die verantwoordelijk zijn voor de waarneming van kleur. Eén receptor is gevoelig voor de kleur groen, een andere voor de kleur blauw en een derde voor de kleur rood. Deze drie kleuren kunnen vervolgens worden gecombineerd om elke zichtbare kleur in het spectrum te vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat bevatten de kortere golven van elektromagnetische energie, onder ons zichtbare bereik? (3 dingen)

A

ultraviolette stralen, röntgenstralen en gammastralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat bevatten langere golven, boven ons zichtbare bereik? (3 dingen)

A

infraroodstralen, radarstralen en radiogolven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

De golflengten van het voor mensen zichtbare licht variëren van?

A

ongeveer 400 tot 700 nm (1 nm, of nanometer, is een miljardste van een meter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat houdt de driedimensionaal omgekeerd prisma in?

A

Drie verschillende golflengten van licht (primaire kleuren genoemd) kunnen worden gebruikt om elke kleur te matchen die het oog kan zien als ze in de juiste verhoudingen worden gemengd.

toont de kleuren VIBGYOR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Side note: De primaire golflengten kunnen drie willekeurige golflengten zijn, op voorwaarde dat een van het langegolfeinde van het spectrum (rood), een van het kortegolfeinde (blauw of violet) en een van het midden (groen of groen-geel)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat kan er volgens de wet van complementariteit? (kleur)

A

kunnen paren golflengten worden gevonden die, wanneer ze bij elkaar worden opgeteld, de visuele sensatie van wit produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Er zijn twee theorieën over kleurenzien, beide ontwikkeld in de negentiende eeuw?

A
  1. de trichromatische theorie
  2. de tegenstander-procestheorie.

Jarenlang werd gedacht dat deze twee theorieën met elkaar in tegenspraak waren, maar we weten nu dat beide waar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat houdt de trichromatische theorie over kleurenzien in?

A

Volgens de trichromatische theorie komt kleurenzien voort uit de gecombineerde activiteit van drie verschillende soorten receptoren, die elk het meest gevoelig zijn voor een ander golflengtebereik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Side note: Figuur 7.7 toont een benadering van de werkelijke gevoeligheidscurves voor elk type kegel. De kegeltjes zijn gelabeld als “blauw”, “groen” en “rood”, naar de kleur die wordt ervaren wanneer dat type kegel veel actiever is dan de andere typen. Merk op dat elke gegeven golflengte van licht een unieke verhouding van activiteit produceert in de drie soorten kegeltjes. Een licht van 550 nm, dat wordt gezien als groenachtig geel, produceert bijvoorbeeld een iets grotere respons in “rode” kegels dan in “groene” kegels en een zeer lage respons in “blauwe” kegels. Diezelfde reactieverhouding in de drie kegeltypes zou kunnen worden geproduceerd door een mengsel van rode, groene en blauwe primaire kleuren in het oog te schijnen, waarbij de eerste twee veel intenser zijn dan de laatste. Het resultaat zou een perceptuele ervaring zijn van groenachtig geel die niet te onderscheiden is van die geproduceerd door het licht van 550 nm.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Hoe heet het dat iemand het gezichtsvermogen aan slechts twee, niet drie, soorten kegelfotochemicaliën omvatten.

A

dichromie: Deze mensen zien volgens een twee-primaire wet van kleurmenging in plaats van de drie-primaire wet. Voor hen kan elke kleur die ze kunnen zien worden aangepast door de verhouding van slechts twee verschillende golflengten van licht te variëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

waarom zijn mensen met kleurblind niet goed in het plukken van kersen?

A

Omdat de kers rood is en het blad groen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoe verschilt de kleurvisie van de meeste niet-primaire zoogdieren, en die van de meeste vogels, van die van de meeste mensen?

A

Niet primaire zoogdieren hebben twee soorten kegeltjes (groen en blauw

De meeste vogels hebben daarentegen vier soorten kegels. Naast “rode”, “groene” en “blauwe” kegeltjes hebben ze een vierde reeks kegeltjes die maximaal gevoelig zijn voor golflengten in het ultraviolette bereik (korter dan 400 nm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat ontbreekt er bij iemand die dichromie (2 van de 3 kegelfotochemicaliën) heeft?

A

de “rode” of de “groene” kegeltjes (meestal de laatste)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Side note: dichromie (2 van de 3 kegelfotochemicaliën) ; Omdat het defecte gen recessief is en de genen voor zowel de “rode” als de “groene” fotochemicaliën zich op het X-chromosoom bevinden, komt deze eigenschap veel vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. Mannen (zoals besproken in hoofdstuk 3) hebben maar één X-chromosoom, geerft van de moeder, dus een enkel defect gen op dat chromosoom kan kleurenblindheid veroorzaken

Ongeveer 5% van de mannen en 0,25% van de vrouwen heeft geen fotochemische “rode” of “groene” kegel en is rood-groen kleurenblind, wat betekent dat ze moeite hebben met het onderscheiden van kleuren variërend van groen tot het rode uiteinde van het spectrum

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Side note: De trichromatische theorie verklaart de drie-primaire wet en bepaalde soorten kleurenblindheid goed, maar het verklaart niet de wet van complementariteit - hoe bepaalde paren golflengten de ervaring van wit produceren.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat doet de tegenstander-procestheorie (Ewald Hering) ?

A

Een theorie van kleurenvisie, ontworpen door Hering om de wet van complementariteit uit te leggen, houdt in dat eenheden (neuronen) die de perceptie van kleur bemiddelen, worden opgewekt door één reeks golflengten en geremd door een andere (complementaire) reeks golflengten. Volgens de theorie heffen dergelijke eenheden de waarneming van kleur op wanneer twee complementaire golflengtebereiken worden gesuperponeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Side note; complementaire kleuren van licht zijn blauw en geel, of groen en rood. Als u bijvoorbeeld begint met blauw licht en geleidelijk meer van zijn complement (geel) toevoegt, is het resultaat niet “blauwgeel” maar een steeds bleker (meer onverzadigd) blauw, dat uiteindelijk wit wordt. Om dergelijke waarnemingen te verklaren, stelde Hering (1878/1964) voor dat kleurperceptie wordt gemedieerd door fysiologische eenheden (die we nu neuronen noemen) die kunnen worden opgewekt of geremd, afhankelijk van de golflengte van het licht, en dat complementaire golflengten tegengestelde effecten hebben (dat wil zeggen, ze activeren “tegengestelde processen”) op deze tegenstander-proceseenheden.

A
40
Q

Hoe verklaart de tegenstander-procestheorie de wet van complementariteit in kleurmenging?

A

Een mengsel van golflengten van de blauwe en gele delen van het spectrum, of van de groene en rode delen, lijkt wit (kleurloos maar helder) omdat de twee reeksen golflengten elkaar opheffen in hun effecten op kleurdetectoren, maar samenwerken om exciteer helderheidsdetectoren.

41
Q

Hoe verklaart de tegenstander-procestheorie de complementariteit van nabeelden?

A

De kleuren in het nabeeld zijn complementair aan die in het origineel: wat groen was, wordt rood; wat geel was, wordt blauw; en wat zwart was, wordt wit

42
Q

Side note: Ultraviolette monden, De gapende snavels en monden van deze spreeuwennesten zouden voor ons zwart lijken, maar, zoals te zien is op deze UV-foto, reflecteren ze ultra violet licht. Ze zijn ideaal ontworpen om de aandacht van de moederspreeuw te trekken zonder die van zoogdierroofdieren aan te trekken die ultraviolet licht niet kunnen zien

A
43
Q

Vanaf wanneer is het vermogen om te accommoderen ‘volwassen’?

A

8 weken

44
Q

Vanaf wanneer is onvergentie (beide ogen kijken naar hetzelfde object) en coördinatie (beide ogen volgen een bewegende stimulus op een gecoördineerde manier) ‘volwassen’ bij een baby?

A

6 maanden

45
Q

Side note: Het visuele systeem van pasgeborenen is natuurlijk verre van wat het zal worden, maar als twee stimuli voldoende van elkaar verschillen, zullen zelfs pasgeborenen ze kunnen ‘zien’ en van elkaar onderscheiden. We weten dit omdat baby’s die een visuele stimulus te zien krijgen, hun kijktijd verkorten als gevolg van herhaalde presentatie van die stimulus

Terwijl de normale gezichtsscherpte voor volwassenen 20/20 is (men kan op een afstand van 20 voet zien wat een persoon met een “normaal” zicht op 6 voet kan zien), lopen schattingen van de pasgeboren gezichtsscherpte uiteen van 20/400 tot 20/600 (Slater, 1995; Teller, 1997). Dit zou pasgeborenen in de meeste staten wettelijk blind maken. Er is echter veel dat zeer jonge baby’s kunnen zien met dit niveau van scherpte, inclusief details van het gezicht van een ouder tot op twee meter afstand

A
46
Q

Side note: Elk object dat we zien, kan worden beschouwd als bestaande uit een reeks elementaire stimuluskenmerken, waaronder de verschillende rechte en gebogen lijnen die de contouren van het object vormen, de helderheid en kleur van het licht dat het object weerkaatst, en de beweging of het gebrek aan beweging van het object. van beweging met betrekking tot zijn achtergrond. Ons visuele systeem registreert al deze kenmerken en brengt ze samen om één uniforme perceptie van het object te vormen.

A
47
Q

Wat is een cortex?

A

Schors

48
Q

Wat zijn randdetectoren neuronen?

A

Neuronen die het beste reageerden op stimuli die een rechte contour bevatten die een zwarte vlek van een witte vlek scheidde

49
Q

Wat zijn balkdetectoren neuronen?

A

Neuronen die het best op een smalle witte balk tegen een zwarte achtergrond, of op een smalle zwarte balk tegen een witte achtergrond reageren.

50
Q

Side note: Daaropvolgend onderzoek toonde aan dat neuronen in de primaire visuele cortex niet alleen gevoelig zijn voor de oriëntatie van visuele stimuli, maar ook voor andere visuele kenmerken, waaronder kleur en bewegingssnelheid. Zo kan een neuron het beste reageren op een gele balk op een blauwe achtergrond, 15 graden met de klok mee gekanteld en langzaam van links naar rechts bewegend. Over het geheel genomen lijken de neuronen van de primaire visuele cortex en de nabijgelegen gebieden alle stukjes en beetjes visuele informatie bij te houden die in een scène beschikbaar zouden zijn. Vanwege hun gevoeligheid voor de elementaire kenmerken van een scène, worden deze neuronen kenmerkdetectoren genoemd.

A
51
Q

Wat is het verschil tussen parallelle verwerking en seriële verwerking?

A

parallelle verwerking betekent dat deze stap gelijktijdig werkt op alle delen van de stimulus (Dat wil zeggen, ons visuele systeem pikt in één keer alle primitieve kenmerken op van alle objecten waarvan de lichtstralen ons netvlies raken)

en

seriële verwerking

52
Q

Wat houdt de feature-integratietheorie van Treismans in?

A

De theorie begint met de bewering dat elke waargenomen stimulus, zelfs een eenvoudige zoals een X bestaat uit een aantal duidelijke primitieve zintuiglijke kenmerken, zoals de kleur en de helling van de afzonderlijke lijnen. Om de stimulus als een verenigde entiteit waar te nemen, moet het perceptuele systeem deze individuele kenmerken detecteren en integreren in een geheel.

heeft 2 fases

De essentie van Treismans theorie is dat de detectie en integratie opeenvolgend plaatsvinden, in twee fundamenteel verschillende stappen of stadia van informatieverwerking.

53
Q

wat gebeurt er in de 2 fases van de feature-integratietheorie van Treismans?

A

In fase 1 is de detectie van kenmerken, die onmiddellijk plaatsvindt en parallelle verwerking (betekent dat deze stap gelijktijdig werkt op alle delen van de stimulus) omvat

In fase 2 is de integratie (geheel) van kenmerken, die meer tijd kost en uiteindelijk leidt tot onze perceptie van hele, ruimtelijk georganiseerde patronen en objecten. Deze stap omvat seriële verwerking, die sequentieel (opeenvolgend) plaatsvindt, op één ruimtelijke locatie tegelijk, in plaats van gelijktijdig over het hele gebied. (we kunnen de twee sets met kenmerken niet tegelijkertijd integreren, een geheel maken)

54
Q

Identificatie van een unieke combinatie van twee of meer functies vereist, welke fase van de Feature-integratietheorie van Treismans?

A

Fase 2, de seriële verwerking

55
Q

Identificatie van een enkel uniek kenmerk kan worden bereikt met, welke fase van de Feature-integratietheorie van Treismans?

A

Fase 1 de parallelle verwerking

56
Q

Wat is illusoire conjuncties?

A

Aandacht wordt niet goed ingezet, waardoor individuele functies verkeerd worden ingezet.

Toen ze bijvoorbeeld een rechte rode lijn en een groene gebogen lijn te zien kregen, wisten alle proefpersonen dat ze een rechte lijn en een gebogen lijn hadden gezien, en een rode kleur en een groene kleur, maar sommigen vergisten zich over welke kleur bij welke lijn hoorde.

57
Q

In welke fase van de Feature-integratietheorie van Treismans, registreert onafhankelijk van hun ruimtelijke locatie en dat verschillende kenmerken die in de ruimte samenvallen (zoals de kleur en kromming van een bepaalde lijn?

A

Fase 1, de parallele verwerking

58
Q

wat betekend Gestalt?

A

‘georganiseerde vorm’ of ‘hele vorm’.

59
Q

Wat is de gestaltbenadering van perceptie door Wertheimer, Koffka en Köhler?

A

De opvatting dat het geheel dat we zien altijd meer is dan de som van de delen waaruit dat geheel is samengesteld.

We kunnen b.v de stoel herkennen ookal zit iemand er op.

60
Q

De Gestaltisten stelden voor dat het zenuwstelsel van nature vatbaar is om te reageren op patronen in de stimuluswereld volgens bepaalde regels, of Gestalt-principes van groepering. Deze principes omvatten de volgende 6 dingen?

A
  1. Nabijheid
  2. Gelijkenis
  3. geslotenheid
  4. goede voortzetting
  5. Gemeenschappelijke beweging
  6. Goede vorm
61
Q

Wat houdt Nabijheid in bij de gestaltbenadering?

A

We hebben de neiging om stimuluselementen die zich dicht bij elkaar bevinden te zien als onderdelen van hetzelfde object en degenen die gescheiden zijn als onderdelen van verschillende objecten. Dit helpt ons een grote set elementen te ordenen in een kleinere set objecten.

3 groepen in plaats van 13 stippen

62
Q

Wat houdt Gelijkenis in bij de gestaltbenadering?

A

We hebben de neiging om stimuluselementen die fysiek op elkaar lijken te zien als onderdelen van hetzelfde object en die welke niet op elkaar lijken als onderdelen van verschillende objecten. Dit helpt ons bijvoorbeeld onderscheid te maken tussen twee aangrenzende of overlappende objecten op basis van een verandering in hun textuurelementen

63
Q

Wat houd geslotenheid in bij de gestaltbenadering?

A

We hebben de neiging om vormen te zien als volledig omsloten door een grens en om gaten in de grens te negeren. Dit helpt ons om complete objecten waar te nemen, zelfs als ze gedeeltelijk worden afgesloten door andere objecten.

64
Q

Wat houdt Goede voortzetting in bij de gestaltbenadering?

A

Wanneer lijnen elkaar kruisen, hebben we de neiging om de lijnsegmenten te groeperen om ononderbroken lijnen te vormen met minimale richtingsverandering. Dit helpt ons te beslissen welke lijnen bij welk object horen wanneer twee of meer objecten elkaar overlappen

65
Q

Wat houdt Gemeenschappelijke beweging in bij de gestaltbenadering?

A

Wanneer stimuluselementen in dezelfde richting en met dezelfde snelheid bewegen, hebben we de neiging ze te zien als onderdeel van een enkel object. Dit helpt ons een bewegend object (zoals een gecamoufleerd dier) te onderscheiden van de achtergrond.

66
Q

Wat houdt goede vorm in bij de gestaltbenadering?

A

Het perceptuele systeem streeft ernaar waarnemingen te produceren die elegant zijn: eenvoudig, overzichtelijk, symmetrisch, regelmatig en voorspelbaar (Chater, 1996; Koffka, 1935). Dit nogal onspecifieke principe omvat de andere principes die hierboven zijn opgesomd, maar omvat ook andere manieren waarop het perceptuele systeem stimuli organiseert in hun eenvoudigste (meest gemakkelijk te verklaren) rangschikking.

67
Q

Side note: De Gestaltisten (in het bijzonder Rubin, 1915/1958) stelden niet alleen de zes zojuist opgesomde principes van groepering voor, maar vestigden ook de aandacht op onze automatische neiging om elke visuele scène op te delen in figuur (het object dat de aandacht trekt) en grond (de achtergrond)

A
68
Q

Wat is het Omkeerbare figuur?

A

Dat je op het zelfde moment twee dingen in een figuur kunt zien.

69
Q

Wat doet het proces dat onbewuste gevolgtrekking wordt genoemd?

A

Zonder je bewuste bewustzijn, met een snelheid die meetbaar is in milliseconden, gebruikt je visuele systeem de zintuiglijke input van een scène om conclusies te trekken over wat er werkelijk aanwezig is

70
Q

Wat doet het proces dat onbewuste gevolgtrekking wordt genoemd?

A

Zonder je bewuste bewustzijn, met een snelheid die meetbaar is in milliseconden, gebruikt je visuele systeem de zintuiglijke input van een scène om conclusies te trekken over wat er werkelijk aanwezig is

71
Q

Wat is visuele agnosie?

A

mensen die, na een beroerte of een andere bron van hersenbeschadiging, nog steeds kunnen zien, maar niet langer kunnen begrijpen wat ze zien

72
Q

Welke 2 type Visuele agnosieën zijn er?

A
  1. visuele vormagnosie

2. visuele objectagnosie

73
Q

Wat gebeurt er bij het type Visuele vormagnosie van Visuele agnosieën?

A

Kunnen zien dat er iets aanwezig is en kunnen enkele elementen ervan identificeren, zoals de kleur en helderheid, maar kunnen de vorm ervan niet waarnemen.

74
Q

Wat gebeurt er bij het type visuele objectagnosie van Visuele agnosieën?

A

de vormen van objecten die ze worden getoond beschrijven en tekenen, maar kunnen ze de objecten nog steeds niet identificeren

75
Q

Wat zijn de anatomische en functionele verschillen tussen twee verschillende visuele banen in de hersenschors?

A
  1. De ‘what’ pad

2. de ‘where and how’ pad

76
Q

Wat gebeurt er bij de ‘what’ pad van visuele stromingen (paden)

A

of de lagere, tijdelijke stroom, is gespecialiseerd voor het identificeren van objecten. biedt het grootste deel van onze bewuste visie.

bij schade kan het lijden tot visuele agnosie

77
Q

Wat gebeurt er bij de ‘where and how’ van de visuele stroming (paden)

A

of de bovenste, pariëtale stroom, houdt een kaart van de driedimensionale ruimte bij en lokaliseert objecten binnen die ruimte.

levert de input die nodig is voor de automatische, snelle en grotendeels onbewuste visuele controle van onze bewegingen met betrekking tot objecten.

78
Q

Welke vermogens blijven behouden bij mensen met schade aan het ‘wat’-pad, maar verloren bij mensen met schade aan het ‘waar-en-hoe’-pad?

A

Het rekening houdt met vorm, grootte, positie en beweging

79
Q

Wat doet schade in de ‘what and how’ pad?

A

relatief weinig of geen moeite met het identificeren van objecten die ze zien, en vaak kunnen ze verbaal beschrijven waar het object zich bevindt, maar ze hebben grote moeite om visuele input te gebruiken om hun bewegingen te coördineren

Hun visie te gebruiken bij het leiden van acties.

80
Q

Side note: Het blijkt dat mensen, hoewel ze onderscheid kunnen maken tussen duizenden verschillende gezichten, beter het verschil kunnen zien tussen sommige soorten gezichten dan andere. Kortom, hoe meer ervaring mensen hebben met bepaalde soorten gezichten, hoe beter ze deze kunnen onderscheiden.

A
81
Q

Welk deel van de hersenen word er gebruikt als mensen gezichten herkennen?

A

spoelvormige gezichtsgebied en de occipitale gezichtsgebied

82
Q

Wat is prosopagnosie?

A

gezichtsblindheid, waarbij schade aan het spoelvormige gezichtsgebied ertoe leidt dat mensen moeite hebben met het herkennen van bekende gezichten, hoewel ze geen gebreken vertonen bij het herkennen van niet-gezicht objecten

83
Q

De belangrijkste binoculaire (twee-ogen) cue voor dieptewaarneming is binoculaire dispariteit, wat is dit?

A

De cue voor dieptewaarneming die voortkomt uit de afzonderlijke (verschillende) weergaven die de twee ogen hebben van een bepaald visueel object of bepaalde scène. Hoe verder weg het object is, des te meer lijken de twee weergaven ervan

84
Q

Wat wordt stereopsis genoemd bij zien?

A

Het vermogen om diepte te zien vanuit een verrekijker

85
Q

Side note: Hoewel dieptewaarneming het meest levendig is met twee ogen, is het zeker niet afwezig met één. Mensen die slechts één functionerend oog hebben, kunnen autorijden, basketballen schieten en voorwerpen oppakken en oppakken zonder te morrelen.

A
86
Q

Betekend bewegingsparallax? (motion-parallax)

A

het bewijs voor dieptewaarneming die voortkomt uit het veranderde beeld dat men heeft van een scène of object wanneer iemands hoofd zijwaarts naar de scène of het object beweegt; hoe verder weg een object is, hoe kleiner de verandering in zicht

87
Q

Waar lijkt Bewegingsparallax op?

A

binoculaire ongelijkheid, ook wel binoculaire parallax genoemd.

In bewegingsparallax komt het veranderde gezichtspunt van de beweging van het hoofd, en in binoculaire parallax (of ongelijkheid), komt het van de scheiding van de twee ogen.

88
Q

Wat wordt er bedoeld bij picturale aanwijzingen voor diepte?

A

De diepte-aanwijzingen die niet alleen werken bij het bekijken van echte scènes, maar ook bij het bekijken van foto’s.

89
Q

Picturale aanwijzingen voor diepte zijn onder meer? (6 dingen)

A
  1. Occlusie: De bomen sluiten (uit het zicht afgesneden) een deel van de bergen af, wat aangeeft dat de bomen dichter bij ons staan ​​dan de bergen.
  2. Relatieve afbeeldingsgrootte voor bekende objecten: Het beeld van de vrouw (zowel op de foto als op het netvlies van de kijker) is hoger dan dat van de bergen. (dichterbij ons)
  3. Lineair perspectief. De rijen planten komen samen (komen dichter bij elkaar) als ze van de bodem naar de bergen gaan, wat aangeeft dat objecten in de richting van de bergen verder weg zijn.
  4. Textuur verloop. Textuurelementen in de afbeelding - met name de afzonderlijke kleurstippen
  5. Positie ten opzichte van de horizon.
  6. Differentiële verlichting van oppervlakken. In echte driedimensionale scènes varieert de hoeveelheid licht die door verschillende oppervlakken wordt gereflecteerd als functie van hun oriëntatie ten opzichte van de zon of een andere lichtbron.
90
Q

Waarom is grootteperceptie afhankelijk van afstandsperceptie?

A

Je ziet het object echter niet als kleiner; het lijkt alleen verder weg.

91
Q

Wat is grootteconstantie?

A

Het vermogen om een ​​object als onveranderd in grootte te zien, ondanks verandering in de afbeeldingsgrootte naarmate het verder weg of dichterbij komt,

92
Q

Wat is de Ponzo illusion van zien?

A

Een visuele grootteillusie waarbij twee convergerende lijnen ervoor zorgen dat objecten tussen de twee lijnen groter lijken bij de convergerende uiteinden van de lijnen en kleiner bij de divergerende uiteinden.

93
Q

Wat is de Müller-Lyer-illusie?

A

Een visuele grootteillusie waarbij een horizontale lijn er langer uitziet als deze aan elk uiteinde is bevestigd aan een naar buiten uitstrekkend, V-vormig object, en er korter uitziet als deze aan elk uiteinde is bevestigd aan een naar binnen uitstrekkend, V-vormig object

94
Q

Wat is de maanillusie?

A

De illusie waardoor de maan groter lijkt wanneer hij dichtbij de horizon wordt gezien en kleiner wanneer hij dichtbij het zenit (maan) wordt gezien, ook al is hij op beide locaties objectief even groot en op dezelfde afstand van de kijker.

95
Q

Wat is onvergentie van zicht?

A

beide ogen kijken naar hetzelfde object

96
Q

Wat is coördinatie van ogen?

A

beide ogen volgen een bewegende stimulus op een gecoördineerde manier

97
Q

Wat is Accommodatie van zicht?

A

het aanpassen van de sterkte van de ooglens om op de gewenste afstand scherp te zien